Heiligen van de dag
- Dit evenement is voorbij.
Heiligen van de dag
4 september
De heilige martelaren Babylas, bisschop van Antiochië, met zijn leerlingen, waaronder de drie broers Epollonios, Prilidianos en Urbanos, met hun moeder Christodoula. Zij werden gearresteerd en toen de rechter er niet in slaagde Babylas tot verloochening te brengen, werd deze, niettegenstaande zijn eerbiedwaardige ouderdom, genadeloos geslagen. Met gebroken ledematen werd hij vastgesnoerd in de kerker geworpen. Ook zijn leerlingen werden zwaar geslagen toen zij bleven roepen: “Wij zijn christen, we offeren niet aan de afgoden!” Babylas stierf aan zijn verwondingen, de anderen werden met het zwaard omgebracht. Zij hebben geleden onder Decius in 251.
De heilige profeet en God-schouwer Mozes (Moyses), de aanvoerder en wetgever van het volk Israël. Hij is in Egypte geboren tijdens de slavernij van het joodse volk dat hij mocht wegvoeren naar het beloofde land. Maar hij is gestorven op de grens daarvan, in de streek Moab, op de berg Phasga, tegenover Jericho. Zijn leven wordt uitvoerig verhaald in de Bijbelboeken Exodus, Leviticus‚ Numeri en Deuteronomium. Hij is gestorven in de ouderdom van 120 jaar, in de 13e eeuw vóór Christus.
Mozes was een der grootste religieuze persoonlijkheden die ooit op aarde verschenen zijn, en door hem heeft God een bepaald stempel gedrukt op geheel het verdere verloop van de geschiedenis der mensheid. Tegelijk is hij een der grootste aanvoerders geweest en de enige die ooit een slavenopstand tot een goed einde heeft gebracht.
De heilige martelaren Babylas van Nikomedië en 84 kinderen, waaronder Ammonios en Donatos. Zij hebben geleden onder Maximiaan te Nikomedië, maar hun lichamen zijn overgebracht naar Byzantium.
De heilige martelaren Ammianos, Julianos, Okeanos en Theodoros uit Kandaulos. Zij werden in de naburige stad Nikomedië uiteengehouwen en verbrand onder Maximiaan in 305.
De heilige Hermione, martelares, gedood in het jaar 117. Zij was een van de vier maagdelijke dochters van de heilige Filippos‚ die profetessen waren in de kerk. Maar de oude bronnen zijn het er niet over eens of het de apostel betreft, die de eunuch van koningin van Candace gedoopt had (Hand. 8) en die 4 dochters had, dan wel een van de zeven diakens die door de apostelen waren aangesteld (Hand. 6). Ook over haar levenseinde zijn de berichten niet eensluidend. Zij moest onder martelingen getuigenis afleggen onder de keizers Trajanus en Hadrianus, en deze op wonderbare wijze te boven zijn gekomen. Zij zou dan in vrede gestorven zijn te Efese in het jaar 117.
De heilige martelaren Theotimos, een christen slaaf, en de door hem bekeerde beul Theodoulos, die samen met Theotimos de vuurdood heeft ondergaan.
De heilige martelaressen Charitina en Eutychia, zusters van de heilige Hermione, met hun geestelijke vader Petronios, leerling van de heilige Johannes de Theoloog.
De heilige Marcellus stierf de marteldood in 178. Tijdens de vervolging van Marcus Aurelius werd hij te Lyon gevangen genomen, samen met een andere christen, Valerianus. Zij slaagden erin te ontvluchten en haastten zich de stad uit Valerianus nam de weg naar Autun, Marcellus trok naar Chalons-sur-Saone. Daar werd hij vriendelijk opgenomen door een landgenoot. Toen Marcellus zag hoe zijn gastheer wierook offerde aan een bronzen afbeelding van Mars-te-paard, en Mercurius en Minerva, die in de hal stonden opgesteld, begon hij te spreken over het verschil tussen de ware God en de valse goden, en dat de mens toch de verplichting had om de waarheid te aanvaarden wanneer deze hem duidelijk aangeboden werd. De ander luisterde geïnteresseerd, en langzamerhand wist Marcellus hem te overtuigen en bracht hij hem tot het ware geloof. Na enige tijd meende Marcellus dat het voor hen beiden niet veilig zou zijn daar nog langer te blijven, en hij ging op weg naar Straatsburg. Onderweg werd hij ingehaald door Priscus, de gouverneur van het district, die de kennelijk beschaafde reiziger uitnodigde zijn gast te zijn. Maar voordat zij aan de maaltijd zouden gaan, wilde Priscus eerst een plechtig offer opdragen. Marcellus wilde niet onder valse voorwendsels bij hem blijven; hij boog diep en verklaarde christen te zijn, en dat hij daarom niet kon deelnemen aan de tafel van de duivel. De verontwaardigde disgenoten schreeuwden: Laat hem tussen twee bomen uiteengescheurd worden! Maar Priscus weigerde om op zulk een overijld plan in te gaan: er moest behoorlijk rechtspraak worden gedaan. Marcellus werd dus gevangen gezet en bij de eerste gelegenheid voor de rechtbank gebracht Deze beval dat hij de afbeeldingen van de Zon en van Saturnus moest aanbidden op de oever van de Saône. Marcellus wees dit voorstel met zoveel verontwaardiging af dat Priscus in woede ontstak en beval dat de weerspannige tot aan zijn middel in de grond begraven moest worden totdat hij van honger gestorven was. Zijn relieken zijn het reisdoel van vele pelgrims, en bevinden zich in de kerk van Saint-Marcel-les-Chalons, niet ver van Chalons-sur-Saône.
De heilige Marinus leefde waarschijnlijk in de tweede helft van de 4e eeuw. Hij wordt ‘diaken’ genoemd, maar hiervan blijkt verder niets. Hij was een steenhouwer uit Dalmatië en in een groeve op de Monte Titano hakte hij drie jaar lang steenblokken voor de bouw van de stadsmuur van Rimini. Daarna werkte hij aan de bouw van een aquaduct voor de stad. Zo werkte, hij 12 jaar als een vroom en oppassend werkman, totdat een Dalmatische vrouw opdook, die beweerde zijn vrouw te zijn. Marinus maakte zich uit de voeten en zocht een schuilplaats in de steengroeve waar hij vroeger gewerkt had. Toen de vrouw hem daar wist op te sporen trok hij steeds hoger de berg op, en hij vestigde zich op de top van een vrijwel ontoegankelijke rotswand. Daar kreeg hij gezelschap van een beer die moeilijke lasten voor hem droeg. De bisschop van Rimini zou hem diaken hebben gewijd. Zijn naam leeft voort als de naam van een kleine republiek in de buurt van deze stad.
De heilige martelaren Antonios, Donatos, Elpidios, Eleusos Euse- bios, Eustikos, Gaison, Gaianos, nog een Gaianos, Kastos, Magnos, Markellos, Maximos, nog een Maximos, Rufinos, Saturninos Silvanos, Vitalikos en nog vele anderen die geleden hebben te Ankyra in Galatië.
De heilige Anthimos, de Blinde, de nieuwe asceet van Kefalonië waar hij geboren was in 1727. Ten gevolge van een pokkenepidemie‚ was hij geheel blind vanaf zijn 7e jaar. Zijn rechteroog werd plotseling genezen tijdens een heilige Liturgie die voor hem werd opdragen. Zo kon hij tenminste lezen en zich ontwikkelen. Toen hij opgegroeid was werd hij zeeman evenals zijn vader, maar na korte tijd kwam hij tot de overtuiging dat hij zijn leven geheel aan het dienen van God moest wijden en hij werd monnik op de Athos. Opnieuw verloor hij het lichamelijk gezichtsvermogen, maar des te wijder opende hij de ogen van zijn ziel, en hij was zozeer met goddelijk licht vervuld dat hij veel andere zielen in dat licht mocht binnenleiden. Want God schonk hem de overtuiging dat hij missionaris moest zijn voor anderen.
Hij trok toen weg van de Athos en verbleef gedurende een jaar op Chios, en daarna op verschillende eilanden van de Egeïsche Zee, waar hij zich aan zware ascese overgaf. Hij leefde van enkele stukjes brood en sliep op de kerkvloer. Vervolgens ging op pelgrimstocht naar Jeruzalem, en vandaar teruggekeerd, besloot hij op het eiland Kastelorison een klooster te stichten. Hij bezat daartoe absoluut geen middelen maar toen door zijn gebed een einde was gekomen aan de moordende droogte die het eiland onbewoonbaar dreigde te maken, bouwde de bevolking uit dankbaarheid het klooster van de heilige groot-martelaar Georgios in 1759 dat nog altijd bestaat. Eveneens vond hij op wonderbare wijze de middelen voor de bouw van een klooster op het eiland Astipaleiou. Hij moest het eiland echter verlaten toen de lasterpraat werd rondverteld dat hij zich zou hebben vergrepen aan de zusters van het klooster.
Toen zes jaar later zijn geboorte-eiland door een vernietigende aardbeving was getroffen, trok Anthimos daarheen om te helpen bij de wederopbouw. Hij installeerde zich toen in een grot bij het door hem herstelde klooster van de heilige Paraskeva, en voerde daar het gemeenschappelijk leven in. De communauteit nam nu weldra in aantal toe. Anthimos pleegde steeds zwaarder ascese. Hij sliep op een plank en op zijn lichaam droeg hij zware kettingen. Dit gaf hem grote innerlijke kracht en hij werd een bekend wonderdoener. Daardoor was hij in staat nog verschillende kloosters te stichten op andere eilanden, waaronder Kreta. Op verzoek van een aantal gelovigen begaf hij zich naar de Peleponnesos, maar onderweg wist hij dat het uur van zijn dood gekomen was, en hij gaf opdracht terug te keren naar Kefalonië. Daar werd hij getroffen door de geelzucht, en hij riep voor het laatst zijn geestelijke kinderen bijeen. Zij moesten niet bang zijn nu hij van hen heenging: “Het enige doel van uw leven is vast te staan in de monastieke geloften, aan God te behagen en uw ziel te redden”. Daarop ging hij op naar de vrede van de Heer op 4 september 1784, in de ouderdom van 57 jaar. 20 jaar later werd zijn gebeente opgegraven en zijn relieken werden verspreid over allerlei plaatsen. In 1974 werd Anthimos officieel heilig verklaard door het patriarchaat van Konstantinopel.
De heilige martelaren Agathon, met zijn moeder Rebekka (Rafika) en zijn broers Ammon, Amonios, Joannes en Petros. Agathon heeft geleden in Ethiopië, de anderen in Alexandrië.
De heilige martelaar Kassianos in Afrika, weigerde als notaris het vonnis uit te schrijven tegen de christen soldaat Markellos. Hij moest daarom delen in diens terechtstelling.
De heilige Magnus (Maginold, Magnoald) was monnik in Sankt Gallen en werd met enkele andere monniken uitgezonden om het geloof te brengen in het Lech-tal. Zij stichtten een nederzetting in Kempten en een kerk met cellen in Füssen, waar zij zich wijdden aan het onderricht van het nog wilde bergvolk van de Algäu. ln deze stad is hij ook gestorven in 750.
De heilige maagd Rosalia, uit het geslacht van Karel de Grote, die vorstendom en hof was ontvlucht uit liefde voor Christus, en als kluizenares in een spelonk heeft geleefd in de streek van Palermo.
De heilige Monessa, maagd, gestorven in 456. Zij was de schone dochter van een heidens Iers stamhoofd, en had reeds vele huwelijksaanzoeken afgewezen omdat zij vaag verlangde naar iets groters. Toen zij de heilige Patrick hoorde spreken over de heilige Moeder Gods Maria die altijd maagd gebleven was, wist zij met een overweldigende vreugde dat hierin de vervulling van haar diepste verlangen lag. En met zulk een geestdrift liet zij zich dopen dat zij, op het ogenblik dat zij opklom uit het doopbad, de boeien van haar geest verbrak en ontsliep in de Heer, om in te gaan in de hemelse vreugden.
De heilige Grada leefde in de 6e eeuw. Zij was uitgehuwelijkt aan een Duitse prins die echter spoedig na het huwelijk stierf. Zij keerde toen naar haar geboorteplaats, Bergamo, terug. Zij vond daar de relieken van Alexander de vaandeldrager, een van de martelaren van het Thebaanse legioen, en bouwde op die plaats een kerk tot hun nagedachtenis. Na de dood van haar ouders bouwde Grada een hospitaal, een gastenverblijf, waar zij de armen diende. Daar is zij ook gestorven, door allen betreurd.
De heilige Ida leefde na de dood van haar man, graaf Egbert van Saksen, aan wie zij uitgehuwelijkt was door Karel de Grote, en met wie zij een voorbeeldig christelijk leven had geleid van voortdurende zorg voor de aan hen toevertrouwde onderdanen, nog lange tijd als weduwe op het kasteel tussen de Rijn en de Weser. Daarbij werd zij gesteund door haar vriendinnen, de heilige Odillia en de heilige Gertrudis. Zij werd vereerd om haar vroomheid en vrijgevigheid. Bovendien had zij de stenen doodkist, die haar toekomstig graf zou worden, voor de ingang opgesteld en zij vulde deze dagelijks met levensmiddelen, waarvan ieder die het wilde, zoveel kon nemen als er behoefte aan was. Haar leven was echter niet alleen gewijd aan goede werken, maar daarin werd ook een grote plaats ingenomen door het gemeenschappelijk en het inwendig gebed, waarbij haar mystieke gaven werden geschonken. Aan haar dood ging een langdurige en pijnlijke ziekte vooraf, maar nooit uitte zij daarover een klacht, zij sprak er zelfs niet over. Zij is gestorven in 813.
Ook nog op deze dag de heilige martelaren Magnus, Castus en Maximus; Marcellus, bisschop van Trier; Sabilos, gestenigd; en Thamel‚ een voormalig afgodspriester, met zijn medemartelaren.
Eveneens op deze dag de heilige bisschoppen van Tobolsk Alexandros en Severianos; Caletrix, bisschop van Chartres‚ 6e eeuw; Candida, een leerlinge van de heilige Petros, in vrede gestorven in Napels; Petronios, leerling en opvolger van de heilige Pachomios de Grote, gestorven in 349; en Salvinus, bisschop van Verdun, 5e eeuw.
Icoon van de heilige Moeder Gods: het Brandende Braambos. Het gaat hier om het braambos waarin Mozes vlammen zag zonder dat het verbrandde. en van waaruit God hem zijn bevelen gaf. Dit wonder werd door de christenen beschouwd als een voorafbeelding van de Maagd Maria.
Door de gebeden van deze en al Uw heiligen, Heer Jezus Christus onze God, ontferm U over ons en red ons. Amen.
teksten samengesteld door archimandriet Adriaan – eeuwige gedachtenis !
illustraties door matj. Johanna – eeuwige gedachtenis !
overgenomen met toestemming van het klooster St. Jan de Voorloper in Den Haag.