Lezingen van de dag
- Dit evenement is voorbij.
Lezingen van de dag
16 oktober, 2022
18e zondag na Pinksteren
APOSTEL
II Kor 9 : 6-11
Lezing uit de tweede brief van Paulus aan de Korinthiërs,
Broeders, wie karig zaait, zal ook karig oogsten; en wie overvloedig zaait, zal ook overvloedig oogsten. Laat ieder doen zoals hij in zijn hart voorgenomen heeft, niet met tegenzin of uit dwang, want God heeft een blijmoedige gever lief. En God is bij machte elke vorm van genade overvloedig te maken in u, zodat gij, wanneer gij in alles altijd al het nodige bezit, overvloedig kunt zijn in elk goed werk. Zoals geschreven staat: ‘Hij heeft uitgestrooid, Hij heeft aan de armen gegeven; Zijn gerechtigheid blijft tot in eeuwigheid.’
Hij nu Die de zaaier zaad verschaft, moge ook brood tot voedsel schenken en uw zaaisel doen toenemen en de vruchten van uw gerechtigheid vermeerderen. Zo zult gij in alles rijk worden en in staat tot alle vrijgevigheid, en deze bewerkt dat God door ons toedoen dank gebracht wordt.
EVANGELIE
In de Metten: het 7e Opstandingsevangelie (Jh 20 : 1-10)
Lezing uit het Heilig Evangelie volgens Johannes,
Op de eerste dag van de week ging Maria Magdalena ’s morgens vroeg, toen het nog donker was, naar het graf, en zij zag dat de steen was weggenomen van het graf. Daarom snelde zij heen en ging naar Simon Petrus en naar de andere leerling, van wie Jezus hield, en zei tegen hen: ‘Zij hebben de Heer uit het graf weggenomen en wij weten niet waar zij Hem hebben neergelegd.’ Toen ging Petrus van huis en de andere leerling en zij gingen naar het graf. En zij renden allebei, maar de andere leerling liep vooruit, sneller dan Petrus, en kwam het eerst bij het graf; en toen hij zich voorover boog, zag hij de linnen doeken liggen, maar hij ging niet naar binnen. Toen kwam, na hem, Simon Petrus aan, en hij ging het graf binnen. Hij zag de linnen doeken liggen, en de lijkdoek die Zijn hoofd bedekt had, zag hij niet bij de andere doeken liggen, maar apart opgerold op een andere plaats. Toen ging ook de andere leerling, die het eerst bij het graf gekomen was, naar binnen, en hij zag het en geloofde; want zij hadden de Schrift nog niet begrepen dat Hij uit de doden moest opstaan. Toen gingen de leerlingen weer naar huis.
In de Liturgie: Lk 8 : 5-8a, 9-15, 8b
Lezing uit het Heilig Evangelie volgens Lukas,
De Heer vertelde de volgende gelijkenis: ‘Een zaaier ging naar buiten om zijn zaad te zaaien. En toen hij zaaide, viel er een deel langs de weg, en het werd vertrapt en de vogels in de lucht aten het op. En een ander deel viel op de rotsachtige bodem, en toen het opgegroeid was, verdorde het door gebrek aan vocht. En een ander deel viel tussen de distels, en toen de distels mee opgroeiden, verstikten ze het. En een ander deel viel in de goede aarde en toen het opgegroeid was, bracht het honderdvoudig vrucht voort.’ En Zijn leerlingen vroegen Hem: ‘Wat betekent deze gelijkenis?’ Hij zei: ‘Aan jullie is het gegeven de geheimenissen van het Koninkrijk van God te kennen, maar tot de anderen spreek Ik in gelijkenissen, zodat zij ziende niet zien en horende niet begrijpen. Dit is de betekenis van de gelijkenis: Het zaad is het Woord van God. Zij bij wie langs de weg gezaaid wordt, zijn zij die het horen; maar daarna komt de duivel en neemt het Woord uit hun hart weg, opdat zij niet geloven en gered worden. Zij bij wie op de rotsachtige bodem gezaaid wordt, zijn zij die het Woord met vreugde ontvangen, wanneer zij het gehoord hebben. Maar zij hebben geen wortel, omdat ze maar voor een bepaalde tijd geloven, en in een tijd van verzoeking worden zij afvallig. En bij wie het zaad tussen de distels valt, dat zijn zij die het hebben gehoord, maar die gaandeweg door de zorgen en rijkdom en genietingen van het leven verstikt worden en geen vrucht dragen. En waar het zaad in de goede aarde valt, dat zijn zij die het Woord horen, het in een oprecht en goed hart vasthouden, en in volharding vruchten voortbrengen.’ Toen Hij dit gezegd had, riep Hij: ‘Wie oren heeft om te horen, laat hij horen.’
En op deze zondag tussen 11-17 oktober – de Gedachtenis van de H. Vaders van het 7e Oecumensiche Concilie
APOSTEL
Titus 3 : 8-15
Lezing uit de brief van Paulus aan Titus,
Mijn kind Titus, dit is een betrouwbaar woord en ik wil dat gij hierover met overtuiging spreekt, opdat zij die in God geloven, zich erop toeleggen dat zij anderen voorgaan in het doen van goede werken. Dat is goed en nuttig voor de mensen. Maar ontwijk dwaze vragen, geslachtsregisters en ruzies en twisten over de wet, want die zijn nutteloos en zinloos. Wijs een ketter af na hem één en andermaal terechtgewezen te hebben. Weet dat zo iemand het spoor bijster is en dat hij zondigt en het oordeel al in zich draagt. Wanneer ik Artemas naar u toe zal sturen of Tychikus, beijver u dan naar mij toe te komen in Nikopolis, want ik heb besloten daar de winter door te brengen. Rust de wetgeleerde Zenas, en Apollos, goed toe voor hun reis, zodat het hun aan niets ontbreekt. En ook onze mensen moeten leren anderen voor te gaan in het doen van goede werken, om in de noodzakelijke levensbehoeften te voorzien, opdat zij niet onvruchtbaar zijn. Allen die bij mij zijn, groeten u. Groet hen die ons liefhebben in het geloof. De genade zij met u allen. Amen.
EVANGELIE
Jh 17 : 1-13
Lezing uit het Heilig Evangelie volgens Johannes,
In die tijd sloeg Jezus Zijn ogen op naar de hemel en zei: ‘Vader, het uur is gekomen, verheerlijk Uw Zoon, opdat ook Uw Zoon U verheerlijkt, zoals gij Hem macht gegeven hebt over alle vlees, om eeuwig leven te schenken aan allen die Gij aan Hem gegeven hebt. En dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, Die Gij gezonden hebt. Ik heb U verheerlijkt op aarde; ik heb het werk volbracht dat Gij Mij opgedragen hebt te doen. En nu, Gij Vader, verheerlijk Mij bij Uzelf met de heerlijkheid die Ik bij U had, voordat de wereld er was. Ik heb Uw Naam geopenbaard aan de mensen, die Gij Mij uit de wereld gegeven hebt. Zij waren van U en Gij hebt hen aan Mij gegeven, en zij hebben zich aan Uw woord gehouden. Nu hebben zij erkend dat alles wat Gij Mij gegeven hebt, van U komt. Want de woorden die Gij Mij gegeven hebt, heb Ik hun gegeven en zij hebben ze aanvaard, en zij hebben naar waarheid erkend dat Ik van U ben uitgegaan, en zij hebben geloofd dat Gij Mij gezonden hebt. Ik bid voor hen; niet voor de wereld bid Ik, maar voor hen die Gij Mij gegeven hebt, want zij zijn van U, en al het Mijne is het Uwe en al het Uwe is het Mijne; en Ik ben in hen verheerlijkt. En Ik ben niet meer in de wereld, maar zij zijn in de wereld en Ik kom naar U toe. Heilige Vader, bewaar hen die Gij Mij gegeven hebt in Uw Naam, opdat zij één zijn zoals Wij. Toen Ik met hen in de wereld was, bewaarde Ik hen in Uw Naam. Hen die Gij Mij gegeven hebt, heb Ik behoed en niemand van hen is verloren gegaan behalve de zoon van het verderf, opdat de Schrift in vervulling ging. Maar nu kom Ik naar U toe en verkondig dit in de wereld, opdat zij volkomen vervuld mogen zijn van Mijn vreugde.’