Lezingen van de dag
- Dit evenement is voorbij.
Lezingen van de dag
10 juni, 2022
Vrijdag in de 7e week van Pascha – Teruggave van Hemelvaart
Hand 27:1 -28:1
Lezing uit de Handelingen der Apostelen,
In die dagen toen besloten was dat wij naar Italië zouden varen, gaven zij Paulus en enkele andere gevangenen over aan Julius, een centurio van de keizerlijke afdeling. We gingen aan boord van een schip uit Adramyttium, dat de havens langs de kust van Asia zou aandoen, en voeren weg. Aristarchus, een Macedoniër uit Thessalonica, was bij ons. En de volgende dag kwamen wij aan in Sidon. En Julius, die Paulus vriendelijk behandelde, stond hem toe naar de vrienden te gaan om door hen verzorgd te worden. En nadat wij daarvandaan weggevaren waren, voeren wij onder Cyprus langs, omdat de wind tegen was. En toen wij de zee waarlangs Cilicië en Pamfilië liggen, overgevaren waren, kwamen wij aan in Myra in Lycië. En de centurio, die daar een schip gevonden had uit Alexandrië dat naar Italië voer, liet ons daarin overstappen. En omdat wij ettelijke dagen maar langzaam vooruitkwamen en wij nauwelijks ter hoogte van Knidus gekomen waren, doordat de wind het ons niet toeliet, voeren wij onder Kreta langs, ter hoogte van Salmone. En nadat wij daar nauwelijks voorbijgezeild waren, kwamen wij in een plaats die Goede Havens genoemd wordt, vlakbij de stad Lasea. En, omdat er veel tijd verlopen was en het varen nu gevaarlijk werd, want de vastentijd was ook al voorbij, waarschuwde Paulus hen en zei: Mannen, ik voorzie grote moeilijkheden als we nu uitvaren, niet alleen voor de lading en het schip, maar ook voor ons leven. Maar de centurio stelde meer vertrouwen in de stuurman en de kapitein dan in de woorden van Paulus. En omdat de haven ongeschikt was om te overwinteren, vonden de meesten het raadzaam ook vandaar weg te varen: misschien konden zij in Feniks komen om te overwinteren, een haven op Kreta, die zowel op het zuidwesten als op het noordwesten uitziet. Toen er vanuit het zuiden een lichte bries opstak, dachten ze hun plan te kunnen uitvoeren; en nadat zij het anker gelicht hadden, zeilden zij dicht langs de kust van Kreta. Maar niet lang daarna werd Kreta getroffen door een stormwind, die Euroklydon genoemd wordt. En omdat het schip daardoor meegesleurd werd en de kop niet in de wind kon houden, gaven wij het op en dreven weg. En toen wij onder een eilandje doorvoeren dat Klauda heette, lukte het ons met de nodige moeite om de sloep langszij te krijgen. Nadat ze die aan boord gehaald hadden, maakten ze gebruik van allerlei hulpmiddelen en haalden kabels onder het schip door; en omdat ze bevreesd waren dat ze op de droogte Syrtis terecht zouden komen, streken ze het zeil en lieten zich zo meedrijven. En omdat wij door de storm hevig heen en weer geslingerd werden, wierpen ze de volgende dag lading overboord. En op de derde dag wierpen wij zelfs het scheepstuig overboord.
Dagenlang waren de zon noch de sterren te zien en bleef de storm in alle hevigheid woeden, zodat we ten slotte elke hoop op redding verloren. En toen men lange tijd zonder eten geweest was, ging Paulus in hun midden staan en zei: O mannen, gij had naar mij moeten luisteren en niet van Kreta weg moeten varen, dan waren ons deze moeilijkheden bespaard gebleven en was er niets verloren gegaan. Maar nu roep ik u ertoe op goede moed te hebben, want niemand van jullie zal omkomen, alleen het schip zal verloren gaan. Want deze nacht verscheen mij een engel van God, aan Wie ik toebehoor en Die ik dien; die zei: Wees niet bevreesd, Paulus, gij moet voor de keizer terechtstaan; en zie, God heeft u allen die met u varen, geschonken. Heb daarom goede moed, mannen, want ik geloof God, dat het zo zal zijn als het mij gezegd is. Wij zullen op een of ander eiland terechtkomen. Toen nu de veertiende nacht aangebroken was, terwijl wij in de Adriatische Zee heen en weer gedreven werden, vermoedden de zeelieden midden in de nacht dat we land begonnen te naderen. En zij wierpen het dieplood uit en peilden twintig vadem, en na iets verder gevaren te zijn, wierpen zij weer het dieplood uit en peilden vijftien vadem. En omdat zij vreesden dat zij ergens op rotsachtige plaatsen terecht zouden komen, wierpen zij vanaf het achterschip vier ankers uit, en wensten dat het dag werd. Maar toen de bemanning probeerde van het schip te vluchten en de sloep in zee neerlieten, onder het mom dat zij de boegankers zouden uitwerpen, zei Paulus tegen de centurio en de soldaten: Als zij niet in het schip blijven, kunt gij niet gered worden. Toen kapten de soldaten de touwen van de sloep en lieten hem in zee vallen. Kort voor het aanbreken van de dag, spoorde Paulus hen allen aan om iets te eten; hij zei: Het is vandaag de veertiende dag dat gij blijft afwachten zonder te eten en zonder iets tot u te nemen. Ik raad u aan om nu iets te eten, want dat dient tot uw redding; niemand van jullie zal een haar worden gekrenkt. En toen hij dit gezegd had en brood genomen had, dankte hij God in aanwezigheid van allen, en na het gebroken te hebben begon hij te eten. En zij vatten allen moed, zodat ook zij gingen eten. Wij waren nu in het schip met in totaal tweehonderdzesenzeventig zielen. En toen zij allen met voedsel verzadigd waren, maakten zij het schip lichter door het graan overboord te werpen.
En toen het dag werd, herkenden zij het land niet, maar zij merkten dat er een inham was met een strand. Het leek hun raadzaam het schip, als zij konden, daarop te laten lopen. En nadat zij de ankers losgemaakt hadden, gaven zij die prijs aan de zee, terwijl zij meteen de touwen van de roeren losmaakten; en na het voorzeil gehesen te hebben, hielden zij vóór de wind op het strand aan. Ze stootten echter op een zandbank, en daar liep het schip aan de grond. De boeg kwam onbeweeglijk vast te zitten, en door het geweld van de golven begon de achtersteven te breken. Het voornemen van de soldaten was de gevangenen te doden, opdat niemand door weg te zwemmen zou ontsnappen. Maar de centurio, die Paulus wilde behouden, belette hun dat voornemen en gaf bevel dat zij die konden zwemmen, eerst van boord moesten springen en aan land moesten gaan; en daarna de anderen, of op planken, of op enkele stukken van het schip. En zo gebeurde het dat zij allen behouden aan land kwamen. En toen zij ontkomen waren, kwamen zij te weten dat het eiland Malta heette.
EVANGELIE
Jh 17:18-26
Lezing uit het Heilig Evangelie volgens Johannes,
In die tijd sloeg Jezus Zijn ogen op naar de hemel en zei: ‘Zoals Gij Mij in de wereld gezonden hebt, heb Ik ook hen in de wereld gezonden. En Ik heilig Mijzelf voor hen, opdat ook zij in waarheid geheiligd zijn. En Ik bid niet alleen voor hen, maar ook voor hen die door hun woord in Mij zullen geloven, opdat zij allen één zijn, zoals Gij, Vader, in Mij zijt en Ik in U ben, opdat ook zij in Ons één zijn, zodat de wereld zal geloven dat Gij Mij gezonden hebt. En Ik heb hun de heerlijkheid gegeven die Gij Mij gegeven hebt, opdat zij één zijn, zoals Wij één zijn; Ik in hen en Gij in Mij, opdat zij volmaakt één zijn en de wereld erkent dat Gij Mij gezonden hebt en hen hebt liefgehad, zoals Gij Mij hebt liefgehad. Vader, Ik wil dat waar Ik ben, ook zij die Gij Mij gegeven hebt, bij Mij zullen zijn, opdat zij Mijn heerlijkheid aanschouwen, die Gij Mij gegeven hebt, omdat Gij Mij hebt liefgehad vóór de grondlegging van de wereld. Rechtvaardige Vader, de wereld heeft U niet gekend, maar Ik heb U gekend en zíj hebben erkend, dat Gij Mij gezonden hebt. En Ik heb hun Uw Naam bekendgemaakt en Ik zal die bekend maken, opdat de liefde, waarmee Gij Mij hebt liefgehad, in hen zal zijn en Ik in hen.’