Heiligen van de dag
- Dit evenement is voorbij.
Heiligen van de dag
4 april
De heilige Jozef de hymnendichter‚ was geboren op Sicilië maar toen het eiland in 830 bezet werd door de moslims vluchtte hij naar Thessalonika. Daar werd hij, 15 jaar oud, monnik in het klooster van Latoma, en daar is hij ook priester gewijd. Hij trok de aandacht door innige vroomheid en studiezin. Daarom werd hij naar de hoofdstad gehaald door de heilige Gregorios de Dekapoliet, in het klooster van de heilige Antipas te Constantinopel. De kerk van Constantinopel zond hem met Gregorios naar Rome om de kerk daar op de hoogte te brengen van het onheil dat door de iconoclasten werd gesticht. Onderweg werd hij echter door zeerovers gevangen genomen en als slaaf verkocht op Kreta.
Gedurende zes jaren verkeerde hij in slavernij maar tegelijk benutte hij de mogelijkheid om velen tot het geloof te brengen. Onder hen was waarschijnlijk ook zijn eigenaar, want hij herkreeg de vrijheid en trok opnieuw naar Constantinopel, waar de vervolging intussen geëindigd was. Hij stond daar in aanzien en genoot het vertrouwen van de heilige patriarch lgnatios en van diens opvolger de heilige Fotios, die hem tot geestelijke vader benoemde van de stadsgeestelijken, en met wie hij opnieuw in ballingschap ging.
Na de dood van Fotios werd hij weer teruggeroepen naar de keizerstad en hij besteedde verder zijn tijd aan het schrijven van hymnen, o.m. bijna 300 canons. Daarvan worden nog steeds enkele gebruikt in de liturgische diensten, maar ze maken slechts een klein deel uit van zijn uitgebreide geschriften. (De meeste van onze canons zijn echter van de hand van een andere Jozef‚ de broer van de heilige Nikolaas de Studiet.) Hij is gestorven op de vooravond van de Grote Donderdag, in 883.
Aan zijn dood is nog een merkwaardige legende verbonden. ln die dagen was een belangrijk burger van Constantinopel een voortdurende gebedsdienst aan het houden in de kerk van de noodhelper de heilige Theodoros, om hulp in een wanhopige positie. Hij was al drie dagen en nachten in de kerk gebleven zonder enig teken te ontvangen en wilde toen in uiterste ellende de kerk verlaten. Maar toen verscheen hem de heilige Theodoros en verontschuldigde zich dat hij de ander zo lang had laten wachten: hij was bezig geweest, samen met de andere door Jozef bezongen heiligen, diens ziel te begeleiden naar het paradijs, en daarom was hij zo lang weggeweest uit zijn kerk!
De heilige Georgios van de Maleon-berg (Peloponnesos)‚ waar hij de ascese van het heilige zwijgen beoefende in de 4e eeuw. Maar later verzamelden zich steeds meer monniken rond hem en er ontstond een gemeenschap van kluizenaars aan wie hij geestelijke leiding gaf. Hij gaf aan elk een persoonlijke gebedsregel voor de rest van hun leven. Ook stond hij in schriftelijk contact met veel andere christenen, die hem om zijn raad en gebed vroegen.
De heilige Zosima was van jongsaf opgevoed in een klooster van Palestina en leidde een voorbeeldig monniksleven in onthouding, zelfverloochening en gebed, zodat velen zijn raad inwonnen en zich naar hem richtten. Toen hij zo tot zijn 53e jaar had geleefd begon hij tevreden over zichzelf te worden en de gedachte drong zich aan hem op dat hij wel zo’n beetje de top van de monastieke ontwikkeling had bereikt. Toen kwam er een stem die tot hem zei: “Ge hebt wel goed gestreden, maar er zijn nog heel wat andere mogelijkheden. Ga naar het klooster aan de Jordaan”.
Zosima gaf hieraan ogenblikkelijk gehoor en trok als Abraham weg uit zijn huis, waar hij zoveel jaren had gewoond. Zonder zich bekend te maken vroeg hij om toegang tot het afgelegen Jordaan-klooster en leefde met de monniken mee. Hij werd gesticht door de daar gevolgde levenswijze. De gehele nacht werd doorgebracht met het zingen van de diensten. Overdag werd er ijverig gewerkt onder het reciteren van psalmen, onderlinge gesprekken werden zoveel mogelijk vermeden. Het voedsel bestond in hoofdzaak uit water en brood.
Maar het meest bijzondere was de wijze waarop de Grote Vasten gevierd werd. Allen communiceerden op de 1e Zondag en daarna trokken ze weg over de Jordaan, terwijl ieder een eigen weg zocht in de woestijn, zo ver mogelijk van de anderen verwijderd, met slechts het hoogst noodzakelijke voedsel bij zich, zoals elk meende te kunnen opbrengen. Vijf weken later kwamen ze weer in het klooster terug op Palmzondag, om gezamenlijk het Pascha te vieren.
Zosima zou door dit gebruik komen tot het hoogtepunt van zijn leven. Hij trok steeds verder de woestijn in, gedreven door de hoop op een bijzondere ontmoeting. Na drie weken volgde toen de ontmoeting met die buitengewone vrouw, de heilige Maria van Egypte, zo ontroerend beschreven in haar levensverhaal. Hij bracht een dag door in opperste verrukking in haar nabijheid en mocht haar levensverhaal horen dat zich in zijn geheugen inbrandde. Toen werd hij weggestuurd met de opdracht volgend jaar voor haar de heilige Communie gereed te houden op de tijd van het Laatste Avondmaal. Hij zag haar toen naar zich toekomen over de Jordaan, toen het reeds avond was.
De volgende Vasten ging hij haar opnieuw opzoeken doch hij vond slechts haar lichaam, met haar naam en stervensbericht op Goede Vrijdag van het vorige jaar, en met het verzoek haar te begraven. Hij was uitgeput van het vasten, de leeftijd en de lange tocht en zag geen kans in de harde bodem te graven. In die omgeving, waar Maria nooit enig dier gezien had, kwam nu een leeuw te voorschijn, die hem hielp bij het graven van een laatste rustplaats.
Pas nu had Zosima verlof zijn verhaal aan de andere monniken te doen en haar sterfdag werd jaarlijks in het klooster gevierd. Zosima leefde daar nog tot hij 100 jaar oud was en is toen in vrede opgegaan tot de Heer en tot de ontmoeting met haar, die hij in de weinige uren van hun samenzijn had lief gekregen met heel zijn ziel. Het was ongeveer het jaar 560.
De heilige Pherbutha met haar zuster en haar dochtertje in Perzië. Zij stond in dienst van de koningin aan het hof van koning Sapor, en om haar grote schoonheid waren er velen die naar haar hand dongen. Toen zij allen afwees, ontstond er een verbitterde stemming tegen haar, en toen de koningin ziek werd, werd zij ervan beschuldigd de koningin vergiftigd te hebben en daarom gevangen genomen. Bij het onderzoek bleek dat ze christen waren, en dat was onder koning Sapor een nog veel ernstiger misdrijf. Zij werden doormidden gezaagd en voltooiden zo hun bloedgetuigenis in het jaar 340.
De heilige Theonas, metropoliet van Thessalonika, was een van de vele Athos-monniken die tot bisschop zijn benoemd. Hij was ingetreden in het Pantokrator-klooster, maar we vinden hem later terug in de Iberische skite, waar hij zich gesteld had onder de leiding van de heilige monnik Jakobos. Na diens dood werd hij uitgezonden om het klooster van de heilige Anastasia de boeienslaakster (farmakolytria), in Galatschi, bij Thessalonika, te besturen. Tenslotte werd hij bisschop van Thessalonika, de hoofdstad van Noord-Griekenland. Hij is in vrede gestorven in 1544.
De heilige Zosimas van Werbosom. Hij was een leerling van de heilige Kornelios Komelski en stichter van het klooster van de verkondiging op een eiland in het Werbosommeer, in het gouvernement Novgorod. Hij is gestorven in het jaar 1550.
De heilige Niketas was een Albaniër van Slavische afkomst Hij werd monnik in het Russische klooster op de Athos, en priester gewijd. Bij een twistgesprek met Turken had hij de onwaarheid van de islam aangetoond en daarom werd hij opgehangen in Serres, in het jaar 1808.
De heilige Plato werd geboren in een adellijke familie in Constantinopel in het jaar 735. Tijdens de grote pest van 746 verloor hij zijn beide ouders en een groot deel van zijn familie. Hij kwam toen onder de hoede van een oom, die schatbewaarder (minister van financiën) was van de keizer. De 11-jarige talentvolle jongen die reeds uitstekend kon schrijven en rekenen, werd zijn vertrouwde helper en kreeg op den duur het gehele beheer in handen. Daardoor kwam hij ook in contact met het hof en de keizer schatte hem hoog om zijn onkreukbaarheid en zijn eenvoud.
Op deze wijze won hij in enkele jaren een groot fortuin, vermeerderd met de grote nalatenschap uit het erfdeel van zijn vader. Hij werd dan ook als een begeerlijke schoonzoon beschouwd en er werd meer om hem geworven dan dat hij op verovering uitging. Maar zijn hart trok naar een hogere liefde; zijn ambitie was om in alle opzichten meester te zijn over zichzelf en zich geheel te wijden aan wat van blijvende waarde is. Steeds meer onttrok hij zich aan de bezigheden die hem zozeer in beslag trachtten te nemen, hij nam de tijd om na te denken, de diensten in de kerk bij te wonen en om als gast in verschillende kloosters te verblijven. Tenslotte ondernam hij de definitieve stap voor zijn verdere leven. Hij schonk zijn slaven de vrijheid en middelen van bestaan en schonk de rest van zijn bezittingen weg. Hij ontvluchtte de gouden kooi van de stad en met een gelijkgezinde dienaar trok hij naar de Olymposberg waar hij een onderkomen zocht in een grot. Daar legde hij zijn wereldse kleding af en schoor zijn lange lokken. Hij bleef hier echter niet maar meldde zich aan de poort van van het Symbolum-klooster op de Olympos, bestuurd door de heilige Theoktistos. Hij was toen 24 jaar oud. De abt stelde zijn gehoorzaamheid op allerlei wijzen op de proef, liet hem zwaar en grof werk doen: koren malen, water aanslepen om de grond te besproeien, mest kruien; en altijd deed hij prompt wat hem gevraagd werd, met een opgeruimd gemoed, al was zijn eigenlijke opdracht het kopiëren van boeken. Theoktistos beschuldigde hem ook van fouten die Plato nooit begaan had, maar deze verdedigde zich niet en volbracht blijmoedig de straf die hem daarvoor werd opgelegd. Bij de dood van Theoktistos in 770 werd hij tot abt gekozen, hoezeer hij zich ook daartegen verzette. Hij was toen 36 jaar. Hij volhardde in zijn strenge levenswijze en voerde zijn ascese nog verder. Hij dronk uitsluitend een weinig water, soms slechts om de andere dag. Zijn maaltijd bestond uit brood, bonen, groenten zonder olie. Deze maaltijd gebruikte hij pas na het negende uur, dus in de namiddag, ook ‘s zondags. Het klooster was een Laura, een verzameling van kluizenaars die elk voor zich leefden maar zondags gezamenlijk de heilige diensten vierden. Ook Plato voorzag door handenarbeid in zijn eigen onderhoud en in dat van verschillende hulpbehoevenden.
Tijdens de iconenstrijd werd zijn onopvallend klooster ongemoeid gelaten, maar toen de vervolging voorbij was, bleek het toch noodzakelijk dat hij, om verschillende zaken te regelen, naar Constantinopel ging. Hij werd daar in het begin in het geheel niet herkend, hij was in de loop der jaren volkomen vergeten geraakt. Maar de mensen die hij voor zaken ontmoette, kwamen onder de indruk van zijn persoonlijkheid. Hij won vanzelf hun vertrouwen, zij legden hem hun moeilijkheden voor en hij wist verschillende slepende vetes tot oplossing te brengen. Ook deed zich de gelegenheid voor, met resten van zijn oude fortuin verschillende mensen uit hun ellende te helpen. En spoedig was hij zo bekend dat hem de bisschopszetel van Nikomedië werd aangeboden door de heilige patriarch Tarasios. Plato weigerde verschrokken en keerde zo snel mogelijk naar zijn afgelegen klooster terug, in de verwachting opnieuw vergeten te worden door de zo oppervlakkig levende en snel veranderende wereld.
Maar toen keizerin Irene de vrede in de kerk had hersteld, stichtte Plato’s familie een klooster in de stad, en in 782 werd hij daar tot abt benoemd. Hij stelde direct de slaven in vrijheid, die aan het bezit van het klooster waren toegevoegd, omdat hij het volkomen onjuist oordeelde dat monniken meesters zouden zijn over armen. Ondanks allerlei oppositie dreef hij dit besluit door, en het beginsel werd weldra als juist erkend en tenslotte ook in alle andere kloosters toegepast.
Hij nam deel aan het tweede concilie van Nicea maar spoedig daarna werd hij getroffen door de ziekte‚ waaraan hij zou sterven in 794, in de ouderdom van zestig jaar. Elk tijdperk van zijn leven had 12 jaar geduurd: zijn jeugd, zijn werelds leven, zijn gewone monniksleven, dan het bestuur van Symbolum en tenslotte het bestuur van het Akkoudion-klooster in de hoofdstad. Zijn gedachtenis wordt ook wel gevierd op de 5e april.
De heilige Isidoros, bisschop van Sevilla. Ten tijde van het bewind der Visigothen was Spanje in overheersende mate ariaans. Maar een Austrasische prinses, gehuwd met de Spaanse prins Hermenegild, had deze tot de orthodoxie bekeerd en dat had hem zijn leven gekost. De koning kreeg echter wroeging dat hij zijn eigen zoon ter dood had laten brengen en werd minder gewelddadig. De zoon van Hermenegild zwoer het arianisme af op het concilie van Toledo in 598. Dit was vooral te danken aan de invloed van de bisschop van Sevilla, de heilige Leander, de oudste broeder van Isidoros, die eveneens adellijke Gothen waren.
Isidoros zelf was geboren in ballingschap, na 570, het is niet bekend waar. Enkele jaren later moet de familie in Spanje teruggekomen zijn, want Gregorius de Grote ontmoette Leander in Constantinopel, toen hij daar verbleef van 578 tot 584; en deze was toen ambassadeur van de Visigothen. Isidoros was wellicht achtergelaten in het ballingsoord Istria, terwille van zijn opvoeding: hij werd een groot Grieks geleerde, en dat schijnt in het barbaarse Spanje onmogelijk.
Over zijn schooljaren wordt verhaald dat hij moeilijk leerde en er daarom een grote hekel aan had. Eens spijbelde hij en trok naar buiten, waar hij in de zon lag bij een kleine bron die uit de rots vloeide. Een klein straaltje viel recht naar beneden en had daar een diepe uitholling in de rots veroorzaakt. Daar hij in feite een denkersnatuur bezat, werd hij door deze waarneming getroffen. Hij kwam tot het besef dat gestaag volgehouden studie ook zijn harde kop zou binnendringen en zette zich voortaan met enorme energie aan het werk.
Na de dood van zijn broer Leander werd Isidoros tot bisschop van Sevilla gekozen. Hij voltooide wat Leander begonnen was: de volledige bekering van het volk uit de ariaanse dwaalleer. Hij schreef ook regels voor het herstel van de monastieke traditie in de kloosters van zijn diocees. Regelmatig organiseerde hij synodes voor meer contact tussen de bisschoppen en versterking van de onderlinge eenheid. Uit die tijd dateert ook een uitvoerig voorschrift hoe zulke synodes gehouden moesten worden:
Op het eerste uur van de dag, nog vóór zonsopgang, moest de betreffende kerk waar de synode gehouden werd, ontruimd worden en de deuren moesten worden gesloten. Er werden bewakers bij de ingang geplaatst Deze mochten voor het begin alleen de bisschoppen binnenlaten, die plaatsnamen in een cirkel. Daarachter kwam een tweede kring van priesters en uitgenodigde leken. Dan werden de deuren weer gesloten. Na een lange stilte, waarin elke bisschop zich richtte tot God, riep de aartsdiaken uit: “Laat ons bidden!” Dan strekten allen zich uit op de grond om langdurig te bidden in stilte. Dan stond een van de oudste bisschoppen op om luidop te bidden terwijl de anderen geprosterneerd bleven. Tenslotte antwoordden allen: “Amen”, en de diaken riep: “Staat op”.
Wanneer dan ieder op zijn plaats gezeten was, bracht een diaken in albe het boek van de canons in het midden van de kring om de voorschriften over het houden van concilies voor te lezen. De aartsbisschop moest dan vermanen om de in te dienen moties ordelijk na elkaar voor te brengen. Elke motie moest in zijn geheel afgehandeld en besproken worden en niet overgeslagen worden ter wille van een andere van meer belang. Als iemand contact wou opnemen met het concilie moest hij dit voorleggen aan de aartsdiaken om het aan de vergadering over te brengen. Deze besliste dan of de betreffende mocht binnenkomen om zijn voorstel te bepleiten. En geen enkele bisschop mocht vertrekken eer het concilie gesloten was verklaard en ieder de ontworpen canons getekend had.
De heilige lsidoros stierf in 636 nadat hij zijn kerk 40 jaar had bestuurd. Toen hij zijn einde voelde naderen liet hij zich voor de laatste maal naar de kerk brengen, begeleid door een weeklagende menigte. Hij werd in het priesterkoor gedragen en neergelegd op een stuk ruw linnen, bestrooid met as. Daar hief hij zijn handen ten hemel en hij vroeg aan allen vergeving. Zo nam hij afscheid van zijn kudde: het was de vooravond van Pasen. Hij vroeg alle aanwezigen voor hem te bidden en deelde al het geld dat hij nog bezat uit onder de armen. Toen werd hij weer naar zijn huis teruggebracht en hij stierf vier dagen later.
Hij heeft talrijke geschriften achtergelaten, waaronder een kroniek vanaf de schepping tot het jaar 626, een geschiedenis van de Gothen, Vandalen en Suëven, een overzicht van de kerkelijke schrijvers, de kerkelijke officies, heiligenlevens, bijbel-commentaren, en zelfs een grammatica. Hij werd dan ook beschouwd als de grote hersteller van het geloof in Spanje. Ook de nog bestaande Mozarabische ritus is grotendeels van hem afkomstig.
De heilige Gwerir was een kluizenaar die leefde in Hamstoke (Cornwall). Over zijn graf werd een kerk gebouwd, bekend door de wonderen die daar geschieden. De tijd van zijn leven is onbekend, maar het moeten de vroege middeleeuwen zijn geweest.
Eveneens op deze dag de heilige Theonas, Simeon en Forbinos, monniken in Egypte; evenals Puplios.
Door de gebeden van deze en al Uw heiligen, Heer Jezus Christus onze God, ontferm U over ons en red ons. Amen.
teksten samengesteld door archimandriet Adriaan – eeuwige gedachtenis !
illustraties door matj. Johanna – eeuwige gedachtenis !
overgenomen met toestemming van het klooster St. Jan de Voorloper in Den Haag.