Lezingen van de dag
- Dit evenement is voorbij.
Lezingen van de dag
4 maart, 2021
Donderdag in de week van de laatste vleesspijzen
APOSTEL
Pericoop 74-b (I Joh 4 : 20-5:21)
Lezing uit de eerste algemene brief van Johannes,
Geliefden, als iemand zegt: Ik heb God lief, en hij haat zijn broeder, dan is hij een leugenaar. Want wie zijn broeder, die hij ziet, niet liefheeft, hoe kan hij God liefhebben, Die hij niet gezien heeft? Dit gebod hebben wij van Hem, dat wie God liefheeft, ook zijn broeder moet liefhebben. Ieder die gelooft dat Jezus de Christus is, is uit God geboren; en ieder die Hem liefheeft Die geboren deed worden, heeft ook lief wie uit Hem geboren is. Hieraan weten wij dat wij de kinderen van God liefhebben, wanneer wij God liefhebben en Zijn geboden bewaren. Want dit is de liefde tot God, dat wij Zijn geboden in acht nemen; en Zijn geboden zijn niet zwaar. Want al wat uit God geboren is, overwint de wereld; en dit is de overwinning die de wereld overwonnen heeft: ons geloof. Wie anders is het die de wereld overwint dan hij die gelooft dat Jezus de Zoon van God is? Hij is het Die kwam door water en bloed: Jezus Christus; niet door het water alleen, maar door het water en het bloed. En de Geest is het Die getuigt, omdat de Geest de waarheid is. Want drie zijn er die getuigen in de hemel: de Vader, het Woord en de Heilige Geest; en deze drie zijn één. En drie zijn er die getuigen op de aarde: de Geest, het water en het bloed; en deze drie zijn één. Als wij het getuigenis van de mensen aannemen, het getuigenis van God is groter; want dit is het getuigenis van God dat Hij van Zijn Zoon getuigd heeft. Wie gelooft in de Zoon van God, heeft het getuigenis in zichzelf; wie God niet gelooft, heeft Hem tot leugenaar gemaakt, omdat hij niet het getuigenis geloofd heeft dat God van Zijn Zoon getuigd heeft. En dit is het getuigenis, namelijk dat God ons het eeuwige leven gegeven heeft; en dit leven is in Zijn Zoon. Wie de Zoon heeft, heeft het leven; wie de Zoon van God niet heeft, heeft het leven niet. Deze dingen heb ik geschreven aan u die gelooft in de Naam van de Zoon van God, opdat gij weet dat gij het eeuwige leven hebt en opdat gij gelooft in de Naam van de Zoon van God. En dit is de vrijmoedigheid die wij tegenover Hem hebben, dat als wij om iets bidden naar Zijn wil, Hij ons verhoort. En als wij weten dat Hij ons verhoort, wat wij ook bidden, dan weten wij dat wij het gevraagde, dat wij van Hem hebben gebeden, ontvangen. Als iemand zijn broeder ziet zondigen, een zonde niet tot de dood, dan moet hij tot God bidden, en Hij zal hem het leven geven, namelijk aan hen die niet zondigen tot de dood. Er is een zonde tot de dood; daarvoor zeg ik niet dat hij moet bidden. Elke ongerechtigheid is zonde; en er is zonde die niet tot de dood leidt. Wij weten dat ieder die uit God geboren is, niet zondigt; maar wie uit God geboren is, bewaart zichzelf en de boze heeft geen vat op hem. Wij weten dat wij uit God zijn en dat de hele wereld in de macht van de boze ligt. Maar wij weten dat de Zoon van God gekomen is en ons het inzicht heeft gegeven om de Waarachtige te mogen kennen; en wij zijn in de Waarachtige, namelijk in Zijn Zoon, Jezus Christus. Hij is de waarachtige God en het eeuwige leven. Kinderen, wees op uw hoede voor de afgoden. Amen.
EVANGELIE
Mc – pericoop 66 (Mc 15 : 1-15)
Lezing uit het Heilig Evangelie volgens Marcus,
In die tijd kwamen de hogepriesters, de oudsten, de schriftgeleerden en het hele Sanhedrin bijeen om te vergaderen. En zij boeiden Jezus, brachten Hem weg en leverden Hem over aan Pilatus. En Pilatus vroeg Hem: ‘Bent U de koning van de Joden?’ Hij antwoordde hem en zei: ‘U zegt het.’ En de hogepriesters brachten veel beschuldigingen tegen Hem in, maar Hij antwoordde niets. Pilatus vroeg Hem dan opnieuw en zei: ‘Antwoordt U niets? Kijk waar ze U allemaal van beschuldigen.’ Maar Jezus antwoordde niets meer, zodat Pilatus zich verwonderde. Nu liet hij op een feest één gevangene voor hen vrij, om wie zij maar vroegen. En er was een man, die Barabbas heette, die gevangen zat samen met andere opstandelingen, die tijdens het oproer een moord hadden gepleegd. En de menigte begon schreeuwend te eisen dat hij ook nu zou doen wat zijn gewoonte was. Pilatus antwoordde hun en zei: ‘Wilt u, dat ik u de koning van de Joden vrijlaat?’ Want hij begreep dat de hogepriesters Hem uit afgunst hadden uitgeleverd. Maar de hogepriesters hitsten de menigte op om te zeggen dat hij Barabbas vrij moest laten. Pilatus antwoordde opnieuw en zei tegen hen: ‘Wat wilt u dan dat ik doen zal met Hem, die u de koning van de Joden noemt?’ En zij schreeuwden weer: ‘Kruisig Hem!’ Pilatus zei tegen hen: ‘Wat heeft Hij dan voor kwaad gedaan?’ Maar zij schreeuwden nog harder: ‘Kruisig Hem!’ Omdat Pilatus de menigte tevreden wilde stellen, liet hij Barabbas vrij en leverde Jezus uit, om nadat Hij gegeseld was, gekruisigd te worden.