Heiligen van de dag

Laden Evenementen

« Alle Evenementen

  • Dit evenement is voorbij.

Heiligen van de dag

7 juni, 2021

De martelaar Theodotos van Ankyra, was in het geheim christen, maar hij hielp wel in de kerk en bij het begraven van de gestorven slachtoffers van de vervolging. Men betrapte hem bij dit liefdewerk, en toen werd hij zelf ter dood gebracht, in 303. Zijn gedachtenis wordt ook gevierd op 18 mei.

De heilige martelaren Marcellus, bisschop van Rome, met de diakens Sisinius en Cyriacus; twee van diens vrienden: Smaragdus en Largius; de commentarisius Apronianus; de soldaten Satuminus, Papias en Maurus; Crescentianus, Irrenius, Pambo en Saturninus; de vrouwen Priscilla en Lucina, die hun rijkdom gebruikten om de graven te laten uithouwen voor de martelaren; en de keizersdochter Artemia, die door Cyriacus van een boze geest was genezen. De meesten werden in dezelfde tijd ter dood gebracht. Marcellus bestuurde de Kerk van 304-308; hij werd tot zware staldienst veroordeeld en stierf twee jaar later, totaal verzwakt door ontberingen en de ondergane mishandelingen. Dit gebeurde bij de bouw van de grote badinrichting, de Thermen, die tot stand gebracht werden met dwangarbeid, en waaraan vele christenen ten offer vielen tijdens het bestuur van de mede-keizer Maximiaan.

De heilige oudvader Daniël van de Sketis-woestijn in Egypte. Hij was een leerling van de heilige Arsenios en werd zelf een leermeester voor vele anderen. Misschien is hij dezelfde Daniël over wie Cassianus schrijft in zijn 4e Conferentie. Daarin spreekt Daniël over de verschillende oorzaken van onze dorheid in gebed, nadat we eerst uit geheel ons hart met God verkeerd hebben.
Hij geeft drie mogelijke oorzaken: onze eigen nalatigheid, waardoor wij een zekere lauwheid hebben laten binnensluipen en langzamerhand onverschillig geworden zijn; of luiheid waardoor we ons niet verdedigden tegen opkomende slechte gedachten; of aanvallen van de duivel waardoor wij onze goede voornemens in de steek laten of ons laten overmeesteren door verveling.
Maar die dorheid kan ook van God komen, opdat onze zo duidelijke gebrekkigheid ons beschermt tegen ijdelheid; en om ons te laten zien hoezeer wij Zijn genade nodig hebben om te kunnen bidden. Maar ook omdat God onze trouw, volharding en de kracht van ons verlangen op de proef wil stellen, zodat we inzien hoezeer we ons moeten inspannen, en hoeveel zware arbeid het kost om die heilige vreugde terug te krijgen. Bovenal dat alles het werk is van Gods genade. Daardoor kunnen wij leren uit die beproeving en voortgang maken in deemoed‚ zoals David zegt in psalm 118: “Heer, verlaat mij niet geheel en al”.
Vooral moeten we ons wapenen tegen de lauwheid, want dat is het ergste wat een monnik kan overkomen. Heidenen en zondaars kunnen zich bekeren en tot de Heer komen en ontbranden in vurigheid. Maar wie zich laten gaan in lauwheid moeten vrezen voor wat Christus zegt dat Hij de lauwen zal uitspuwen uit Zijn mond.
Bekend is ook het moedige woord van Daniël toen de broeders hem vroegen met hen mee de vlucht te nemen omdat de barbaren binnengevallen waren in de Sketis: “Als God niet voor me zorgt, waarom zou ik dan nog willen leven?”
Gedurende 40 jaar leefde Daniël in een klooster. Daarna trok hij in 420 naar de volkomen eenzaamheid in de woestijn. Verder werd er niets van hem vernomen.

De heilige martelaren Marcellinus, paus van Rome, 298, met Claudius, Cirinus en Antoninus. Tijdens de vervolging onder Diokletiaan werd Marcellinus door angst voorde martelingen bevangen en hij brandde wierook voor de afgoden. Doch weinig tijd later kwam hij tot inkeer: hij weende dag en nacht omdat hij Christus verloochend had, juist zoals Petros. Toen in Campania een bisschopssynode gehouden werd, ging Marcellinus erheen, bekleed met zakkenstof en met as op het hoofd. Hij beleed zijn zonde en vroeg om veroordeeld te worden. De vaders zeiden:
“Laat Marcellinus zelf het oordeel uitspreken”. Toen zeide hij: “Ik ontdoe mijzelf van de priesterlijke rang die ik niet waardig ben. En laat mij na mijn dood niet begraven worden maar voor de honden geworpen”. Daarna ging hij naar de keizer en beleed Christus. Hij werd gefolterd en met de anderen onthoofd in 304.

De heilige martelaar Paulos, bisschop van Konstantinopel, was geboren in Thessalonika. Reeds als jongen van twaalf jaar was hij de secretaris geweest van bisschop Alexander, die de afgezant was van de oude bisschop Metrofanes van Byzantium op het Concilie van Nicea. De oude bisschop voorspelde dat de pientere en godsdienstige knaap nog eens de bisschop zou worden van het nu tot rijkshoofdstad verklaarde Byzantium, dat voortaan Konstantinopel zou heten.
In 336 werd hij inderdaad tot bisschop gekozen, ofschoon hij nog geen 25 jaar oud was, om zijn gloeiende welsprekendheid en ijver voor het orthodoxe geloof in de strijd met de Arianen. Keizer Konstantios riep een synode bijeen van ariaanse bisschoppen, die Paulos afzette en Eusebios aanstelde in zijn plaats. Paulos reisde af naar het Westen en begaf zich naar Trier, waar hij warm ontvangen werd door bisschop Maximiaan en door Konstans‚ de keizer van het Westen.
Van daar ging hij naar Rome; daar ontmoette hij de verbannen bisschop Athanasios en nam hij deel aan het Concilie van 341, dat hem terugzond naar Konstantinopel. Daar nam hij zijn plaats weer in na de dood van Eusebios in 342, wat een hevig oproer teweeg bracht onder het ariaanse bestuur.
Herhaalde malen werd Paulos verdreven en weer teruggeroepen uit angst voor de aan hem verknochte bevolking. Tenslotte verloor hij, door de dood in 350 van de westromeinse keizer Konstans, zijn beschermer. Konstantios van het oostromeinse rijk hoefde nu geen rekening meer te houden met zijn broer en kon zijn wraak volledig richten op Paulos. Deze gehoorzaamde aan het verbanningsbevel van de keizer, al stond het volk voor zijn paleis gereed om in opstand te komen. Langs een achteruitgang ging hij vrijwillig mee met het keizerlijk escorte, en hij werd, nadat de Arianen eerst gepoogd hadden hem uit te hongeren door aan iedereen te verbieden hem voedsel te verschaffen, gewurgd in de verre grensvesting Kukusa, in 350 of 351. De Arianen hadden nu de macht in handen tot de verkiezing van de heilige Gregorios van Nazianze in 396.
Onder keizer Theodosios werden de relieken van de heilige Paulos overgebracht naar Konstantinopel, vanwaar ze in 1226 door de Kruisvaar- ders werden meegenomen naar Venetië, naar de benedictijnerkerk van de heilige Laurentius.

De heilige bisschop Meriadoc (of Meriasek), die in Engeland wordt vereerd als bisschop van Vannes. Er bestaat een aan hem toegewijde kerk in Camborn (Cornwall), maar er is verder niets over hem bekend. Hij leefde waarschijnlijk in de 6e eeuw.

De heilige martelares Potamiëna uit Alexandrië, de jonge slavin van een heidense meester. Hij geraakte in begeerte ontvlamd door haar schoonheid, maar toen zij zich, ondanks beloften en mishandelingen, niet aan hem wilde geven, leverde hij haar over aan de rechter. Zij werd toen, in een uren durende marteling, heel langzaam ondergedompeld in een ketel kokend pek, 304.

De heilige monnik-martelaren, de priester Petrus met de diaken Wallabonsus, en de monniken, de heel jonge Sabinianus, Wistremundus, Habentius en Jeremias, die na een gelukkig huwelijk in zijn ouderdom in het klooster getreden was. Zij waren naar de Kadi van Cordova gegaan en hadden zich aangemeld als christen. De oude Jeremias werd heftig gegeseld en daarna werden allen onthoofd in 851.

De heilige Aventinus, afkomstig uit de Pyreneeën, leefde als kluizenaar tussen de rotsen van een lieflijke vallei bij het Lac d’Oo. Hij werd priester gewijd en uitgezonden om te prediken in zijn geboorteland in de Pyreneeën, dat bezet was door de islamitische Moren. Het was een levensgevaarlijke onderneming, en nadat hij verschillende malen op wonderbare wijze was ontsnapt, werd hij op den duur toch gevangen genomen en onthoofd, 8e eeuw.

Deheilige martelaren Godeschalk (Gotteschalk), prins van de West- Vandalen, met zijn getrouwen. Hij was opgevoed in het klooster van Luneburg, maar toen hij opgegroeid was viel hij af van Christus om zich bij de slavische heidense troepen te voegen en de moord op zijn vader te wreken. Hij was een bekwaam aanvoerder en bracht de betreffende stammen veel schade toe, maar kon toch niet de overhand krijgen. Op den duur werd hij zelfs gevangen genomen en hij verbleef verschillende jaren in gevangenschap. Nadat hij was vrijgelaten kon hij niet terugkeren naar zijn eigen gebied, omdat de slavische gewesten in handen geraakt waren van de machtige prins Ratibor.
Hij trad met zijn getrouwen in dienst bij koning Knut van Denemarken, voor wie hij vele overwinningen behaalde tegen de Noren, en in Engeland zo succesrijk streed dat koning Knut hem zijn dochter tot vrouw gaf.
Na de dood van Knut trok Godeschalk weer naar het vasteland en veroverde heel het slavische gebied en een deel van Saksen, waar hij enkele jaren in vrede heerste, doordat zijn vijanden te zeer voor hem bevreesd waren om hem aan te vallen. Hij was de machtigste onder de heersers die er ooit over die stammen hadden geregeerd. ln deze rust keerde hij tot Christus terug en hij werkte even energiek als hij oorlog gevoerd had, aan de bekering van het volk. Hij liet missionarissen komen en bouwde vele kerken en kloosters. Zijn invloed strekte zich uit over de slavische stammen die in Noord-Duitsland woonden, tussen de Elbe en Mecklenburg: de Wagiren, de Obotriden, de Polabingen, de Linogen, de Warnaben, de Chissinen en de Circipanen. Godeschalk trad vaak op als tolk voor de missionarissen die hij daarheen zond om te prediken. Alle nieuw gestichte parochies stelde hij onder de aartsbisschop van Hamburg, en zelf ging hij daar vaak heen om samen met hem te bidden en te preken.
Na de dood van keizer Hendrik ll, die werd opgevolgd door zijn onervaren jonge zoon, terwijl kort daarna ook de hertog van Saksen overleed en zijn twee zonen het gebied verdeelden, kwamen de oost-pruisische Slaven in opstand. Godeschalk werd vermoord in Lenzin uit haat tegen het christendom, samen met de priester Ebbon.

De heilige abt Colman, bisschop van Dromore in lerland, 7e eeuw. Ofschoon hij bisschop was, bleef hij als abt wonen in het door hemzelf gestichte klooster van Doire-Mor, aan de Leinster-rivier. Hij was zo populair dat zijn levensverhaal geheel overwoekerd is geraakt door de meest onwaarschijnlijke legendes, zodat zelfs de tijd van zijn dood niet te achterhalen is, behalve dat hij leefde in de tweede helft van de 6e eeuw.

De heilige Gottlieb (Deocarus) was de eerste abt van het klooster Herrieden bij Ansbach‚ van 798 tot 832. Hij werd toen biechtvader van Karel de Grote en werd vaak belast met moeilijke diplomatieke opdrachten.
Tegelijk stond hij in hoge achting bij het volk dat hem een grote verering toedroeg om zijn streng asketisch leven en zijn toewijding aan zijn medebroeders. Velen wilden onder zijn bescherming leven, en zo groeide de moerassige streek waarin het klooster gelegen was, tot een uitgebreide nederzetting. Deze kreeg de naam Herrenrieden‚ d.w.z. moerasland van de kloosterheren.
ln 819 bracht Gottlieb het lichaam van de heilige Bonifacius naar de nieuw gebouwde kerk in Fulda‚ voortaan de jaarlijkse vergaderplaats der duitse bisschoppen. In 829 ondertekende hij als de eerste onder de abten de Synode van Mainz. God schonk hem ook de gave van wonderbare genezingen.
Na een lang en vruchtbaar leven is Gottlieb gestorven in 847. Zijn graf werd al spoedig een geliefd bedevaartsoord, waar vaak wonderbare genezingen tot stand kwamen, zoals dat reeds tijdens zijn leven begonnen was. Zijn relieken zijn deels in Neurenberg‚ deels in Eichstadt.

De heilige kluizenaar Wulphlag (Wulphlius), in de buurt van Amiens. Hij was van jongsaf voor de dienst van de Kerk bestemd, maar kort voor zijn priesterwijding trouwde hij en kreeg twee dochters, die met hun moeder een voorbeeldig christelijk leven leidden. Wulphlag kreeg een vissersdorp toegewezen, maar na enige tijd ging hij op pelgrimage naar het Heilig Land. Teruggekeerd nam hij afscheid van zijn gezin en vestigde zich als kluizenaar bij Regnie l’Ecluse‚ een woest en verlaten oord. Zijn dochters traden in het klooster. Wulphlag is in zijn kluis gestorven tegen 643.

Ook nog op deze dag de heilige martelaren Zenaïda te Caesarea van Palestina; Aesia en Susanna, die samen met hun geestelijke vader Pankratios van Taormina de marteldood gestorven zijn; Lykarion te Hermopolis in Egypte, onder velerlei folteringen ter dood gebracht; en Tarasios en Joannes.

Eveneens op deze dag de heilige priester-monniken Anthimos en StefanosMarcellinus, bisschop van Monistrol, 5e-6e eeuw; de abt Urbicius, 6e eeuw; Sebastianos, de wonderdoener; en Panagis (Païssios) van Kefalonia.

Door de gebeden van deze en al Uw heiligen, Heer Jezus Christus onze God, ontferm U over ons en red ons. Amen.

teksten samengesteld door archimandriet Adriaan – eeuwige gedachtenis !
illustraties door matj. Johanna – eeuwige gedachtenis !
overgenomen met toestemming van het klooster St. Jan de Voorloper in Den Haag.

Gegevens

Datum:
7 juni, 2021
Evenement Categorie:

Geef een reactie