Woensdag in de 7e week na Pinksteren

APOSTEL

I Kor 7 : 12b-24

Lezing uit de eerste brief van Paulus aan de Corinthiërs,

Broeders, als een broeder een ongelovige vrouw heeft en zij ermee instemt bij hem te wonen, moet hij haar niet verlaten. En als een vrouw een ongelovige man heeft en deze stemt ermee in bij haar te wonen, moet zij hem niet verlaten. Want de ongelovige man is geheiligd door zijn vrouw en de ongelovige vrouw is geheiligd door haar man. Anders waren immers uw kinderen onrein, maar nu zijn zij heilig. Maar als de ongelovige scheiden wil, laat hij scheiden. De broeder of de zuster is in zulke gevallen niet gebonden. God heeft ons echter tot vrede geroepen. Want hoe weet gij, vrouw, of gij uw man zult redden? Of hoe weet gij, man, of gij uw vrouw zult redden? Maar zoals God aan ieder heeft toebedeeld, zoals de Heer ieder geroepen heeft, zó moet hij wandelen. En zo schrijf ik het in alle kerken voor. Is iemand als besnedene geroepen, dan moet hij die besnijdenis niet ongedaan laten maken. Is iemand geroepen die onbesneden is, dan moet hij zich niet laten besnijden. Het gaat er niet om of iemand besneden is of onbesneden, maar of hij de geboden van God in acht neemt. Laat ieder blijven in de roeping waarin hij geroepen is. Zijt gij als slaaf geroepen, dan moet gij u daarover niet bekommeren. Kunt gij echter ook vrij worden, maak dan liever van die gelegenheid gebruik. Wie namelijk als slaaf geroepen is in de Heer, is een vrijgelatene van de Heer. Evenzo is hij die als vrije geroepen is, een slaaf van Christus. Gij zijt gekocht en betaald; word dus geen slaven van mensen. Laat ieder voor God blijven, broeders, wat hij was toen hij geroepen werd.

EVANGELIE

Mt 14 : 35-15:11

Lezing uit het Heilig Evangelie volgens Mattheüs,

In die tijd toen de inwoners van het gebied van Gennesareth Jezus herkenden, maakten zij het bekend in heel die streek, en men bracht alle zieken bij Hem. En zij smeekten Hem, slechts de kwast van Zijn bovenkleed te mogen aanraken. En allen die Hem aanraakten, werden gezond. Toen kwamen er schriftgeleerden en Farizeeën uit Jeruzalem naar Jezus en zeiden: ‘Waarom overtreden Uw leerlingen de overlevering van de ouden? Want zij wassen hun handen niet als zij brood gaan eten.’ Maar Hij antwoordde en zei tegen hen: ‘Waarom overtreedt ook gij Gods gebod ter wille van uw overlevering? Want God heeft geboden:
Eer uw vader en moeder, en : Wie vader of moeder vervloekt, moet zeker sterven. Maar gij zegt: Wie tegen zijn vader of moeder zegt: Alles wat gij van mij had kunnen krijgen, is offergave, die is ontslagen van de plicht zijn vader of moeder te eren.
En zo hebt gij Gods gebod ontkracht ter wille van uw overlevering. Huichelaars, terecht heeft Jesaja over u geprofeteerd, zeggend: Dit volk nadert tot Mij met hun mond en eert Mij met hun lippen, maar hun hart is ver van Mij. Maar tevergeefs vereren zij Mij, want de leringen die zij onderwijzen, zijn geboden van mensen.’ En Hij riep de menigte bij zich en zei tegen hen: ‘Luister en begrijp het goed: Niet wat de mond in gaat, maakt de mens onrein, maar wat de mond uitkomt, dat maakt de mens onrein.’