Vrijdag in de 8e week na Pinksteren

APOSTEL

I Kor 11 : 8-23a)

Lezing uit de eerste brief van Paulus aan de Korinthiërs,

Broeders, de man is niet uit de vrouw, maar de vrouw uit de man, en de man is niet omwille van de vrouw geschapen, maar de vrouw omwille van de man. Daarom moet de vrouw een teken van gezag op het hoofd hebben, omwille van de engelen. Evenwel, in de Heer is de vrouw niets zonder de man, en ook de man niets zonder de vrouw. Want zoals de vrouw uit de man voortkomt, zo bestaat de man door de vrouw – en alles is ontstaan uit God. Oordeel bij uzelf: is het gepast dat een vrouw met onbedekt hoofd tot God bidt? Leert de natuur zelf u niet dat lang haar een man te schande maakt, terwijl het een vrouw tot eer strekt? Het haar van de vrouw is haar gegeven om een hoofdbedekking te dragen. Maar als iemand op twist uit lijkt te zijn, wij hebben een dergelijke gewoonte niet, en de kerken van God evenmin. Nu ik u toch aanwijzingen geef: ik kan u niet prijzen om uw samenkomsten. Die doen meer kwaad dan goed. Want ten eerste hoor ik dat er als gij samenkomt in de kerk verdeeldheid onder u is, en ten dele geloof ik dat. Het is nodig dat er partijvorming onder u is, opdat duidelijk wordt wie van u beproefd blijken te zijn. Zoals gij nu bij elkaar samenkomt, is dat niet om de maaltijd van de Heer te vieren. Want bij het eten gebruikt iedereen van tevoren al zijn eigen maaltijd en dan heeft de één honger, terwijl de ander dronken is. Hebt gij soms geen eigen huis waar gij kunt eten en drinken? Of minacht gij de kerk van God en beschaamt gij hen die niets hebben? Wat moet ik nu tegen u zeggen? Moet ik u soms prijzen? Ik prijs u niet. Want ik heb van de Heer ontvangen, wat ik ook aan u heb overgeleverd.

EVANGELIE

Mt 17 : 10-18

Lezing uit het Heilig Evangelie volgens Mattheüs,

In die tijd vroegen Jezus’ leerlingen Hem, zeggend: ‘Waarom zeggen de schriftgeleerden dat Elia eerst moet komen?’ Jezus antwoordde en zei tegen hen: ‘Elia zal wel eerst komen en alles herstellen. Maar Ik zeg u dat Elia al gekomen is, en zij hebben hem niet herkend, maar met hem gedaan alles wat zij wilden; zo zal ook de Zoon des mensen door hun toedoen moeten lijden.’ Toen begrepen de leerlingen dat Hij hun sprak over Johannes de Doper. En toen zij bij de menigte gekomen waren, kwam er iemand naar Hem toe die voor Hem op zijn knieën viel en zei: ‘Heer, ontferm U over mijn zoon, want hij is maanziek en heeft veel te lijden, want dikwijls valt hij in het vuur en dikwijls in het water. En ik heb hem bij Uw leerlingen gebracht, maar zij konden hem niet genezen.’ Jezus antwoordde en zei: ‘O ongelovig en ontaard geslacht, hoelang zal Ik nog bij u zijn, hoelang zal Ik u nog verdragen? Breng hem hier bij Me.’ En Jezus sprak de demon bestraffend toe en deze ging van hem uit; en de jongen was vanaf dat moment genezen.