Lezingen van de dag
- Dit evenement is voorbij.
Lezingen van de dag
23 oktober, 2022
19e zondag na Pinksteren
APOSTEL
II Kor 11 : 31-12:9
Lezing uit de tweede brief van Paulus aan de Korinthiërs,
Broeders, de God en Vader van onze Heer Jezus Christus, Die te prijzen is tot in eeuwigheid, weet dat ik niet lieg. In Damascus liet de stadhouder van koning Aretas de stad van de Damascenen bewaken, omdat hij mij gevangen wilde nemen; en door een venster werd ik in een mand door de muur neergelaten en ontvluchtte zo zijn handen. Te roemen is werkelijk niet gepast voor mij, want ik zal komen op verschijningen en openbaringen van de Heer. Ik ken namelijk een mens in Christus, veertien jaar is het geleden – of het in het lichaam gebeurde, weet ik niet; of buiten het lichaam, ik weet het niet; God weet het – dat zo iemand tot in de derde hemel werd opgenomen. En ik weet van deze mens – of het in het lichaam of buiten het lichaam gebeurde, weet ik niet; God weet het – dat hij werd opgenomen in het paradijs en onuitsprekelijke woorden heeft gehoord, die het een mens niet is geoorloofd uit te spreken. Over zo iemand zal ik roemen, maar over mijzelf zal ik niet anders roemen dan in mijn zwakheden. Want gesteld dat ik zou willen roemen, ik zal niet dwaas zijn; ik zal immers de waarheid spreken. Ik onthoud mij daar echter van, opdat niemand méér van mij denkt dan wat hij aan mij ziet of van mij hoort. En opdat ik mij door de overtreffendheid van de openbaringen niet zou verheffen, is mij een doorn in het vlees gegeven, een engel van de satan, om mij met vuisten te slaan, opdat ik mij niet zou verheffen. Hierover heb ik de Heer driemaal gesmeekt dat hij van mij weg zou gaan. Maar Hij heeft tegen mij gezegd: Mijn genade is voor u genoeg, want Mijn kracht wordt in zwakheid volbracht. Daarom zal ik veel liever roemen in mijn zwakheden, opdat de kracht van Christus in mij komt wonen.
EVANGELIE
In de Metten: het 8e Opstandingsevangelie Jh 20 : 11-18
Lezing uit het Heilig Evangelie volgens Johannes,
In die tijd stond Maria wenend buiten bij het graf en terwijl zij weende, boog zij zich voorover naar het graf en zij zag twee engelen in witte kleren zitten, één aan het hoofdeinde en een aan het voeteneinde van de plaats waar het lichaam van Jezus gelegen had; en zij zeiden tegen haar: ‘Vrouw, waarom weent u?’ Zij zei tegen hen: ‘Omdat zij mijn Heer weggenomen hebben, en ik niet weet waar zij Hem hebben neergelegd.’ En toen zij dit gezegd had, keek zij om en zag Jezus staan, maar zij wist niet dat het Jezus was. Jezus zei tegen haar: ‘Vrouw, waarom weent u? Wie zoekt u?’ Zij dacht dat het de tuinman was, en zei tegen Hem: ‘Mijnheer als u Hem weggedragen hebt, zeg mij dan waar u Hem hebt neergelegd en ik zal Hem gaan halen.’ Jezus zei tegen haar: ‘Maria!’ Zij keerde zich om en zei tegen Hem: ‘Rabboeni!’ Dat betekent: Meester. Jezus zei tegen haar: ‘Raak Mij niet aan, want Ik ben nog niet opgestegen naar Mijn Vader; maar ga naar Mijn broeders en zeg tegen hen dat Ik opstijg naar Mijn Vader en jullie Vader, naar Mijn God en jullie God.’ Maria Magdalena ging de leerlingen vertellen dat zij de Heer gezien had en dat Hij dit tegen haar gezegd had.
In de Liturgie: Lk 8 : 26-39
Lezing uit het Heilig Evangelie volgens Lukas,
In die tijd ging Jezus naar het land van de Gadarenen, en er kwam Hem vanuit de stad een man tegemoet, die sinds lange tijd door demonen bezeten was; en hij droeg geen kleren meer en woonde niet in een huis, maar in de rotsgraven. En toen hij Jezus zag, viel hij schreeuwend voor Hem neer en riep luidkeels: ‘Wat hebt ik met U te maken, Jezus, Zoon van de allerhoogste God? Ik smeek U, pijnig mij niet.’ Want Jezus had de onreine geest bevolen van de man uit te gaan. Want al vele jaren had hij hem in zijn macht en men had de man met ketenen en met boeien gebonden en bewaakt, maar hij brak de boeien stuk en werd door de demon naar eenzame plaatsen gedreven. Jezus vroeg hem: ‘Wat is uw naam?’ Hij antwoordde: ‘Legioen’, – want veel demonen waren in hem getrokken. En zij smeekten Hem, dat Hij hun niet zou bevelen de afgrond in te gaan. En er liep daar een grote kudde varkens te grazen op de berg; en zij smeekten Hem, dat Hij hun wilde toestaan in die varkens te gaan. En Hij stond het hun toe. En de demonen gingen uit die man en trokken in de varkens, waarop de kudde de steile helling afstormde, het meer in, en verdronk. Toen nu de varkenshoeders zagen wat er gebeurd was, sloegen ze op de vlucht en vertelden het in de stad en op het land. De mensen gingen op weg om te zien wat er gebeurd was. En zij kwamen bij Jezus en vonden de man van wie de demonen uitgegaan waren, aan de voeten van Jezus zitten, gekleed en goed bij zijn verstand; en zij schrokken ervan. En zij die het gezien hadden, vertelden hun hoe de bezetene gered was. En de hele menigte uit het gebied van de Gadarenen verzocht Hem hen te verlaten, want zij waren hevig geschrokken. En Jezus ging in de boot om terug te varen. En de man bij wie de demonen uitgegaan waren, smeekte Hem, dat hij bij Hem mocht blijven. Maar Jezus stuurde hem weg en zei: ‘Ga terug naar uw huis en vertel alles wat God voor u gedaan heeft.’ En hij ging weg en maakte overal in de stad bekend wat Jezus voor hem gedaan had.