Lezingen van de dag
- Dit evenement is voorbij.
Lezingen van de dag
7 april, 2022
Donderdag in de vijfde week van de Grote Vasten
Op weekdagen in de Grote Vasten is er geen Goddelijke Liturgie, en zijn er daarmee ook geen lezingen uit de Apostel en het Evangelie vastgesteld. Wel zijn er Oud-testamentische lezingen in het zesde uur en in de Vespers:
LEZING IN HET ZESDE UUR
Jesaja 42,5-16
Lezing uit de profetie van Jesaja,
Zo spreekt de Heer God, Die de hemel gemaakt heeft en deze heeft vastgemaakt, Die de aarde en alles wat zich erop bevindt, gegrondvest heeft, en adem heeft gegeven aan Zijn volk dat erop leeft, en geest aan hen die erop lopen: “Ik, de Heer uw God, heb u geroepen in rechtvaardigheid, Ik zal uw hand vasthouden en u kracht geven
en Ik heb u gegeven als verbond met een volk, als een licht voor de heidenen, om de ogen van de blinden te openen,
om hen die geketend zijn van hun ketenen te bevrijden en hen die zitten in de gevangenis uit de duisternis te leiden.
Ik ben de Heer uw God, dit is Mijn Naam. Mijn roem zal Ik niet aan een ander geven, noch Mijn heerlijkheid aan afgodsbeelden.
De dingen vanaf het begin, zie, ze zijn gekomen, en ook nieuwe dingen, die Ik zal aankondigen.
En voordat Ik ze aan zal kondigen, zijn ze al aan u bekend gemaakt.”
Zing een nieuw lied voor de Heer, gij, Zijn hemelse heerschappij. Verheerlijk Zijn Naam vanaf het uiteinde der aarde, gij die de zee opgaat en erop vaart, gij eilanden en gij die ze bewonen. Verheug u, woestenij en zijn dorpen, zijn gehuchten en gij inwoners van Kedar. De inwoners van Petra zullen zich verheugen, vanaf de bergtoppen zullen ze roepen. Zij zullen Hem eer bewijzen en Zijn heerlijkheid verkondigen op de eilanden. De Heer, de God der machten, zal uittrekken en met kracht roepen tegen Zijn vijanden.
“Ik heb van eeuwigheid gezwegen, maar zal Ik soms altijd zwijgen en terughoudend zijn?
Als een vrouw in barensnood heb Ik volhard, Ik zal verbluffen en tegelijk doen verdorren.
Ik zal bergen en heuvels en al het gras erop doen verdorren, Ik zal rivieren in eilanden veranderen en moerassen laten opdrogen.
Ik zal de blinden leiden langs een weg die zij niet kenden, langs paden waar zij geen weet van hadden, Ik maak de duisternis voor hen tot licht,
en maak de kromme wegen recht.
Al deze dingen zal Ik doen, en Ik zal hen niet in de steek laten.”
LEZINGEN IN DE VESPERS
Genesis 18,20-33
Lezing uit Genesis,
De Heer zei: “het geroep tegen Sodom en Gomorra is bij Mij toegenomen, en hun zonden zijn erg groot. Ik zal afdalen om te zien of zij doen wat er over hen bij Mij geroepen wordt, en zo niet, dan wil Ik dat weten.”
De mannen gingen daar vandaan en gingen naar Sodom. Maar Abraham bleef staan voor de Heer. En toen Abraham naderbij kwam, zei hij: “Zult Gij soms de rechtvaardige vernietigen tezamen met de goddeloze en is de rechtvaardige gelijk aan de goddeloze? Als er vijftig rechtvaardigen in de stad zijn, zult Gij hen dan te gronde richten? Zult Gij niet de hele stad sparen, vanwege de vijftig rechtvaardigen, als zij er zouden zijn? Zoiets zult Gij toch niet doen, de rechtvaardige vernietigen tezamen met de goddeloze, en de rechtvaardige zal het toch niet zo vergaan als de goddeloze? Geenszins. Gij, Die de hele wereld oordeelt, zult Gij niet handelen met recht?”
En de Heer zei: “Wanneer Ik in de stad Sodom vijftig rechtvaardigen zal vinden, zal ik vanwege hen heel de plaats sparen.” En Abraham antwoordde en zei: “ Nu ik, die niets dan stof en as ben, begonnen ben met mijn Heer te spreken, als er geen vijftig maar vijfenveertig rechtvaardigen zijn, zult Gij de dan hele stad vernietigen vanwege die vijf?” En de Heer zei: “Ik zal de stad niet vernietigen, wanneer ik er maar vijfenveertig vind.” En Abraham ging door met spreken en zei: “En als er daar nu maar veertig gevonden worden?” En Hij zei: “Ik zal de stad niet vernietigen vanwege deze veertig.” En Abraham zei: “vergeef mij Heer, wanneer ik spreek, en als er nu maar dertig gevonden worden?” En de Heer zei: “Ik zal hen niet vernietigen, vanwege deze dertig.” Abraham zei: “aangezien mij het is toegestaan te spreken, wanneer er daar nu maar twintig gevonden worden?” En de Heer zei: “Ik zal hen niet vernietigen, vanwege deze twintig.” En Abraham zei: “Vergeef mij, Heer, dat ik nog eenmaal spreek, als er daar nu maar tien gevonden worden?” En Hij zei: “Ik zal hen niet vernietigen, vanwege deze tien.” Toen stopte de Heer met Abraham te spreken en ging weg. En Abraham ging terug naar zijn woonplaats.
Spreuken 16,17-17,17
Lezing uit de Spreuken,
Wie onderricht aanvaardt, zal het goed hebben, wie zich houdt aan vermaningen, zal wijs worden.
Wie zijn eigen wegen bewaakt, zal zijn ziel behouden, wie zijn leven liefheeft, gebruikt zijn mond spaarzaam.
Trots komt vóór de ondergang, en hoogmoed komt vóór de val.
Het is beter zachtmoedig en nederig te zijn, dan de buit met hoogmoedigen te delen.
Wie verstandig omgaat met Zijn bezigheden, zal het goede vinden, en wie op de Heer vertrouwt: welzalig is hij.
Men noemt wijzen en verstandigen nutteloos, maar men luistert naar wie lieflijke woorden spreken.
Het verstand is voor de bezitters ervan een bron van leven, maar de vermaning van dwazen is dwaasheid.
Het hart van een wijze maakt zijn mond verstandig, en hij draagt inzicht op zijn lippen.
Lieflijke woorden zijn een honingraat, hun zoetheid is genezing voor de ziel.
Er zijn wegen die iemand recht schijnen, maar het einde ervan ziet uit in het diepste van de Hades.
De arbeider zwoegt hard ten behoeve van zichzelf om zijn ondergang te voorkomen,
maar een verdorven man draagt zijn ondergang op zijn lippen.
Een dwaas man graaft kwaad op voor zichzelf, en op zijn eigen lippen hoopt hij vuur op.
Een verderfelijke verspreidt het kwade, en steekt een fakkel van bedrog vol slechtheid aan,
hij scheidt goede vrienden.
Een wetteloze man brengt vrienden in verleiding en brengt hen langs wegen die niet goed zijn.
Hij is erop gericht om verderfelijke dingen te bedenken, met zijn lippen bepaalt hij kwade zaken,
zo iemand is een vuuroven van slechtheid.
Ouderdom is een sierlijke kroon, ze wordt gevonden op wegen van gerechtigheid.
Een geduldig man is beter dan een sterke, en wie zijn woede beheerst, is beter dan wie een stad inneemt.
Al het kwade wordt in de schoot geworpen van de onrechtvaardigen, maar alles wat rechtvaardig is, komt van de Heer.
Beter een droog stuk brood met vreugde en vrede, dan een huis vol goederen en ongerechte slachtoffers met onenigheid.
Een verstandig dienaar zal heersen over dwaze meesters, te midden van de broers zal hij in de erfenis delen.
Zoals zilver en goud gelouterd worden in een smeltoven, zo beproeft de Heer de uitverkoren harten.
Een kwaaddoener luistert naar de lippen van wetsovertreders, maar een rechtvaardige slaat geen acht op leugenachtige lippen.
Wie de arme bespot, smaadt diens Maker, en wie zich verblijdt over iemands ongeluk, zal niet voor onschuldig gehouden worden,
maar wie barmhartig is, zal genade vinden.
Kleinkinderen zijn de kroon van de ouderen, en het sieraad van kinderen zijn hun vaders.
Een man van vertrouwen heeft een wereld aan geld, maar een ontrouwe heeft geen cent.
Een mond die geloofwaardige dingen spreekt, past niet bij een dwaas, noch valse lippen bij een rechtvaardige.
Wie onderricht in praktijk brengt, krijgt goede gaven als beloning, want waarheen hij zich ook wendt, hij zal voorspoed vinden.
Wie de overtreding toedekt, zoekt vriendschap, maar wie de zaak weer oprakelt, maakt scheiding tussen vrienden en verwanten.
Een bestraffing raakt het hart van een verstandige, maar een dwaas voelt niets als hij geslagen wordt.
Elke slechte man doet ruzie oplaaien, maar de Heer zal een meedogenloze bode naar hem toesturen.
Zorgen houden een man met inzicht bezig, maar dwazen overwegen slechte dingen.
Wie kwaad voor goed vergeldt, het kwaad zal van zijn huis niet wijken.
Het beginsel van rechtvaardigheid geeft woorden gezag, maar onenigheid en ruzie zijn voorlopers van armoede.
Wie de onrechtvaardige vrijspreekt en de rechtvaardige schuldig verklaart, is onrein en een gruwel voor de Heer.
Waarom toch zou er in de hand van een dwaas geld zijn, kan een verstandeloze soms wijsheid kopen?
Wie zijn huis hoog maakt, vraagt om een ruïne, wie zich afwendt van leren, zal in ongeluk vallen.
Heb te allen tijde een vriend, en laat broeders nuttig zijn in tijden van nood.