Heiligen van de dag
- Dit evenement is voorbij.
Heiligen van de dag
28 augustus, 2021
De heilige Pamba was een van de monniken die zich tijdens een inval van de Tataren in een spelonk verborgen hadden. Hij werd uitgezonden om voedsel te halen, maar werd toen gegrepen en zwaar mishandeld. Hij overleefde echter de folteringen en werd uit de handen van de Tataren bevrijd. Hij leefde verder als rekluus in het klooster.
De heilige Sabbas Pskovski was monnik in het Svjatogorski-klooster van Pskov. Hij trok zich terug in de Kripetskiwoestijn en stichtte daar op den duur het klooster van de heilige Joannes de Theoloog. Hij is er op hoge leeftijd gestorven in 1495.
De heilige Moses de Ethiopiër was een weggejaagde slaaf, een grote kerel met geweldige lichaamskracht, die eens vier man die hem overvielen, de baas wist te blijven. Als verjaagde slaaf had hij geen middel om in zijn levensonderhoud te voorzien en kwam hij vanzelf terecht bij andere rechtelozen, die slechts door diefstal in leven konden blijven. Er vormde zich al snel een bende onder zijn leiding. Tot de sterke verhalen die over hem de ronde deden behoort ook dat hij eens, om zich te gaan wreken, zijn kleren op zijn hoofd bond, zijn zwaard tussen de tanden nam en zo de geweldige Nijl overzwom in de overstromingstijd.
Eens, toen hij wegens een moord door een groep soldaten werd achtervolgd vond hij toevlucht in een woestijnklooster. Daar hoorde hij spreken over het lot dat de mens wacht na zijn dood, eeuwige heerlijkheid of eeuwige straf, naar de wijze waarop men op aarde heeft geleefd. Dit bracht hem aan het denken en hij begon bitter berouw te krijgen over zijn verloren leven. Hij vroeg om opgenomen te worden en beleed al zijn gruweldaden en zijn slechte gedachten. Toen bleek, nadat men hem verschillende dagen aan de poort had laten wachten, dat hij standvastig bleef, werd hij aanvaard en kreeg hij het monnikskleed en de naam Moses. Hij was toen ongeveer 80 jaar oud.
Deze ongedisciplineerde vrijbuiter, die zich nooit iets van iemand had aangetrokken, richtte nu zijn geweldige doorzettingsvermogen tegen zichzelf en van meet af aan gedroeg hij zich als een voorbeeldig monnik. Hij volbracht ogenblikkelijk met vreugde alles wat hem werd opgedragen, hij was met hart en ziel bij de heilige diensten, hij beperkte zijn voedsel alsof hij heel zijn leven had gevast. Hij leefde op water en brood en bleef vaak verschillende dagen geheel zonder voedsel. Hij bracht hele nachten door in gebed zonder enige rust te nemen. En altijd betreurde hij de zonden die hij had begaan en bleef hij zich de geringste van allen achten.
Maar hij liet niet met zich sollen. Toen hij eens in zijn eenzame kluis door vier rovers overvallen werd, schudde hij ze niet slechts van zich af, maar hij bond ze vast, pakte ze in en droeg ze op zijn schouders naar de kerk, waar de broeders bijeen waren, om te vragen wat er met ze gebeuren moest. Toen de slachtoffers hoorden dat het de beroemde roverhoofdman was die hen te pakken had genomen, werden zij op hun beurt heel nadenkend, en zij sloten zich bij de monniken aan.
Zijn kluis was in de woestijn van Sketis, waar de monniken onder leiding stonden van de grote Makarios. Al had hij zich nu de monastieke levenswijze eigen gemaakt, zijn geest kwam nog maar niet tot rust. De slechte gewoonten van zoveel jaren drongen zich met grote kracht aan hem op en Moses liep van de ene oudvader naar de andere om hulp te zoeken. Daarom ook matte hij zijn lichaam af door zwaar werk zonder te eten, en zijn slechte dromen bestreed hij door de nachten wakend door te brengen in gebed. Dan bleef hij onbeweeglijk rechtop staan en durfde zelfs geen metanie te maken, omdat dit eerder een verlichting zou betekenen. Vele jaren lang moest hij deze strijd voeren en tenslotte werd hij er wanhopig onder. Hij kwam in de verleiding om alles maar op te geven, maar ging eerst naar abba Isidoros, een van de grote lichten van de Sketis. Deze vroeg hem op het dak te gaan staan en uit te zien naar het Westen. Daar zag hij de legerscharen der demonen in slagorde geschaard ten aanval. Maar naar het Oosten zag hij een ontelbare menigte van hemelse geesten, indrukwekkend van majesteit en helderder stralend dan de zon. Ge ziet dus, zei Isidoros, hoe, volgens het woord van de profeet Elisa, het aantal van hen die voor ons strijden onvergelijkelijk groter is dan het leger dat ons aanvalt.
Gesterkt door dit visioen nam Moses opnieuw de strijd op. En hij bedacht een nieuw strijdmiddel: elke nacht haalde hij bij de oude asceten de waterkruik om die voor hen te vullen aan de bron, op kilometers afstand. Bij dit zware liefdewerk ontwrichtte hij eens zijn rug, zodat hij een jaar lang verlamd moest blijven liggen eer hij genezen was. Ook andere zware ziekten moest hij verduren, die soms eindigden na het gebed van abba Makarios.
Door dit alles verbreidde zich zijn roem, en de mensen kwamen naar hem toe, om hem te raadplegen of alleen maar te zien. Toen Moses eens hoorde dat de gouverneur in aantocht was om hem te bezoeken, ging hij op weg naar de bewoonde wereld. Zo ontmoette hij de gouverneur die hem vroeg waar de cel van abba Moses te vinden was. Waarop Moses antwoordde: Het loont toch helemaal de moeite niet om die oude sufferd op te zoeken! De gouverneur kwam bij het broederhuis en vertelde wat hem gezegd was. De anderen vroegen zich vol verbazing af wie zoiets over de eerbiedwaardige oudvader had kunnen zeggen. Tot ze op het idee kwamen te vragen hoe die man eruit had gezien. Toen ze hoorden dat het een bijzonder grote, donkere man was geweest, in vodden gehuld, konden ze hem meedelen dat hij abba Moses zelf had gezien.
Tot de uitspraken van abba Moses behoren de volgende: Als iemand niet in zijn hart de overtuiging heeft een zondaar te zijn, verhoort God hem niet. En de betekenis daarvan: Als iemand in zijn hart zijn zonden draagt, dan ziet hij die van zijn naaste niet. Het is als toen de Heer alle eerstgeborenen in Egypte had gedood. Er was geen huis of er was een gestorvene. Het is toch dwaas om als iemand zelf een dode in huis heeft, deze in de steek te laten om de dode van zijn buurman te gaan bewenen! En aan iemand die hem vroeg wat het voor zin had te vasten en nachtwaken te houden: Die maken dat de ziel zich vernedert. Als de ziel deze vruchten voortbrengt, heeft God ter wille daarvan medelijden met haar.
Toen hij ongeveer 85 jaar oud was, waren er zeven broeders bij abba Moses op bezoek. En hij zei hun: Zie, vandaar vallen de Skythen Sketis binnen, neem de vlucht. En op de vraag waarom hij zelf niet weg wilde gaan, zei hij: Ik wacht al sinds jaren op deze dag waarop in vervulling zal gaan wat onze Heer gezegd heeft: Allen die het zwaard grijpen, zullen door het zwaard sterven. Toen wilden de anderen hem niet in de steek laten. De barbaren drongen naar binnen en doodden hen allen op één na, die zich verborgen had achter de stapel palmtouw die klaar lag om verder verwerkt te worden. Dit is gebeurd tegen het jaar 400.
De heilige Job (Hiob) van het Potsjajevklooster. Hij was geboren in 1551 in Galicië, uit orthodoxe ouders. Reeds als kind kwam hij in het klooster van Ugornitski. De abt, die veel mensenkennis bezat, zag zijn bijzondere begaafdheid. Reeds op 12-jarige leeftijd mocht hij de geloften afleggen. Toen hij volwassen was werd hij priester gewijd. Kort daarna kreeg hij het groot schima, met de naam Joan. Daarna werd hij hegoumen van het klooster van Kruisverheffing in Dubno.
Rond 1604 trok hij zich terug op de Potsjajevberg. Daar was een grot waar hij zich overgaf aan het Jezusgebed in stilte. Hij at slechts tweemaal per week of nog minder. Dit leven heeft hij volgehouden tot hij 100 jaar oud was. Toen is hij gestorven op 28 oktober 1651. Nu wordt herdacht het vinden van zijn onbedorven lichaam op 28 augustus 1659.
De heilige profetes Anna, de dochter van Phanuël. Na haar kortstondig huwelijk leefde zij nog slechts voor het gebed en was dag en nacht in de tempel te vinden. Toen zij 84 jaar oud was, mocht zij daar het goddelijk Kind in haar armen ontvangen toen Het op de 40e dag aan God werd opgedragen. (zie ook 3 februari)
De heilige Hizkia (Ezechias) was de koning van Juda van 721 tot 692 voor Christus. Hij heropende de tempel die door zijn voorgangers gesloten was en zorgde dat de heilige diensten weer regelmatig werden verricht. Toen hij op vrij jeugdige leeftijd in stervensgevaar verkeerde, schonk God hem, om zijn gerechte levenswandel, en op het gebed van de profeet Jesaja, nog 15 jaren bij zijn leven (4 Kon. 20: 1-10).
De heilige Susanna (Sosanna, Sjoesjanika), een koningsdochter, was de gade van de Armenische vorst Wasken. Toen deze zijn christendom verloochende, wilde zij niet meer zijn vrouw zijn. Zij werd zwaar gefolterd en daarna gevangen gehouden. Zo leefde zij nog 6 jaar tot aan haar dood in 466. Haar relieken zijn in Tiflis.
De heilige Theodoros, vorst van Ostrog‚ was een grote verdediger van de Orthodoxie in Volhynia. Hij bouwde vele kerken en deed grote schenkingen. Op zijn sterfbed legde hij de monniksgeloften af en ontving de naam Theodosios.
De heilige Theofilos, bisschop van Novgorod. Tijdens de moeilijke jaren van de burgeroorlog wist hij zich buiten de partijstrijd te houden en de waardigheid van het ambt te handhaven. In 1480 ging hij naar Kiev om de relieken te vereren in het beroemde Holenklooster. Daar werd hij ziek en hij is er ook gestorven.
De heilige Achilla, een diaken die zich volkomen had toegewijd aan het gebed. Hij leefde de gehele week van slechts één prosfora.
De heilige Moses de Wonderdoener had zich omgord met een ijzeren keten, en een zwaar ijzeren kruis, dat hij zelf had gemaakt, droeg hij als een voortdurende last op zijn lichaam, om elk ogenblik van zijn leven herinnerd te worden aan het Kruis van Christus. Door dit ijzeren zelfbedwang verleende God hem de gave anderen op wonderbare wijze te kunnen genezen, en hun last te verlichten.
De heilige Hilarion, metropoliet van Kiev, was tot zijn wijding dorpspriester. Hij was een strenge askeet en dagelijks ging hij vanuit zijn dorp naar een kleine grot aan de Dnjepr, die voor hem een rustige bidplaats was. In 1051 werd hij door de vergadering der Russisohe bisschoppen tot metropoliet van Kiev gekozen. Onder zijn bestuur werden veel kerken en scholen gebouwd. Hij is gestorven na 1066. Er zijn verschillende onderrichtingen van zijn hand bewaard gebleven.
De heilige Augustinus van Hippo was geboren in Tagaste (Algerije) in het jaar 354 als zoon van een heidense vader en een christenmoeder, de heilige Monica. Hij studeerde in Carthago en werd professor in de retorica in Rome en Milaan. Daar kwam hij onder de invloed van de heilige bisschop Ambrosius tot het orthodoxe christendom, en nadat hij de levensgeschiedenis van de heilige Antonios de Grote had gehoord, besloot hij met enkele vrienden zich uit de wereld terug te trekken en een monastiek leven te gaan leiden. Daartoe keerden zij terug naar Tagaste in 387. Vier jaar later werd hij priester gewijd en in 396 werd hij gekozen tot bisschop van Hippo. 34 jaar heeft hij hier gewerkt, zijn bisdom georganiseerd, zijn beroemde preken gehouden, Evangelie-commentaren gepubliceerd en velerlei theologische verhandelingen.
De invloed van deze kerkvader is vooral in West-Europa onoverzienbaar groot geweest. Doordat hij geen Grieks kende, is hij in Oost-Europa veel minder bekend geraakt. Dit heeft ook geleid tot enigszins afwijkende opvattingen over het wezen van de Kerk en over het geestelijk leven, die later op zeer eenzijdige wijze verder ontwikkeld zijn, en daardoor allerlei kerkelijk ongeluk hebben veroorzaakt omdat de compensatie van de Griekse kerkvaders ontbrak. Maar hij behoort ongetwijfeld tot de grote mannen van de Kerk.
Hij is gestorven in 430 en uit zijn nalatenschap bestaan nog 113 boeken en verhandelingen, 200 uitvoerige brieven en 500 preken. Ook als bisschop was hij zijn monastieke roeping trouw gebleven, en hij had met de priesters van zijn kathedraal in een kloosterlijke gemeenschap geleefd. De regels die hij hiervoor geschreven heeft worden nog steeds door een aantal orden gevolgd. Zijn beroemdste werk heet Belijdenissen, van hoge literaire waarde, en die ons nog altijd treffen door de scherpe psychologische waarnemingen die er in grote overvloed in vermeld staan: een van de eerste echte biografieën.
De heilige Dionysios de rekluus, was hiëromonach in het Holenklooster van Kiev. Hij was belast met het toezicht op de onderaardse begraafplaatsen. Toen hij met Pascha de spelonk betrad om de begraven broeders te bewieroken, riep hij volgens het gebruik: Christus is opgestaan! Op dat ogenblik klonk er een geweldig geluid van alle kanten: Hij is waarlijk opgestaan! Dit maakte zulk een indruk op Dionysios, dat hij de grot niet meer wilde verlaten. Voor de rest van zijn leven bleef hij daar als rekluus.
De heilige Merkurios en Païssios waren broers die door een zelden voorkomende eendrachtige liefde met elkander verbonden waren. Ze deden alles samen en hadden zulk een behoefte aan elkaar dat zij altijd baden dat God hen samen mocht bewaren, zowel in deze als in de toekomstige wereld. Na hun dood werden zij daarom in hetzelfde graf gelegd.
Ook nog op deze dag de heilige martelaren: Lukianos, een priester, onderging de marteldood tijdens de invallen van de Batii in 1239; Diomedes en Laurentios, met pijlen doodgeschoten; de priester Damon; Hermes, een bevrijde Griekse slaaf, alleen bekend door zijn graf in de catacombe aan de Via Salaria in Rome; Julianos, onder heftig lijden gedood te Brioude‚ 3e eeuw; Pelagius, onder Numerianus onthoofd te Konstanz in Zwitserland; en Anthes, Caius en Fortunatus, onder Diokletiaan onthoofd te Salerno.
Eveneens op deze dag de heilige Amfilochios, bisschop van Wladimir(Volhynia), 1105-1122; Timotheos, hegoumen van het Holenklooster rond 1130; Dositheos, hegoumen van het Holenklooster, nadat hij op de Athos was geweest; Akindynos, hegoumen van het Holenklooster, 1219-1285; Pimen de vaster, hegoumen van het Holenklooster, 1132-1141; Leontios en Gerontios, canonarchen van het Holenklooster; de monnik Silvanos, die door zijn gebed twee dieven verhinderde de kloostervoorraad te stelen; Longinos, portier van het Holenklooster; Monica, moeder van de heilige Augustinus, door wier voortdurend gebed hij de waarheid gevonden heeft; Ambrosius en Vivianus, bisschoppen van Saintes, 5e eeuw; Elmerus, bisschop van Reims, begin 8e eeuw; en Alexander, bisschop van Konstantinopel, een eerbiedwaardige grijsaard ten tijde van het Oecumenisch Concilie van Nicea.
Door de gebeden van deze en al Uw heiligen, Heer Jezus Christus onze God, ontferm U over ons en red ons. Amen.
teksten samengesteld door archimandriet Adriaan – eeuwige gedachtenis !
illustraties door matj. Johanna – eeuwige gedachtenis !
overgenomen met toestemming van het klooster St. Jan de Voorloper in Den Haag.