Lezingen van de dag
- Dit evenement is voorbij.
Lezingen van de dag
31 mei, 2022
Dinsdag in de 6e week van Pascha – Teruggave van de Blinde
APOSTEL
Hand 17:19-28-a
Lezing uit de Handelingen der Apostelen,
In die dagen namen de Atheners Paulus mee en brachten hem op de Areopagus, en zeiden: Mogen wij weten wat die nieuwe leer inhoudt waar gij over spreekt? Want gij laat ons enkele vreemde dingen horen; wij willen daarom weten wat die te betekenen hebben. (Alle inwoners van Athene namelijk en de vreemdelingen die daar verblijven, hebben voor haast niets anders tijd dan voor het uitwisselen van de nieuwste ideeën). Paulus richtte zich tot de leden van de Areopagus en zei: Mannen van Athene! Ik merk dat gij in alle opzichten zeer godsdienstig bent. Want toen ik door de stad liep en uw heiligdommen bekeek, trof ik ook een altaar aan waarop het opschrift stond: Aan een onbekende God. Deze dan, Die gij dient zonder dat gij Hem kent, verkondig ik u. De God Die de wereld gemaakt heeft en alles wat daarin is, Deze, Die Heer van de hemel en van de aarde is, woont niet in tempels die met handen gemaakt zijn. Hij wordt ook niet door mensenhanden gediend alsof Hij iets nodig heeft, omdat Hij Zelf allen leven en adem in alles geeft. En Hij maakte uit één mens heel het menselijke geslacht om op heel de aardbodem te wonen; en Hij heeft de hun van tevoren toegemeten tijden bepaald, en de grenzen van hun woongebied. Het was Zijn bedoeling dat ze Hem zouden zoeken en Hem al tastend zouden kunnen vinden, aangezien Hij van niemand van ons ver weg is. Want in hem leven wij, bewegen wij en zijn wij.
EVANGELIE
Jh 12 : 19-36
Lezing uit het Heilig Evangelie volgens Johannes,
In die tijd beraadslaagden de Farizeeën met elkaar over Jezus en zij zeiden tegen elkaar: ‘Ziet gij in dat gij niets bereikt? Zie, de hele wereld loopt achter Hem aan.’ Nu waren er enkele Grieken onder hen die opgingen naar het feest om te aanbidden. Zij gingen naar Filippus toe, die van Bethsaïda in Galilea was, en vroegen hem zeggend: ‘Heer, wij zouden Jezus willen zien.’ Filippus ging het tegen Andreas zeggen, en Andreas en Filippus gingen het weer aan Jezus zeggen. En Jezus antwoordde hun en zei: ‘Het uur is gekomen dat de Zoon des mensen verheerlijkt wordt. Amen, amen, Ik zeg u: Als de tarwekorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft hij alleen, maar als hij sterft, draagt hij veel vrucht. Wie zijn leven liefheeft, zal het verliezen; en wie zijn leven haat in deze wereld, zal het behouden tot het eeuwige leven. Als iemand Mij wil dienen, laat hij Mij dan volgen, en waar Ik ben, zal ook Mijn dienaar zijn. En als iemand Mij dient, zal de Vader hem eren. Nu is Mijn ziel ontsteld en wat zal Ik zeggen? Vader, red Mij uit dit uur? Maar hiervoor ben Ik in dit uur gekomen. Vader, verheerlijk Uw Naam!’ Toen kwam er een stem uit de hemel: ‘Ik heb Hem verheerlijkt en Ik zal Hem opnieuw verheerlijken.’ De menigte die daar stond en dit hoorde, zei dat er een donderslag geweest was; anderen zeiden: ‘Een engel heeft tegen Hem gesproken.’ Jezus antwoordde en zei: ‘Niet om Mij heeft deze stem geklonken, maar om u. Nu is het oordeel over deze wereld; nu zal de heerser van deze wereld buitengeworpen worden. En Ik, wanneer Ik van de aarde opgeheven word, zal Ik allen naar Mij toe trekken.’ Dit zei Hij om aan te duiden welke dood Hij zou sterven. De menigte antwoordde Hem: ‘Wij hebben uit de Wet gehoord dat de Christus tot in eeuwigheid blijft; en hoe kunt gij dan zeggen, dat de Zoon des mensen opgeheven moet worden? Wie is die Zoon des mensen?’ Jezus zei tegen hen: ‘Nog een korte tijd is het licht bij u. Ga uw weg zolang gij het licht hebt, opdat de duisternis u niet overvalt; en wie in het donker loopt, weet niet waar hij heen gaat. Geloof in het licht, zolang gij het licht hebt, om kinderen van het licht te worden.’