Lezingen van de dag
- Dit evenement is voorbij.
Lezingen van de dag
11 juni, 2022
Zaterdag in de 7e week van Pascha – Zielenzaterdag
Lezing uit de Handelingen der Apostelen,
In die dagen toen Paulus en die met hem in het schip reisden, in veiligheid waren, kwamen zij te weten dat het eiland Malta heette. En de plaatselijke bevolking bewees ons buitengewone menslievendheid, want zij staken een vuur aan en haalden ons er allen bij, omdat het was gaan regenen en het koud was. En toen Paulus een bos takken bijeengeraapt en op het vuur gelegd had, kwam er door de hitte een adder uit en die beet zich vast in zijn hand. En toen de bewoners van het eiland het beest aan zijn hand zag hangen, zeiden zij tegen elkaar: Deze man is vast en zeker een moordenaar, hij wist uit de zee te ontkomen maar wraakgodin Dikè wil hem niet in leven laten. Hij schudde het beest echter van zich af in het vuur en bleef volstrekt ongedeerd. En zij verwachtten dat hij zou opzwellen of plotseling dood neervallen. Maar toen zij, na lang gewacht te hebben, zagen dat er niets ongewoons met hem gebeurde, veranderden zij van gedachten en zeiden dat hij een god was. Niet ver daarvandaan lag een landgoed, dat het eigendom was van de gouverneur van het eiland, een zekere Publius. Hij ontving ons en bood ons vriendelijk drie dagen onderdak. En het gebeurde dat de vader van Publius, door koorts en buikloop bevangen, op bed lag. Paulus ging naar hem toe, en nadat hij gebeden had, legde hij hem de handen op en genas hem. Toen dit nu gebeurd was, kwamen ook de anderen op het eiland die ziekten hadden, naar hem toe en zij werden genezen. Ook vereerden zij ons met veel eerbewijzen, en toen wij weg zouden varen, verschaften zij ons wat nodig was. En na drie maanden voeren wij weg in een schip uit Alexandrië dat op het eiland overwinterd had, en dat de Dioscuren als boegbeeld had. En toen wij in Syracuse aangekomen waren, bleven wij er drie dagen. Daarvandaan voeren wij langs de kust en kwamen in Regium aan, en doordat er na één dag een zuidenwind opstak, bereikten we binnen twee dagen Puteoli, waar wij broeders aantroffen en ons verzocht werd zeven dagen bij hen te blijven. En zo gingen wij naar Rome. En daarvandaan kwamen de broeders, die van onze zaken gehoord hadden, ons tegemoet, tot Forum Appii en Tres Tabernae. Toen Paulus hen zag, dankte hij God en vatte hij moed. En toen wij in Rome aangekomen waren, gaf de centurio de gevangenen over aan de legercommandant, maar aan Paulus werd toegestaan op zichzelf te wonen met de soldaat die hem bewaakte. En het gebeurde na drie dagen, dat Paulus de voornaamste Joden bijeenriep. En toen zij bijeengekomen waren, zei hij tegen hen: Mannenbroeders, ik, die niets gedaan heb tegen het volk of de gewoonten van de vaderen, ik ben uit Jeruzalem als gevangene overgeleverd in de handen van de Romeinen. Die wilden mij, nadat zij mij ondervraagd hadden, loslaten, omdat er geen enkele grond was om mij ter dood te veroordelen. Toen echter de Joden dat tegenspraken, was ik gedwongen mij op de keizer te beroepen, overigens zonder mijn volk van iets te willen beschuldigen. Om deze reden dan heb ik u bij mij geroepen: om u te zien en met u te spreken, want om de hoop van Israël heb ik deze boeien om. Zij zeiden dan tegen hem: Wij hebben geen brieven met betrekking tot u uit Judea ontvangen en ook heeft niemand van de broeders die hier gekomen zijn, iets verkeerds over u gemeld of van u gezegd. Wel zouden we graag van u horen wat uw denkbeelden zijn, want het is ons bekend dat de sekte waartoe gij behoort overal op verzet stuit. En nadat zij een dag met hem hadden afgesproken, kwamen er velen naar de plaats waar hij verbleef. Hij legde het Koninkrijk van God aan hen uit en getuigde ervan, en hij probeerde hen, van ‘s morgens vroeg tot de avond toe, zowel uit de Wet van Mozes als uit de Profeten, te bewegen tot het geloof in Jezus. En sommigen lieten zich wel overtuigen door wat er gezegd werd, maar anderen geloofden niet. En zij waren het niet met elkaar eens en zij gingen uiteen maar niet voordat Paulus nog een laatste woord had gesproken: Terecht heeft de Heilige Geest door Jesaja, de profeet, tegen onze vaderen gezegd: Ga naar dit volk toe en zeg:
Met het gehoor zult gij horen, maar beslist niet begrijpen, en ziende zult gij zien, maar beslist niet opmerken, want het hart van dit volk is vet geworden en zij hebben met de oren slecht gehoord, en hun ogen hebben zij dichtgedaan, opdat zij niet op enig moment met de ogen zouden zien en met de oren horen en met het hart begrijpen, en zij zich zouden bekeren en Ik hen zou genezen.
Laat het u dan bekend zijn dat het heil van God aan de heidenen gezonden is, en die zullen luisteren. En nadat hij dit gezegd had, gingen de Joden weg, heftig onder elkaar redetwistend. En Paulus bleef twee volle jaren in zijn eigen gehuurde woning, en ontving allen die naar hem toe kwamen. Hij predikte het Koninkrijk van God en gaf vrijmoedig onderricht over de Heer Jezus Christus, zonder dat hem iets in de weg werd gelegd.
EVANGELIE
Jh 21:15-25
Lezing uit het Heilig Evangelie volgens Johannes,
In die tijd verscheen Jezus aan zijn leerlingen, nadat Hij uit de doden was opgewekt en Hij zei tegen Simon Petrus: ‘Simon, zoon van Jona, hebt gij Mij meer lief dan de anderen?’ Hij zei tegen Hem: ‘Ja, Heer, Gij weet, dat ik U bemin.’ Hij zei tegen hem: ‘Weid Mijn lammeren.’ Hij zei opnieuw tegen hem, voor de tweede keer: ‘Simon, zoon van Jona, hebt gij Mij lief?’ Hij zei tegen Hem: ‘Ja, Heer, Gij weet, dat ik U bemin.’ Hij zei tegen hem: ‘Hoed Mijn schapen.’ Hij zei voor de derde keer tegen hem: ‘Simon, zoon van Jona, bemint gij Mij?’ Petrus werd bedroefd, omdat Hij voor de derde keer tegen hem zei: bemint gij Mij? En hij zei tegen Hem: ‘Heer, Gij weet alles, Gij weet dat ik U bemin.’ Jezus zei tegen hem: ‘Weid Mijn schapen. Amen, amen, Ik zeg u: Toen gij jonger waart, omgordde gij uzelf en ging waar gij wilde, maar wanneer gij oud zijt, zult gij uw handen uitstrekken, en een ander zal u omgorden en u brengen waarheen gij niet wilt.’ En dit zei Hij om aan te duiden met wat voor dood hij God verheerlijken zou. En nadat Hij dit gezegd had, zei Hij tegen hem: ‘Volg Mij.’ En toen Petrus zich omkeerde, zag hij de leerling van wie Jezus hield, volgen, die ook tijdens het avondmaal tegen Zijn borst had geleund en gezegd had: Heer, wie is het, die U verraden zal? Toen Petrus hem zag, zei hij tegen Jezus: ‘Heer, maar wat zal er met hem gebeuren?’ Jezus zei tegen hem: ‘Als Ik wil dat hij blijft totdat Ik kom, wat gaat het u aan? Volg gij Mij!’ Zo verspreidde zich het gerucht onder de broeders, dat die leerling niet zou sterven. Maar Jezus had niet tegen hem gezegd dat hij niet zou sterven, maar: ‘Als Ik wil dat hij blijft totdat Ik kom, wat gaat het u aan?’ Dit is de leerling die van deze dingen getuigt en dit geschreven heeft; en wij weten, dat zijn getuigenis waarachtig is. Er zijn nog veel andere dingen die Jezus gedaan heeft. Als die één voor één opgeschreven zouden worden, dan zou, denk ik, de hele wereld de geschreven boeken niet kunnen bevatten. Amen.