Lezingen van de dag
- Dit evenement is voorbij.
Lezingen van de dag
20 maart, 2022
Zondag van de Heilige Grigorios Palamas
APOSTEL
Hebr 1 : 10-2:3
Lezing uit de brief van Paulus aan de Hebreeën,
In het begin hebt Gij, Heer, de aarde gegrondvest, en de hemelen zijn de werken van Uw handen.
Die zullen vergaan, maar Gij blijft altijd. En ze zullen alle verslijten als een gewaad, en als een mantel zult Gij ze oprollen en ze zullen verwisseld worden;
maar Gij zijt Dezelfde en Uw jaren zullen niet ophouden. En tegen wie van de engelen heeft Hij ooit gezegd: Zit aan Mijn rechterhand, totdat Ik Uw vijanden neergelegd heb als een voetbank voor Uw voeten?
Zijn zij niet allen dienende geesten, die uitgezonden worden ten dienste van hen die het heil zullen beërven? Daarom moeten wij ons des te sterker houden aan wat wij gehoord hebben, opdat wij niet op enig moment afdrijven. Want als het woord dat door engelen gesproken werd, al bindend was en elke overtreding en ongehoorzaamheid rechtvaardige vergelding ontving, hoe zullen wij dan ontkomen, als wij zulk een groot heil veronachtzamen, dat in het begin door de Heer is verkondigd, en dat aan ons bevestigd is door hen die Hem gehoord hebben.
Op deze dag eventueel ook: lezing voor de Heilige Grigorios Palamas
Hebr 7 : 26-8:2
Broeders, zo’n Hogepriester hadden wij nodig: heilig, onschuldig, onbesmet, afgescheiden van de zondaars en boven de hemelen verheven. Hij heeft het niet nodig, zoals de hogepriesters, elke dag eerst voor zijn eigen zonden slachtoffers te brengen en pas daarna voor die van het volk. Want dat heeft Hij voor eens en altijd gedaan, toen Hij Zichzelf offerde. De wet stelt als hogepriester mensen aan, die met zwakheid behept zijn; maar het woord van de eed die na de wet gezworen is, stelt de Zoon aan, Die tot in eeuwigheid volmaakt is. De hoofdzaak nu van de dingen waarover wij spreken, is dit: zo’n Hogepriester hebben wij, Eén Die Zich heeft gezet aan de rechterhand van de troon van de Majesteit in de hemelen. Hij is een Dienaar in het heiligdom en in de ware tabernakel, die de Heer heeft opgericht en niet een mens.
EVANGELIE
in de Metten:
Lk 24 : 36-53
Lezing uit het Heilig Evangelie volgens Lukas,
In die tijd, nadat Jezus was opgestaan uit de doden, stond Hij zelf in het midden van Zijn leerlingen en zei tegen hen: ‘Vrede zij jullie.’ En zij werden angstig en zeer bevreesd en meenden een geest te zien. Maar Hij zei tegen hen: ‘Waarom zijn jullie zo ontdaan en waarom komen er gedachten van twijfel op in jullie harten? Kijk naar Mijn handen en Mijn voeten, Ik ben het Zelf; raak Mij aan en kijk; een geest heeft immers geen vlees en beenderen, zoals jullie zien dat Ik heb.’ En terwijl Hij dit zei, liet Hij hun Zijn handen en Zijn voeten zien. En toen zij het van blijdschap nog niet geloofden en zich verwonderden, zei Hij tegen hen: ‘Hebben jullie hier iets te eten?’ En zij gaven Hem een stuk geroosterde vis en een stuk honingraat. En Hij nam het aan en at het voor hun ogen op. En Hij zei tegen hen: ‘Dit zijn de woorden, die Ik tegen jullie zei toen Ik nog bij jullie was, dat alles vervuld moest worden, wat over Mij geschreven staat in de Wet van Mozes en in de Profeten en in de Psalmen.’ Toen opende Hij hun verstand om de Schriften te begrijpen. En Hij zei tegen hen: ‘Zo staat er geschreven en zo moest de Christus lijden en uit de doden opstaan op de derde dag, en in Zijn Naam moeten bekering en vergeving van zonden verkondigd worden aan alle volken, te beginnen bij Jeruzalem. Jullie zijn getuigen van deze dingen. En zie, Ik zend over jullie de belofte van Mijn Vader. Maar jullie moeten in de stad Jeruzalem blijven, totdat je bekleed wordt met kracht uit den hoge.’ Hij leidde hen naar buiten tot bij Bethanië, en Hij hief Zijn handen op en zegende hen. En het geschiedde, terwijl Hij hen zegende, dat Hij van hen scheidde. En Hij werd opgenomen in de hemel. En zij aanbaden Hem en keerden terug naar Jeruzalem met grote blijdschap. En zij waren voortdurend in de tempel, God lovend en zegenend. Amen.
In de Basilius-Liturgie:
Mk 2 : 1-12
Lezing uit het Heilig Evangelie volgens Markus,
In die tijd kwam Jezus in Kafarnaüm, en men hoorde dat Hij thuis was. En meteen stroomden zo veel mensen samen dat er zelfs voor de deur geen plaats meer was, en Hij verkondigde hun het woord. Er werd een verlamde bij Hem gebracht, die door vier mensen gedragen werd. En omdat zij door de menigte Jezus niet konden benaderen, haalden ze een stuk van het dak weg boven de plaats waar Hij was, en toen ze een opening hadden gemaakt lieten ze de verlamde op zijn draagbed naar beneden zakken. Toen Jezus hun geloof zag, zei Hij tegen de verlamde: ‘Zoon, uw zonden zijn u vergeven.’ Er zaten daar ook een paar schriftgeleerden die bij zichzelf dachten: ‘Waarom zegt deze man zulke godslasteringen? Wie kan zonden vergeven behalve God alleen?’ Maar in Zijn geest doorzag Jezus meteen dat zij dit bij zichzelf dachten, en Hij zei tegen hen: ‘Waarom denkt u dat bij uzelf? Wat is gemakkelijker tegen deze verlamde te zeggen: “Uw zonden zijn u vergeven,” of te zeggen: “Sta op, neem uw bed op en ga lopen?” Maar opdat u zult weten dat de Mensenzoon macht heeft op aarde zonden te vergeven,’ zei Hij tegen de verlamde: ‘Ik zeg u, sta op, neem uw bed op en ga naar huis.’ En hij stond meteen op, nam zijn bed op en ging voor het oog van allen naar buiten, zodat zij allen versteld stonden, God loofden en zeiden: ‘Zoiets hebben wij nog nooit gezien.’
Ook op deze dag eventueel ook: lezing voor de H. Gregorius Palamas
Jh 10 : 9-16
De Heer zei: ‘Ik ben de deur. Als iemand door Mij binnenkomt, zal hij behouden zijn; en hij zal ingaan en uitgaan en weide vinden. De dief komt alleen om te stelen en te slachten en te verderven. Ik ben gekomen, opdat zij leven en overvloed hebben. Ik ben de goede herder. De goede herder geeft zijn leven voor zijn schapen. Maar wie huurling is en geen herder, wie de schapen niet toebehoren, ziet de wolf komen, laat de schapen in de steek en vlucht weg en de wolf rooft en verstrooit ze, want hij is een huurling en heeft geen hart voor de schapen. Ik ben de goede herder en Ik ken de mijnen en de mijnen kennen Mij, gelijk de Vader Mij kent en Ik de Vader ken. En Ik geef mijn leven voor mijn schapen. Ik heb ook nog andere schapen, die van deze schaapsstal niet zijn; ook die moet Ik leiden, en zij zullen naar mijn stem horen en het zal één kudde en één herder worden.’