Vrijdag in de 11e week na Pinksteren

APOSTEL

II Kor 4 : 13-18

Lezing uit de tweede brief van Paulus aan de Korinthiërs,

Broeders, omdat wij dezelfde Geest van het geloof hebben, overeenkomstig wat geschreven staat: Ik heb geloofd, daarom heb ik gesproken, geloven ook wij, en daarom spreken wij ook. Wij weten immers dat Hij Die de Heer Jezus opgewekt heeft, ook ons door Jezus zal opwekken en samen met u voor Zich zal stellen. Want dit alles gebeurt ter wille van u, opdat de genade, die meer en meer is toegenomen, door de dankzegging van velen overvloedig wordt tot heerlijkheid van God. Daarom verliezen wij de moed niet; integendeel, ook al vergaat onze uiterlijk bestaan, toch wordt ons innerlijk van dag tot dag vernieuwd. De geringe last die we tijdelijk te dragen hebben, brengt in ons een alles overtreffend eeuwig gewicht van heerlijkheid teweeg. Wij houden onze ogen immers niet gericht op het zichtbare, maar op het onzichtbare; want het zichtbare is tijdelijk, maar het onzichtbare eeuwig.

EVANGELIE

Mt 24 : 27-33, 42-51

Lezing uit het Heilig Evangelie volgens Mattheüs,

De Heer zei tegen Zijn leerlingen: ‘Zoals de bliksem vanuit het oosten komt en zichtbaar is tot in het westen, zo zal ook de komst van de Zoon des mensen zijn. Want waar het dode lichaam is, daar zullen de gieren zich verzamelen. En meteen na de verdrukking van die dagen zal de zon verduisterd worden en de maan zal zijn schijnsel niet geven, en de sterren zullen uit de hemel vallen en de krachten van de hemelen zullen wankelen. En dan zal het teken van de Zoon des mensen aan de hemel verschijnen; en dan zullen alle stammen op aarde weeklagen en zij zullen de Zoon des mensen zien komen op de wolken van de hemel met grote macht en heerlijkheid. Dan Hij zal Zijn engelen uitzenden onder luid bazuingeschal; en zij zullen Zijn uitverkorenen bijeenbrengen uit de vier windstreken, van het ene uiteinde van de hemelen tot het andere. Leer van de vijgenboom deze gelijkenis: Wanneer zijn takken zacht worden en de bladeren uitspruiten, dan weet gij, dat de zomer nabij is. Zo moet gij ook weten, wanneer gij al deze dingen ziet, dat het nabij is, dat het voor de deur staat. Wees dan waakzaam, want gij weet niet, op welk uur uw Heer komt. Maar weet wel, dat als de heer des huizes had geweten in welk deel van de nacht de dief zou komen, dan was hij wakker gebleven, en zou hij niet in zijn huis hebben laten inbreken. Wees ook gij daarom voorbereid, want de Zoon des mensen komt op een uur waarop gij het niet verwacht. Wie is dan de trouwe en verstandige knecht, die zijn heer over zijn dienstvolk heeft aangesteld om hun op tijd eten te geven? Gelukkig is die knecht die zijn heer bij zijn komst zo bezig zal vinden. Amen, Ik zeg u dat hij hem over al zijn bezittingen zal aanstellen. Maar als die slechte knecht bij zichzelf zou zeggen: Mijn heer blijft nog lang weg, en hij zou beginnen zijn medeknechten te slaan en te eten en te drinken met dronkaards, dan zal de heer van deze knecht komen op een dag waarop hij hem niet verwacht, en op een tijdstip dat hij niet kent. En hij zal hem in stukken houwen en hem het lot laten delen van de huichelaars; daar zal gejammer zijn en tandengeknars.’