Woensdag in de 15e week na Pinksteren

APOSTEL

Pericoop 207 (Gal 3 : 15-22)

Lezing uit de brief van Paulus aan de Galaten,

Broeders, ik wil een voorbeeld nemen uit het gewone leven: Een testament, al is zij ook van een mens, kan wanneer zij rechtsgeldig geworden is, door niemand meer ongeldig gemaakt of veranderd worden. Welnu, zo zijn de beloften aan Abraham en aan zijn nakomeling gedaan. Hij zegt niet: en aan de nakomelingen, alsof er sprake zou zijn van velen; maar van één: En aan uw Nakomeling; dat is Christus. Ik bedoel dit: Het verbond, dat eertijds door God rechtsgeldig was gemaakt met het oog op Christus, wordt door de wet, die na vierhonderddertig jaar gekomen is, niet krachteloos gemaakt om de belofte teniet te doen. Want als de erfenis uit de wet is, is zij niet meer uit de belofte; maar het is nu juist door zijn belofte dat God zijn genade aan Abraham heeft geschonken. Waarom dan toch de wet? De wet is later ingevoerd vanwege de overtredingen, totdat de Nakomeling zou gekomen zijn aan Wie het beloofd was; en zij is door engelen in de hand van de middelaar beschikt. Maar een middelaar is niet nodig wanneer er maar één is, en God is één. Is dan de wet in strijd met de beloften van God? Volstrekt niet! Want als er een wet gegeven was die in staat was levend te maken, dan zou de gerechtigheid werkelijk uit de wet zijn. Maar de Schrift heeft alles in de macht van de zonde besloten, opdat de belofte gegeven zou worden op grond van geloof in Jezus Christus, aan de gelovigen.

EVANGELIE

Lc pericoop 21 (Lc 5 : 33-39)

Lezing uit het Heilig Evangelie volgens Lucas,

In die tijd kwamen er Farizeeën naar Jezus toe en zij zeiden tegen Hem: ‘Waarom vasten de leerlingen van Johannes dikwijls en verrichten hun gebeden, zoals ook de leerlingen van de Farizeeën doen, maar die van U eten en drinken?’ Hij zei tegen hen: ‘Kunt u soms de bruiloftsgasten laten vasten, terwijl de bruidegom bij hen is? Maar er zullen dagen komen, dat de bruidegom van hen weggenomen is; dan, in die dagen, zullen zij vasten.’ Ook vertelde Hij hun een gelijkenis: ‘Niemand scheurt een lap van een nieuwe mantel af en zet die op een oude mantel. anders scheurt hij niet alleen de nieuwe mantel, maar ook past de lap van de nieuwe niet bij de oude. En niemand giet jonge wijn in oude zakken; anders zal de jonge wijn de zakken doen barsten, de wijn loopt weg en de zakken gaan verloren; maar jonge wijn moet men in nieuwe zakken doen, dan blijven beide behouden. En niemand die oude wijn gedronken heeft, wil meteen jonge wijn, want hij zegt: ‘De oude is beter.’