Lezingen van de dag
- Dit evenement is voorbij.
Lezingen van de dag
27 april, 2022
Stralende Woensdag
APOSTEL
Hand 2:22-38-a
Lezing uit de Handelingen der Apostelen,
In die dagen zei Petrus tot het volk: ‘Israëlieten, luister naar deze woorden: Jezus de Nazoreeër, een Man Die u van Godswege aangewezen is door krachten, wonderen en tekenen, die God in uw midden door Hem gedaan heeft, zoals gij ook zelf weet, deze Jezus, Die overeenkomstig het vastgestelde raadsbesluit en de voorkennis van God uitgeleverd is, hebt gij gevangengenomen en door de handen van onrechtvaardigen aan het kruis geslagen en gedood. God heeft Hem echter doen opstaan door de weeën van de dood te ontbinden, omdat het niet mogelijk was dat Hij daardoor vastgehouden zou worden. Want David zegt over Hem:
Ik zag de Heer altijd voor mij, want Hij is aan mijn rechterhand, opdat ik niet zou wankelen. Daarom is mijn hart verblijd en mijn tong verheugt zich; ja, ook mijn vlees zal rusten in hoop, want Gij zult mijn ziel in de hades niet verlaten en Uw heilige niet overgeven om ontbinding te zien. Gij hebt mij de wegen ten leven bekendgemaakt.
Gij zult mij vervullen met vreugde door Uw aangezicht.
Mannenbroeders, het is mij toegestaan over de aartsvader David vrijuit tegen u te zeggen dat hij én gestorven én begraven is, en dat zijn graf tot op deze dag bij ons is. Aangezien hij een profeet was en wist dat God hem met een eed gezworen had dat Hij uit de vrucht van zijn lichaam, voor zover het zijn vlees betrof, de Christus zou doen opstaan om Hem op zijn troon te zetten, daarom voorzag hij dit en zei hij over de opstanding van Christus dat Zijn ziel niet is verlaten in de hades en dat Zijn vlees geen ontbinding heeft gezien. Deze Jezus heeft God doen opstaan, waarvan wij allen getuigen zijn. Hij dan, Die door de rechterhand van God verhoogd is en de belofte van de Heilige Geest ontvangen heeft van de Vader, heeft dit uitgestort wat gij nu ziet en hoort. David is immers niet opgevaren naar de hemelen, maar hij zegt: De Heer heeft gesproken tot Mijn Heer: Zit aan Mijn rechterhand, totdat Ik Uw vijanden neergelegd zal hebben als een voetbank voor Uw voeten.
Laat dan heel het huis van Israël zeker weten dat God Hem tot Heer en Christus gemaakt heeft, namelijk deze Jezus, Die gij gekruisigd hebt.’ En toen zij dit hoorden, werden zij diep in het hart geraakt en zeiden tegen Petrus en de andere apostelen: ‘Wat moeten wij doen, mannenbroeders?’ En Petrus zei tegen hen: ‘Bekeer u en laat ieder van u gedoopt worden in de Naam van Jezus Christus.’
EVANGELIE
Jh 1:35-51
Lezing uit het Heilig Evangelie volgens Johannes,
In die tijd stond Johannes daar met twee van zijn leerlingen. En toen hij naar Jezus keek, die voorbijging, zei hij: ‘Zie, het lam Gods.’ En de twee leerlingen hoorden hem dat zeggen en volgden Jezus. En Jezus keerde zich om, en toen Hij zag, dat zij Hem volgden, zei Hij tegen hen: ‘Wat zoekt gij?’ Zij zeiden tegen Hem: ‘Rabbi, (wat vertaald wil zeggen: Meester), waar woont Gij?’ Hij zei tegen hen: ‘Kom en zie.’ Zij kwamen en zagen, waar Hij woonde, en zij bleven die dag bij Hem. Het was omstreeks het tiende uur. Andreas, de broer van Simon Petrus, was één van de twee die het van Johannes gehoord hadden en Hem gevolgd waren. Deze vond eerst zijn broer Simon en zei tegen hem: ‘Wij hebben de Messias gevonden’ (wat vertaald wordt met: de Christus, ‘Gezalfde’). En hij bracht hem naar Jezus. Jezus keek hem aan en zei: ‘Gij zijt Simon, de zoon van Jona, gij zult Kefas genoemd worden’ (wat vertaald wordt met: Petrus, ‘rots’). De volgende dag wilde Jezus weggaan naar Galilea, en Hij vond Filippus. En Hij zei tegen hem: ‘Volg Mij.’ Filippus nu was van Bethsáïda, uit de stad van Andreas en Petrus. Filippus vond Nathánaël en zei tegen hem: ‘Wij hebben Hem gevonden over Wie Mozes in de Wet geschreven heeft, en de Profeten: Jezus, de zoon van Jozef, uit Nazaret.’ En Nathánaël zei tegen hem: Kan uit Nazaret iets goeds komen? Filippus zei tegen hem: Kom en zie. Jezus zag Nathánaël naar zich toekomen en zei over hem: ‘Zie, waarlijk een Israëliet, in wie geen bedrog is.’ Nathánaël zei tegen Hem: ‘Vanwaar kent Gij mij?’ Jezus antwoordde en zei tegen hem: ‘Voordat Filippus u riep, zag Ik u onder de vijgeboom.’ Nathánaël antwoordde en zei tegen Hem: ‘Rabbi, Gij zijt de Zoon van God, Gij zijt de koning van Israël.’ Jezus antwoordde en zei tegen hem: ‘Gelooft gij omdat Ik tegen u gezegd heb, dat Ik u onder de vijgeboom gezien heb? Gij zult nog grotere dingen zien. En Hij zei tegen hem: Amen, amen, Ik zeg u, van nu af aan zult gij de hemel geopend zien en de engelen Gods zien opstijgen en neerdalen op de Zoon des mensen.’