Lezingen van de dag
- Dit evenement is voorbij.
Lezingen van de dag
16 september, 2022
Vrijdag in de 13e week na Pinksteren
APOSTEL
Gal 2 : 6-10
Lezing uit de brief van Paulus aan de Galaten,
Broeders, wat betreft hen die geacht werden iets te zijn – wat zij voorheen waren, maakt voor mij geen verschil; bij God is geen aanzien des persoons – zij dus die in aanzien waren, hebben mij verder niets opgelegd. Integendeel, toen zij zagen dat aan mij het Evangelie onder de onbesnedenen was toevertrouwd, zoals aan Petrus de verkondiging onder de besnedenen – want zoals Hij Die door Petrus werkte met het oog op het apostelschap onder de besnedenen, werkte Hij ook door mij met het oog op de heidenen – en ze dus de mij gegeven genade erkenden, reikten Jakobus, Kefas en Johannes, die geacht werden steunpilaren te zijn, mij en Barnabas de rechterhand ten teken van gemeenschap, opdat wíj naar de heidenen en zíj naar de besnedenen zouden gaan. Alleen moesten wij wel aan de armen denken; en dat is ook precies waarvoor ik mij heb ingezet.
EVANGELIE
Mk 5 : 22-24, 35-6:1
Lezing uit het Heilig Evangelie volgens Markus,
In die tijd kwam er één van de oversten van de synagoge, Jaïrus genaamd, en toen hij Jezus zag, viel hij aan Zijn voeten neer en smeekte Hem dringend: ‘Mijn dochtertje ligt op sterven, kom toch, leg haar de handen op, zodat zij gered wordt en in leven blijft.’ Hij ging met hem mee en een grote menigte volgde Hem. Toen kwamen de huisgenoten van de overste van de synagoge zeggen: ‘uw dochter is gestorven; waarom valt gij de Meester nog lastig?’ En zodra Jezus gehoord had wat er gezegd werd, zei Hij tegen de overste van de synagoge: ‘Wees niet bang, geloof alleen.’ En Hij liet niemand met Zich meegaan behalve Petrus, Jakobus en Johannes, de broer van Jakobus. En Hij kwam bij het huis van de overste van de synagoge en Hij zag een oploop en mensen, die luid weenden en jammerden. Hij ging naar binnen en zei tegen hen: ‘Waarom maakt gij zo’n misbaar en weent gij? Het kind is niet gestorven, maar het slaapt.’ En zij lachten Hem uit. Maar Hij stuurde allen weg, nam de vader en de moeder van het kind mee en hen die bij Hem waren, en ging het vertrek binnen, waar het kind lag. En Hij nam het kind bij de hand en zei tegen haar: ‘Talithá koemi,’ wat betekent: Meisje (Ik zeg je), sta op. En meteen stond het meisje op en liep, want het was twaalf jaar oud. En zij waren buiten zichzelf van verbazing. En Hij gebood hun met klem, dat niemand dit te weten zou komen; en Hij zei dat men haar te eten moest geven. En Hij vertrok vandaar en kwam in Zijn vaderstad en Zijn leerlingen volgden Hem.