Heiligen van de dag

Laden Evenementen

« Alle Evenementen

  • Dit evenement is voorbij.

Heiligen van de dag

28 september, 2021

De heilige belijder Chariton uit Ikonië, werd geboren onder keizer Aurelianus (270-276). Hij heeft geleden en werd verbannen onder Diokletiaan in 304. Na het einde van de vervolgingen werd hij monnik en hij stichtte zelf verschillende laura’s in de omgeving van Jeruzalem. Aan hem wordt de ritus van de monnikswijding toegeschreven.
Er is een merkwaardige geschiedenis verbonden aan zijn eerste kloosterstichting. Toen Chariton na zijn belijden met een totaal verscheurd lichaam werd losgelaten, vluchtte hij naar Egypte‚ waar het in verhouding rustig was. Na het aan de macht komen van Konstantijn was de vervolging ten einde, en Chariton begaf zich op weg naar Jeruzalem. Onderweg werd hij overvallen door een roversbende, die hem meenam naar hun hoofdkwartier, een grot bij Faran, ten zuiden van Jeruzalem. De rovers hielden een drinkgelag‚ maar de wijn bleek vergiftigd te zijn, en de hele troep stierf. Chariton wist zich van zijn boeien te bevrijden en was nu in het bezit van de schatten die de bende bijeen geroofd had. Hij deelde alles uit aan de armen en aan verschillende kerken, en vestigde zich blijvend in de grot, waar hij het ascetische leven begon.
Er kwam een steeds grotere toeloop van leerlingen, zodat er een laura ontstond, maar Chariton onttrok zich aan deze drukte en zocht een veel verder afgelegen grot op in de Doukas-berg, niet ver van Jericho. Daar vertoonde de geschiedenis echter toch hetzelfde verloop, en Chariton vestigde zich nu in het afgelegen Syrische achterland, waar opnieuw een klooster ontstond, de “oude Laura”, of de “Souka”. Nu vond hij, hoog op de berg, een grot die slechts met ladders te bereiken was. Daar bracht hij de laatste jaren van zijn leven in eenzaamheid door.

De heilige profeet Baruch was de leerling, de schrijver, de vriend en de medewerker van de grote profeet Jeremia bij het onderrichten van het joodse volk in de zware tijden die aan de babylonische gevangenschap voorafgingen. Terwijl Jeremia in Jeruzalem bleef, ging Baruch met het volk mee naar Babylon om daar de mensen bij te staan, en het bijbelboek “Baruch” bestaat voor een groot deel uit de briefwisseling tussen Babylon en Jeruzalem. Baruch kon zich kennelijk vrij bewegen, want hij is gestorven in Egypte, kort nadat Jeremia overleden was, in de 6e eeuw voor Christus.

De heilige Wenceslaus (Wjateslav, Waclav), koning van Bohemen, geboren in 907, gedood in 936. Hij was de zoon van een christen-prins en een heidense moeder. Hij werd opgevoed door zijn dierbare en heilige grootmoeder, Ludmilla, maar toen zijn vader stierf in 926 en Wenceslaus de troonopvolger was, nam zijn moeder, Dragomira, het regentschap waar, en liet haar schoonmoeder Ludmilla vermoorden, die misschien oudere rechten op het regentschap zou kunnen doen gelden.
In 928 viel de Duitse keizer Bohemen binnen nadat Dragomira veel twisten en onenigheid had teweeg gebracht. Wenceslaus die intussen 20 was, nam zelf de regering in handen en sloot een verbond met de keizer, om steun te hebben bij het christianiseren van het land en tegen de vijandige Hongaren.
Voor Wenceslaus was de godsdienst geen politiek middel maar een hartstocht. Hij bouwde kerken in elke stad van zijn gebied, bracht rijke versieringen aan en haalde uit alle streken priesters naar Bohemen. Zijn levensbeschrijving meldt:
“Hij verstond Latijnse boeken alsof hij een bisschop was, en ook Slavisch kon hij vloeiend lezen. Hij was niet alleen volleerd in lezen, maar hij volbracht ook de werken der barmhartigheid: de armen voeden en kleden, weduwen beschermen, gevangenen vrijkopen, vreemdelingen herbergen. Voor ieder toonde hij grote genegenheid, of ze hooggeplaatst waren of gering, en hij zorgde voor ieders welzijn.”
De galgen die overal in het rijk waren opgericht, en waar boosdoeners aan kettingen werden opgehangen, werden door hem afgebroken, want hij vond ze van geen nut bij de misdaadbestrijding. Ook maakte hij een einde aan de foltering als middel om bekentenissen te forceren.
Dit gedrag werd door de edelen niet aanvaard en er ontstond een sterke oppositie. Toen Wenceslaus voor het kerkfeest van de heilige Kosmas en Damianos bij zijn broer op bezoek was, overviel deze hem plotseling en doodde hem, met behulp van zijn knechten, in het jaar 935. Wenceslaus werd door het volk, direct na zijn dood, als martelaar vereerd, en er geschiedden grote wonderen bij zijn graf. Hij werd met grote plechtigheid overgebracht naar de grote domkerk in Praag, en sindsdien geldt hij als de nationale heilige van de Tsjechen.

De heilige monnik Herodion (Heliodoros), leerling van de heilige Kornelios Komelski‚ en stichter van het klooster aan het Ilo-meer. Hij is gestorven in het grote schima in het jaar 1541.

De heilige martelaar Ennemondus (Aunemondus, Chaumond), bisschop van Lyon. Hij was een onkreukbaar herder, hoog in aanzien bij de koningen Clovis II en Clotarius III. Juist daarom werd hij arglistig gedood door de boosaardige hofmeier Ebroin, die zoveel misdaden op zijn geweten heeft, in het jaar 658.

De heilige Exuperius, bisschop van Toulouse, 405-415. Hij is waarschijnlijk afkomstig uit Bordeaux en was een geleerde. Hij stond in correspondentie met de heilige Hiëronymos die hem roemt om zijn buitengewone naastenliefde. Deze schrijft over Exuperius: “Om de honger van de armen te stillen, lijdt hij zelf honger, ja hij ontzegt zich alles om in hun noden te kunnen voorzien. Zijn bleek gelaat verraad hoe streng hij vast. Maar zijn armoede maakt hem in werkelijkheid rijk. Hij is zo arm dat hij het Lichaam des Heren in een rieten mandje moet dragen, en Zijn heilig Bloed in een glazen fles. Zijn naastenliefde is letterlijk grenzeloos en gaat tot de verst verwijderde streken: zelfs de kluizenaars in Egypte worden door hem bedacht”.
Als bisschop van Toulouse voltooide hij de kerk ter ere van de heilige Saturninus, de apostel van Toulouse. Hij legde ook aan Rome de vraag voor welke boeken van de Heilige Schrift als canoniek moeten worden beschouwd, en paus Innocentius schreef hem de beroemde brief met de lijst die sindsdien dezelfde boeken bevat, zij het in andere volgorde. In zijn laatste levensjaar begonnen de invallen de Gothen en Vandalen. Exuperius heeft niet meer de Val van Toulouse meegemaakt: hij was toen reeds gestorven. De heilige Paulinus rekent hem tot de grootste bisschoppen van Gallië. Hiëronymos droeg hem zijn Zacharias-commentaar op. De glazen kelk die Exuperius gebruikte, wordt nog in Toulouse in de kerkschat bewaard.

De heilige Faustus, bisschop van Ftiez, 452-490. In zijn jeugd studeerde hij de welsprekendheid en de christelijke filosofie. Rond 420 trad hij in de abdij van Lerins, waar hij 14 jaar later tot abt werd gekozen. Hij leidde een gestreng leven, gewijd aan gebed en studie, in de dorre omgeving van dat eiland, en was zo navolger van de grote vaders van de Egyptische woestijn. Faustus achtte zich verplicht om stelling te nemen tegen de predestinatieleer van Augustinus, die op de meest ongenuanceerde manier werd gepropageerd door sommige priesters die zeiden dat de ene mens is voorbestemd tot het kwaad en de ander tot het goede, zonder enige verdienste. Dit deed tegen hem de verdenking rijzen van Pelagianisme‚ vooral toen hij een uit Italië daarvoor verdreven monnik onderdak verschafte in zijn klooster totdat de kwestie door een concilie geregeld zou zijn. Maar uit zijn brieven blijkt zijn zuiver orthodoxe instelling. Daarin veroordeelt hij zowel Pelagius die de erfzonde ontkende als hen die de absolute predestinatie predikte.

De heilige martelaren Markos, een herder, die geleden heeft tijdens de vervolging van Dlokletiaan. Hij bekeerde zijn beulen, de smeden Alexander, Alfeos en Zosimas, die de opdracht hadden gekregen hem te martelen, maar door zijn heldhaftig gedragen lijden overtuigd raakten van Christus’ goddelijke werkelijkheid. Zij werden allen onthoofd. Toen het hoofd van Markos triomfantelijk naar de tempel van Artemis werd gebracht, vielen de daar aanwezige afgodsbeelden van hun voetstuk.

De heilige martelaar Privatus, die als schurftige bedelaar door de heilige paus Callistus van zijn ziekte genezen was en zich daarna tot Christus had bekeerd.

De heilige Eustochium (368-419), de dochter van de heilige Paula, de medewerkster van Hiëronymos, werd al heel jong door haar moeder in 385 meegenomen vanuit Rome naar het nabije Oosten. Zij bezochten in het Heilige Land alle plaatsen die in het Evangelie genoemd waren, en daarna trokken zij naar Egypte waar zij de heilige asceten bezochten, tot in de woestijn van Nitria toe. Met moeite rukten zij zich los van deze bezoeken en keerden terug naar Bethlehem. Paula bouwde daar twee klooster, de een voor de heilige Hiëronymos en zijn monniken, de ander voor haarzelf met haar dochter en een menigte van maagden uit allerlei landen. Paula en Eustochium verzorgden de huishouding: zij hielden alles schoon, deden de keukendienst en verzorgden de lampen. Daarnaast legden zij zich toe op de studie van het Grieks en Hebreeuws. Zij inspireerden Hiëronymos om de vertaling van de Heilige Schrift aan te vatten, en hielpen hem met zijn onderzoek. Ook de andere monialen werden voor deze studie ingeschakeld.
Paula beperkte zich niet tot dit studieleven, maar bedreef ook onbeperkte milddadigheid. Toen Hiëronymos zichzelf verplicht voelde haar te waarschuwen dat zij toch voorzichtig moest zijn, gaf zij hem ten antwoord: “lk heb slechts één verlangen: ik wens te sterven als een bedelaar die geen stuiver meer heeft om aan mijn dochter na te laten, en om begraven te worden in een doodskleed dat zelfs niet van mij is”. En Hiëronymos voegt daaraan toe: “Inderdaad kon zij haar dochter geen cent nalaten, integendeel, zij scheepte haar op met een berg schulden en een ontelbare menigte van monniken en monialen die van haar fortuin afhankelijk waren, en die zij nu niet meer in staat was om van eten te voorzien, terwijl zij evenmin het hart had hen weg te sturen”, toen Paula gestorven was in 404.
Eustochium was gebroken door het verlies van haar moeder die zij zo hartstochtelijk had liefgehad. “Zij huilt als een gespeend kind”, schrijft Hiëronymos. “Zij kan haar moeder maar niet verlaten, klampt zich aan haar vast, kust haar ogen, koestert haar gelaat, en verlangt niet anders dan met haar begraven te worden”. Eustochium had nu de leiding van de grote communauteit, belast door ondraaglijke schulden. Daar kwam nog bij dat Hiëronymos, door zijn heftige polemieken tegen de patriarch van Jeruzalem, tegen de Pelagianen en de Origenisten een sfeer van vijandschap rond het klooster kweekte, waardoor dit aangevallen en geplunderd werd. Er kwam enige hulp van de paus van Rome, maar Eustochium overleefde dit alles niet lang. Zij stierf in 419, nadat zij meer dan 30 jaar in Bethlehem had geleefd. Zij werd opgevolgd door haar nicht, Paula de Jongere.
Ze wordt ook herdacht op 26 januari, met haar moeder.

De heilige Lioba, abdis van Bisschofsheim, 748-779. Zij was geboren in het west-saksische rijk in Engeland, waarschijnlijk in Devonshire. Bij haar doop werd zij ‘Waarheid’ genoemd, maar dit werd in de praktijk ‘Leofe’, de Geliefde, een naam die de uitdrukking vormde van haar wezen gedurende haar gehele leven. In het oud-duits werd deze naam Lioba, Liebe, met dezelfde betekenis.
Zij werd moniale in de abdij van Wimbourn, gesticht in 718, en hoorde daar de enthousiaste verhalen over de grote missionaris Bonifatius. Zij schreef hem een brief waarin zij om gebed verzocht voor haar overleden vader en haar zieke moeder die nog familie van hem was en die hem gekend hadden. En zij vraagt hem of zij, al is zij nog zo onwaardig, hem als haar broeder mag beschouwen. En dan noemt zij hem ‘Broeder’ en zendt hem een klein gedicht in de hoop daar antwoord op te ontvangen. Toen Bonifatius enkele jaren later zijn kloosterstichtingen in Duitsland begon, herinnerde hij zich de brief van zijn nicht en hij schreef aan abdis Tetta om hem Lioba te sturen om hem te helpen. Hoe ongaarne Tetta ook van haar geliefde dochter scheidde, zij gaf toch gehoor aan die oproep en zond haar naar Duitsland, waar Bonifatius haar rond 748 aanstelde tot abdis over de zusters die hij bijeen had gebracht in Bisschofsheim, niet ver van Mainz, tussen de Main en de Rijn.
Een tijdgenoot schreef over haar: “Zij was een bijzonder begaafde vrouw, die zozeer gedreven werd door het vervullen van haar plicht, dat zij zelfs geen gedachte meer wijdde aan haar vaderland en haar familie. Zij wilde uitsluitend vervullen wat zij op zich had genomen, om zonder fout te zijn in het oog van God, en een voorbeeld te zijn voor hen die onder haar geplaatst waren, zowel door haar woorden als door haar levenswijze. Zij was er altijd op bedacht om van anderen niets te vragen wat zij zelf niet volbracht. ln haar optreden was niets te bespeuren van trots of arrogantie. Voor iedereen was zij even vriendelijk en welwillend, zonder enig onderscheid te maken tussen personen. Zij zag eruit als een engel, zij had een lieflijke stem, een briljant begripsvermogen en tevens gezond verstand. Haar geloof was in hoge mate orthodox, haar hoop en vertrouwen was vol geduld, haar liefde alles omvattend. Haar gelaat was steeds tot een zachte glimlach geplooid maar zij kende geen uitbundig lachen. Toch was zij een gewoon menselijk wezen, zij at en dronk samen met de anderen, al werd haar zo kleine drinkbeker vriendelijk spottend het ‘liefjeskroesje’ genoemd.” .
In het bijzonder legde zij zich toe op de studie van de Heilige Schrift, en zij leerde daarvan grote delen uit het hoofd. Zij legde zich ook geen buitensporige beperking van haar slaap op, want alleen wanneer ze voldoende geslapen had was haar geest helder genoeg om te begrijpen en te verwerken wat zij las. Zij gebruikte het zelfs als zegswijze: “Doe je je slaap tekort, dan doe je je verstand tekort.” Wel moesten de novicen bij toerbeurt naast haar bed zitten en de Heilige Schrift voorlezen terwijl zij sliep, ‘s middags en ‘s nachts. Als er dan een woord verkeerd uitgesproken werd, deed Lioba haar ogen open, verbeterde de ander, en sliep weer verder.
Hildegard, de vrouw van Karel de Grote, was zeer aan Lioba gehecht Zij bezocht haar nog eens toen Lioba al oud en ziek was, sloeg toen snikkend haar armen om haar hals en kuste haar lippen en ogen en voorhoofd: “Moge Christus, onze Schepper en Verlosser, ons elkaar weer doen ontmoeten, zonder beschaming, op de dag van het oordeel”. Enkele dagen later voelde Lioba dat haar einde nabij was. Zij ontving de laatste sacramenten uit de hand van een Engelse priester en stierf vredig. Haar lichaam werd overgebracht naar Fulda en te ruste gelegd naast haar vriend en verwant Bonifatius.

Synax van de heilige vaders van het Holenklooster te Kiev.

Ook nog op deze dag de heilige martelaren Alexander, Eustachios en Kallinikos, die te Rome zijn onthoofd; Heliodoros, Neon en Nikon, die tijdens de vervolging van Diokletiaan in Maromilia hun lijden hebben voltooid; Laurentius, Martialis en nog 20 anderen in Noord-Afrika; Maximus onder keizer Decius; en Stacteus te Rome.

Eveneens op deze dag de heilige Alodus, bisschop van Auxerre‚ gestorven tegen het jaar 465; Chariton, monnik van Sjanzjemsk in Wologda, gestorven In 1509 (zie ook 11 april); de maagd Doda; de monniken Martinus en Willigodus; Salomon‚ bisschop-belijder van Genua; en Silvinus, bisschop van Brescia.

Door de gebeden van deze en al Uw heiligen, Heer Jezus Christus onze God, ontferm U over ons en red ons. Amen.

teksten samengesteld door archimandriet Adriaan – eeuwige gedachtenis !
illustraties door matj. Johanna – eeuwige gedachtenis !
overgenomen met toestemming van het klooster St. Jan de Voorloper in Den Haag.

Gegevens

Datum:
28 september, 2021
Evenement Categorie:

Geef een reactie