Lezingen van de dag
- Dit evenement is voorbij.
Lezingen van de dag
17 augustus, 2022
Woensdag in de 10e week na Pinksteren
APOSTEL
I Kor 16 : 4-12)
Lezing uit de eerste brief van Paulus aan de Korinthiërs,
Broeders, als het de moeite waard mocht zijn dat ik de reis naar Jeruzalem zelf ook maak, zullen zij met mij meereizen. Maar ik zal naar u toe komen, wanneer ik Macedonië doorgereisd ben, want ik ga door Macedonië, en zo mogelijk zal ik bij u blijven, misschien wel de hele winter, zodat gij mij op weg kunt helpen naar mijn volgende bestemming. Want ik wil u nu niet slechts op doorreis zien, maar hoop enige tijd bij u te blijven, als de Heer het toestaat. Ik zal tot Pinksteren in Efeze blijven, want de deur staat hier wijd open voor mijn werk, en er zijn veel tegenstanders. Als Timotheüs komt, zorg ervoor dat hij zonder vrees bij u kan zijn, want hij doet het werk van de Heer, zoals ook ik. Laat dus niemand op hem neerzien, maar help hem op weg in vrede, zodat hij naar mij toe kan komen, want ik en de broeders wachten op hem. En wat Apollos, de broeder, betreft, ik heb er herhaaldelijk bij hem op aangedrongen dat hij met de broeders naar u toe zou komen, maar hij wilde nu beslist niet komen. Hij komt zodra hij de gelegenheid vindt.
EVANGELIE
Mt 21 : 28-32
Lezing uit het Heilig Evangelie volgens Mattheüs,
De Heer vertelde de volgende gelijkenis: ‘Iemand had twee zonen, en hij ging naar de eerste en zei: Mijn zoon, ga vandaag in mijn wijngaard werken. Maar hij antwoordde en zei: Ik wil niet. Later kreeg hij berouw en ging alsnog. En hij ging naar zijn tweede zoon en zei hetzelfde, en deze antwoordde en zei: Ja, ik ga, heer! Maar hij ging niet. Wie van de twee heeft de wil van zijn vader gedaan?’ Zij antwoordden Hem: ‘De eerste.’ Jezus zei tegen hen: ‘Amen, Ik zeg u dat de tollenaars en de hoeren het Koninkrijk Gods eerder binnengaan dan gij. Want Johannes is bij u gekomen op de weg van de gerechtigheid, en gij hebt hem geen geloof geschonken; maar de tollenaars en de hoeren hebben hem wel geloofd; en hoewel gij dat zag, hebt gij later geen berouw gehad, en hem alsnog geloofd.’