Lezingen van de dag
- Dit evenement is voorbij.
Lezingen van de dag
3 april, 2022
Vierde zondag van de Grote Vasten, Heilige Johannes Klímakos
APOSTEL
Hebr 6 : 13-20
Lezing uit de brief van Paulus aan de Hebreeën,
Broeders, toen God Abraham de belofte deed, zwoer Hij bij Zichzelf, omdat Hij bij niemand die hoger was, kon zweren. Hij zei: Voorzeker, rijk zal Ik u zegenen en overvloedig zal Ik u in aantal doen toenemen. En zo heeft hij de belofte verkregen na daar geduldig op gewacht te hebben. Mensen zweren immers bij Iemand die hoger is dan zijzelf, en de eed, die hun tot bevestiging dient, is het eind van alle tegenspraak. Omdat Hij aan de erfgenamen van de belofte overvloediger de onveranderlijkheid van Zijn raadsbesluit wilde bewijzen, heeft God die bekrachtigd met een eed, opdat wij door twee onveranderlijke dingen, waarin het onmogelijk is dat God zou liegen, een sterke troost zouden ontvangen, wij die bij Hem de toevlucht genomen hebben om de hoop die voor ons ligt, vast te houden. Deze hoop hebben wij als een anker voor de ziel, dat vast en onwrikbaar is en reikt tot in het binnenste heiligdom, achter het voorhangsel. Daar is de Voorloper voor ons binnengegaan, namelijk Jezus, Die volgens de ordening van Melchizedek Hogepriester geworden is tot in eeuwigheid.
Op deze dag eventueel ook: lezing voor de Heilige Johannes Klímakos
Ef 5 : 8b-19
Broeders, wandel als kinderen van het licht – want de vrucht van de Geest bestaat in alle goedheid, rechtvaardigheid en waarheid – en onderzoek wat de Heer welbehaaglijk is. En neem niet deel aan de onvruchtbare werken van de duisternis, maar breng ze veeleer aan het licht. Want wat heimelijk door hen gedaan wordt, is te schandelijk om zelfs maar te vertellen. Alles wat aan het licht wordt gebracht, wordt in het licht openbaar; want alles wat openbaar wordt, is licht. Daarom zegt Hij:
Ontwaak, gij die slaapt, en sta op uit de doden, en Christus zal over u lichten.
Let er dan op dat gij nauwgezet wandelt, niet als dwazen, maar als wijzen, en buit de geschikte tijd uit, want de dagen zijn slecht. Wees daarom niet onverstandig, maar begrijp wat de wil van de Heer is. En word niet dronken van wijn, waarin losbandigheid is, maar word vervuld met de Geest, en spreek onder elkaar met psalmen, lofzangen en geestelijke liederen, en zing en jubel van harte voor de Heer.
EVANGELIE
in de Metten: het 8e opstandingsevangelie Jh 20 : 11-18
Lezing uit het Heilig Evangelie volgens Johannes,
In die tijd stond Maria wenend buiten bij het graf en terwijl zij weende, boog zij zich voorover naar het graf en zij zag twee engelen in witte kleren zitten, één aan het hoofdeinde en een aan het voeteneinde van de plaats waar het lichaam van Jezus gelegen had; en zij zeiden tegen haar: ‘Vrouw, waarom weent u?’ Zij zei tegen hen: ‘Omdat zij mijn Heer weggenomen hebben, en ik niet weet waar zij Hem hebben neergelegd.’ En toen zij dit gezegd had, keek zij om en zag Jezus staan, maar zij wist niet dat het Jezus was. Jezus zei tegen haar: ‘Vrouw, waarom weent u? Wie zoekt u?’ Zij dacht dat het de tuinman was, en zei tegen Hem: ‘Mijnheer als u Hem weggedragen hebt, zeg mij dan waar u Hem hebt neergelegd en ik zal Hem gaan halen.’ Jezus zei tegen haar: ‘Maria!’ Zij keerde zich om en zei tegen Hem: ‘Rabboeni!’ Dat betekent: Meester. Jezus zei tegen haar: ‘Raak Mij niet aan, want Ik ben nog niet opgestegen naar Mijn Vader; maar ga naar Mijn broeders en zeg tegen hen dat Ik opstijg naar Mijn Vader en jullie Vader, naar Mijn God en jullie God.’ Maria Magdalena ging de leerlingen vertellen dat zij de Heer gezien had en dat Hij dit tegen haar gezegd had.
In de Basilius-Liturgie: Mk 9 : 17-31
Lezing uit het Heilig Evangelie volgens Markus,
In die tijd kwam er een man naar Jezus toe, knielde voor Hem neer en zei: ‘Meester, ik heb mijn zoon naar U gebracht, die een geest heeft die maakt dat hij niet kan spreken. En waar hij hem ook aangrijpt, werpt hij hem op de grond; dan komt hem het schuim hem op de mond te staan, hij knarst met zijn tanden en verstijft. Ik zei tegen Uw leerlingen dat ze hem moesten uitdrijven, maar zij konden het niet.’ Hij antwoordde hem en zei ‘O ongelovig geslacht, hoelang zal Ik nog bij u zijn? Hoelang nog moet Ik u verdragen? Breng hem bij Mij.’ En zij brachten hem bij Hem. En zodra de geest Hem zag, deed de geest de jongen stuiptrekken, zodat deze op de grond viel en zich met schuim op de mond rondwentelde. En Hij vroeg aan zijn vader: ‘Hoe lang is het al dat dit hem overkomt?’ ‘Van jongs af aan,’ zei hij, ‘en vaak heeft hij hem ook in het vuur en in het water geworpen om hem te doden; maar als U iets kunt doen, ontferm U over ons en help ons.’ Jezus zei tegen hem: ‘Als U iets kunt doen? – alles is mogelijk voor wie gelooft.’ En meteen riep de vader van de jongen onder tranen: ‘Ik geloof, Heer; kom mijn ongeloof te hulp.’ Toen Jezus zag, dat de menigte steeds meer toestroomde, bestrafte Hij de onreine geest en zei: ‘Jij geest die stom en doof maakt, Ik beveel je, ga uit hem weg en keer niet meer in hem terug.’ En onder geschreeuw en met hevige stuiptrekkingen ging hij uit hem weg; en hij werd als een dode, zodat velen zeiden dat hij gestorven was. Maar Jezus pakte hem bij de hand en richtte hem overeind, en hij stond op. Nadat Hij in huis gegaan was, toen zij weer alleen waren, vroegen Zijn leerlingen Hem: ‘Waarom konden wij hem niet uitdrijven?’ Hij antwoordde hun: ‘Dit soort wordt door niets anders uitgedreven dan door gebed en vasten.’ En zij vertrokken uit die streek en reisden door Galilea, maar Hij wilde niet, dat iemand het te weten kwam. En Hij wilde niet dat iemand het zou weten. Want Hij onderrichtte Zijn leerlingen en Hij zei tegen hen: ‘De Mensenzoon wordt uitgeleverd in handen van mensen en zij zullen Hem doden, en op de derde dag na Zijn dood zal Hij opstaan uit de dood.’
Op deze dag eventueel ook: lezing voor de Heilige Johannes Klímakos
Mt 4 : 25-5:12
In die tijd trok Jezus rond door heel Galilea. Hij gaf onderricht in hun synagogen, verkondigde het evangelie van het Koninkrijk, en genas elke ziekte en elke kwaal onder het volk. En de mare over Hem verbreidde zich over geheel Syrië; en men bracht allen bij Hem die er slecht aan toe waren, die leden aan allerlei ziekten en kwalen, bezetenen, maanzieken en verlamden, en Hij genas hen. En grote menigten volgden Hem uit Galilea en Dekapolis, Jeruzalem en Judea, en van over de Jordaan. Toen Hij de menigte zag, ging Hij de berg op, en toen Hij was gaan zitten, kwamen Zijn leerlingen bij Hem. En Hij opende Zijn mond en onderrichtte hen, zeggend:
‘Zalig de armen van geest, want van hen is het Koninkrijk der hemelen.
Zalig de treurenden, want zij zullen worden vertroost.
Zalig de zachtmoedigen, want zij zullen de aarde beërven.
Zalig die hongeren en dorsten naar gerechtigheid, want zij zullen worden verzadigd.
Zalig de barmhartigen, want hun zal barmhartigheid geschieden.
Zalig de reinen van hart, want zij zullen God aanschouwen.
Zalig de vredestichters, want zij zullen kinderen Gods worden genoemd.
Zalig die vervolgd worden om de gerechtigheid, want van hen is het Koninkrijk der hemelen.
Zalig bent u wanneer men u smaadt en vervolgt, en lasterlijk allerlei kwaad van u spreekt omwille van Mij.
Verheug en verblijd u, want uw loon is groot in de hemelen.’