Lezingen van de dag
- Dit evenement is voorbij.
Lezingen van de dag
16 april, 2022
Zaterdag in de zesde week van de Grote Vasten – Lazaruszaterdag
APOSTEL
Hebr 12 : 28-13:8
Lezing uit de brief van Paulus aan de Hebreeën,
Broeders, laten wij, omdat wij een onwankelbaar Koninkrijk ontvangen, dankbaar zijn en daardoor God dienen zoals Hem behagelijk is, met eerbied en ontzag; want onze God is een verterend vuur. Laat de broederliefde blijven. Vergeet de gastvrijheid niet, want hierdoor hebben sommigen zonder het te weten engelen onderdak geboden. Denk aan de gevangenen alsof u zelf ook gevangen bent, en denk aan hen die mishandeld worden, als mensen, die ook zelf een lichaam hebt. Laat het huwelijk bij allen in ere zijn en het huwelijksbed onbevlekt, God zal wie ontucht en overspel plegen, oordelen. Laat uw levenswijze zonder geldzucht zijn. Wees tevreden met wat gij hebt, want Hij heeft Zelf gezegd:
Ik zal u nimmer loslaten en Ik zal u nooit verlaten.
Daarom kunnen wij met vertrouwen zeggen: De Heer is voor mij een Helper en ik zal niet vrezen. Wat kan een mens mij aandoen?
Denk aan uw leidslieden, die het Woord Gods tot u gesproken hebben. Let op de uitkomst van hun levenswandel, en volg hun geloof na. Jezus Christus is Dezelfde, gisteren, heden en tot in eeuwigheid.
EVANGELIE
Jh 11 : 1 – 45
Lezing uit het Heilig Evangelie volgens Johannes,
In die tijd was er iemand ziek, Lazarus uit Bethanië, uit het dorp van Maria en haar zuster Martha. Het was die Maria die de Heer met zalfolie gezalfd heeft en Zijn voeten met haar haren heeft afgedroogd; haar broer Lazarus was ziek. De zusters stuurden Hem de boodschap: ‘Heer, zie, hij die U liefhebt, is ziek.’ Toen Jezus dit hoorde, zei Hij: ‘Deze ziekte is niet ten dode maar ter ere Gods, opdat de Zoon van God erdoor verheerlijkt wordt.’ Jezus nu had Martha en haar zuster en Lazarus lief. Maar toen Hij hoorde dat hij ziek was, bleef hij toch nog twee dagen op de plaats waar Hij was. Daarna zei Hij tegen Zijn leerlingen: ‘Laten wij weer naar Judea gaan.’ De leerlingen zeiden tegen Hem: ‘Rabbi, de Joden hebben U onlangs nog geprobeerd te stenigen, en gaat U daar weer heen?’ Jezus antwoordde: ‘Zijn er niet twaalf uren in de dag? Als iemand overdag loopt, stoot hij zich niet, omdat hij het licht van deze wereld ziet. Maar als iemand ‘s nachts loopt, struikelt hij, omdat het licht niet in hem is. ’ Nadat hij dat gezegd had zei Hij tegen hen: ‘Onze vriend Lazarus is ingeslapen, Ik ga naar hem toe om hem uit de slaap op te wekken.’ Zijn leerlingen zeiden daarop: ‘Heer, als hij slaapt zal hij beter worden.’ Maar Jezus had over zijn dood gesproken, terwijl zij dachten dat Hij over de gewone slaap sprak. Toen zei Jezus hun ronduit: ‘Lazarus is gestorven. En Ik ben blij voor jullie dat Ik daar niet was, opdat jullie gaan geloven; laten wij dan naar hem toe gaan.’ Toen zei Thomas, ook Didymus genaamd, tegen zijn medeleerlingen: ‘Laten ook wij gaan om met Hem te sterven.’ Toen Jezus daar aankwam, bleek dat hij al vier dagen in het graf lag. Nu lag Bethanië dichtbij Jeruzalem, op een afstand van ongeveer vijftien stadiën. Veel van de Joden waren dan ook naar Martha en Maria gekomen om hen te troosten over hun broer. Toen Martha hoorde dat Jezus kwam, ging zij Hem tegemoet, terwijl Maria thuisbleef. Martha zei tegen Jezus: ‘Heer, als U hier was geweest, zou mijn broer niet gestorven zijn. Maar zelfs nu weet ik, dat God U alles geven zal, wat U van God vraagt.’ Jezus zei tegen haar: ‘Je broer zal opstaan.’ Martha zei tegen Hem: ‘Ik weet dat hij zal opstaan bij de opstanding op de jongste dag.’ Jezus zei tegen haar: ‘Ik ben de Opstanding en het Leven; wie in Mij gelooft zal leven, ook al is hij gestorven; en ieder die leeft en in Mij gelooft, zal niet sterven in eeuwigheid; geloof je dat?’ Zij zei tegen Hem: ‘Ja, Heer. Ik geloof, dat U de Christus, de Zoon van God bent, Die in de wereld zou komen.’ En nadat zij dit gezegd had, ging zij weg en riep zij heimelijk haar zuster Maria en zei: ‘De Meester is er en Hij vraagt naar je.’ Zodra zij dit hoorde, stond zij snel op en ging naar Hem toe. Jezus was nog niet in het dorp gekomen, maar was nog op de plaats waar Martha Hem ontmoet had. Toen de Joden die bij haar in huis waren en haar troostten, zagen dat Maria haastig opstond en wegging, volgden zij haar en zeiden dat zij naar het graf ging om daar te wenen. Zodra Maria op de plaats kwam waar Jezus was, en Hem zag, viel zij aan Zijn voeten en zei tegen Hem: ‘Heer, als U hier geweest was, zou mijn broer niet gestorven zijn.’ Toen Jezus haar zag huilen en ook de Joden, die haar gevolgd waren, zag weeklagen, werd Hij verbolgen in de geest en diep ontroerd, en Hij zei: ‘Waar hebben jullie hem neergelegd?’ Zij zeiden tegen Hem: ‘Heer, kom en zie.’ Jezus weende. En de Joden zeiden: ‘Zie, hoe lief Hij hem had!’ Maar sommigen van hen zeiden ook: ‘Kon Hij Die de ogen van de blinde geopend heeft, niet ook kunnen maken dat deze niet gestorven was?’ Jezus, opnieuw heftig bewogen in Zichzelf, ging naar het graf; het was een rotsgraf met een steen ervoor. Jezus zei: ‘Haal de steen weg.’ Martha, de zuster van de gestorvene, zei tegen Hem: ‘Heer, er is een lijklucht, want het is al de vierde dag.’ Jezus zei tegen haar: ‘Heb Ik je niet gezegd, dat je, als je gelooft, Gods heerlijkheid zult zien?’ Toen haalden zij de steen weg. En Jezus sloeg de ogen omhoog en zei: ‘Vader, Ik dank U dat U Mij verhoord hebt. Ik wist dat U mij altijd verhoort, maar Ik zeg dit ter wille van de menigte die hier rondom staat, opdat zij geloven dat U Mij gezonden hebt.’ En toen Hij dit gezegd had, riep Hij met luide stem: ‘Lazarus, kom naar buiten!’ En de dode kwam naar buiten, de handen en voeten met linnen doeken omwikkeld en zijn gezicht met een zweeetdoek omwonden. Jezus zei tegen hen: ‘Maak hem los en laat hem gaan.’ Veel Joden die naar Maria toegekomen waren en gezien hadden wat Jezus gedaan had, geloofden in Hem.