Lezingen van de dag
- Dit evenement is voorbij.
Lezingen van de dag
5 juni, 2022
Zondag van de Vaders van Nicea
APOSTEL
Hand 20:16-18, 28-36
Lezing uit de Handelingen der Apostelen,
In die dagen nam Paulus zich voor Efeze voorbij te varen om geen tijd in Asia te hoeven doorbrengen, want hij haastte zich om, zo mogelijk, op de Pinksterdag in Jeruzalem te zijn. Vanuit Milete stuurde hij iemand naar Efeze met het verzoek de priesters van de kerk te halen. En toen zij bij hem gekomen waren, zei hij tegen hen: Let op uzelf en op heel de kudde, waarover de Heilige Geest u tot bisschoppen heeft aangesteld om de kerk van de Heer God te weiden, die Hij door Zijn eigen bloed verkregen heeft. Want dit weet ik: dat na mijn vertrek wrede wolven bij u zullen binnenkomen, die de kudde niet sparen; en dat uit uw eigen midden mannen zullen opstaan die de waarheid verdraaien om de leerlingen achter zich te krijgen. Wees daarom waakzaam, en houd in gedachten dat ik drie jaar lang, dag en nacht, niet heb opgehouden ieder van u onder tranen terecht te wijzen. En nu, broeders, draag ik u op aan God en aan het woord van Zijn genade, aan Hem Die bij machte is om u op te bouwen en u een erfdeel te geven onder al de geheiligden. Ik heb niemands zilver, goud of kleding verlangd. En gij weet zelf dat ik eigenhandig heb voorzien in mijn levensonderhoud, en in dat van mijn metgezellen. Ik heb u in alles laten zien dat men, door zo te arbeiden, het moet opnemen voor de zwakken en de woorden van de Heer Jezus in herinnering moet houden, die immers gezegd heeft: Het is zaliger te geven dan te ontvangen. En toen hij dit gezegd had, knielde hij neer en bad met hen allen.
EVANGELIE
In de Metten: het Tiende Opstandingsevangelie Jh 21:1-14
Lezing uit het Heilig Evangelie volgens Johannes,
In die tijd openbaarde Jezus Zich aan Zijn leerlingen bij het meer van Tibérias, en Hij openbaarde Zich als volgt: Simon Petrus en Thomas, genaamd Didymus, en Nathanaël uit Kana in Galilea, de zonen van Zebedeüs en twee anderen van Zijn leerlingen waren bij elkaar. Simon Petrus zei tegen hen: ‘Ik ga vissen.’ Zij zeiden tegen hem: ‘Wij gaan met je mee.’ Zij gingen naar buiten en gingen meteen aan boord en zij vingen die nacht niets. En toen het al ochtend geworden was, stond Jezus aan de oever, maar de leerlingen wisten niet dat het Jezus was. Jezus dan zei tegen hen: ‘vrienden, hebben jullie niet iets voor bij het eten?’ Zij antwoordden Hem: ‘Nee.’ Hij zei tegen hen: ‘Werp het net uit aan de rechterkant van het schip en je zult vinden.’ Dus wierpen zij het net uit en zij konden het niet meer ophalen vanwege de grote hoeveelheid vissen. De leerling dan van wie Jezus hield, zei tegen Petrus: ‘Het is de Heer!’ Toen Simon Petrus hoorde dat het de Heer was, sloeg hij zijn bovenkleed om, want hij was ongekleed, en sprong in zee. En de andere leerlingen kwamen met het scheepje, want zij waren niet ver van het land af, slechts ongeveer tweehonderd el, en zij sleepten het net met de vissen mee. Toen zij aan land gegaan waren, zagen zij een kolenvuur met vis daarop liggen, en brood. Jezus zei tegen hen: ‘Breng wat van de vis, die jullie nu gevangen hebben.’ Simon Petrus ging aan boord en trok het net aan land, vol grote vissen, honderddrieënvijftig, en hoewel het er zoveel waren, scheurde het net niet. Jezus zei tegen hen: ‘Kom en eet.’ En niemand van de leerlingen durfde Hem te vragen: ‘Wie bent U?’ want zij wisten dat het de Heer was. Jezus kwam dichterbij, nam het brood en gaf het hun, en eveneens de vis. Dit was al de derde keer, dat Jezus Zich aan Zijn leerlingen openbaarde, nadat Hij uit de doden was opgewekt.
In de Liturgie: Jh 17:1-13
Lezing uit het Heilig Evangelie volgens Johannes,
In die tijd sloeg Jezus Zijn ogen op naar de hemel en zei: ‘Vader, het uur is gekomen, verheerlijk Uw Zoon, opdat ook Uw Zoon U verheerlijkt, zoals gij Hem macht gegeven hebt over alle vlees, om eeuwig leven te schenken aan allen die Gij aan Hem gegeven hebt. En dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, Die Gij gezonden hebt. Ik heb U verheerlijkt op aarde; ik heb het werk volbracht dat Gij Mij opgedragen hebt te doen. En nu, Gij Vader, verheerlijk Mij bij Uzelf met de heerlijkheid die Ik bij U had, voordat de wereld er was. Ik heb Uw Naam geopenbaard aan de mensen, die Gij Mij uit de wereld gegeven hebt. Zij waren van U en Gij hebt hen aan Mij gegeven, en zij hebben zich aan Uw woord gehouden. Nu hebben zij erkend dat alles wat Gij Mij gegeven hebt, van U komt. Want de woorden die Gij Mij gegeven hebt, heb Ik hun gegeven en zij hebben ze aanvaard, en zij hebben naar waarheid erkend dat Ik van U ben uitgegaan, en zij hebben geloofd dat Gij Mij gezonden hebt. Ik bid voor hen; niet voor de wereld bid Ik, maar voor hen die Gij Mij gegeven hebt, want zij zijn van U, en al het Mijne is het Uwe en al het Uwe is het Mijne; en Ik ben in hen verheerlijkt. En Ik ben niet meer in de wereld, maar zij zijn in de wereld en Ik kom naar U toe. Heilige Vader, bewaar hen die Gij Mij gegeven hebt in Uw Naam, opdat zij één zijn zoals Wij. Toen Ik met hen in de wereld was, bewaarde Ik hen in Uw Naam. Hen die Gij Mij gegeven hebt, heb Ik behoed en niemand van hen is verloren gegaan behalve de zoon van het verderf, opdat de Schrift in vervulling ging. Maar nu kom Ik naar U toe en verkondig dit in de wereld, opdat zij volkomen vervuld mogen zijn van Mijn vreugde.’