Lezingen van de dag
- Dit evenement is voorbij.
Lezingen van de dag
27 februari, 2022
Zondag van het laatste oordeel
APOSTEL
i Kor 8 : 8-9 : 2
Lezing uit de eerste brief van Paulus aan de Korinthiërs,
Broeders, voedsel brengt ons niet dichter bij God, want hetzij wij wel eten, dan zal ons dat niet tot voordeel strekken; en hetzij wij niet eten, dan zal ons dat niet tot nadeel strekken. Maar let erop dat de vrijheid die gij hebt niet op een of andere manier een aanstoot wordt voor hen die zwak zijn. Want als iemand u, die deze kennis bezit, in een afgodstempel aan tafel ziet aanliggen, zal dan zijn geweten, omdat het zwak is, er niet toe aangezet worden om afgodenoffers te eten? En zal zo de broeder die zwak is door uw kennis verloren gaan, een broeder voor wie Christus gestorven is? Door zó te zondigen tegen de broeders en hen in hun geweten, dat zwak is, te treffen, zondigt gij tegen Christus. Daarom, als het voedsel mijn broeder doet struikelen, dan zal ik in eeuwigheid geen vlees meer eten, opdat ik mijn broeder geen oorzaak geef tot struikelen. Ben ik niet een apostel? Ben ik niet vrij? Heb ik niet Jezus Christus, onze Heer, gezien? Zijt gij niet mijn werk in de Heer? Als ik voor anderen geen apostel ben, dan ben ik het toch wel voor u, want gij zijt het zegel van mijn apostelschap in de Heer.
EVANGELIE
Mt 25 : 31-46
Lezing uit het Heilig Evangelie volgens Mattheüs,
De Heer zei: ‘Wanneer de Mensenzoon komt in Zijn heerlijkheid en al de heilige engelen met Hem, zal Hij plaatsnemen op Zijn heerlijke troon. En alle volken zullen vóór Hem bijeengebracht worden, en Hij zal ze van elkaar scheiden zoals een herder de schapen van de bokken scheidt. Hij zal de schapen rechts van Zich plaatsen en de bokken links. Dan zal de koning tegen hen die aan zijn rechterhand staan, zeggen: Kom, gezegenden van Mijn Vader, om het Koninkrijk te beërven, dat voor u bereid is vanaf de grondlegging van de wereld. Want Ik had honger en u hebt Mij te eten gegeven. Ik had dorst en u hebt Mij te drinken gegeven. Ik was een vreemdeling en u hebt Mij opgenomen, naakt en u hebt Mij gekleed, ziek en u hebt Mij bezocht. Ik was in de gevangenis en u bent naar Mij toe gekomen. Dan zullen de rechtvaardigen Hem antwoorden: Heer, wanneer hebben wij U hongerig gezien en hebben U te eten gegeven, of dorstig en hebben U te drinken gegeven? Wanneer hebben wij U als vreemdeling gezien en hebben U opgenomen, of naakt en hebben U gekleed? Wanneer hebben wij U ziek gezien of in de gevangenis en hebben U bezocht? En de koning zal hun antwoorden en zeggen: Amen, ik verzeker u: Alles wat u gedaan hebt voor één van de geringsten van Mijn broeders, hebt u voor Mij gedaan. Dan zal Hij ook tot hen, die aan Zijn linkerhand staan, zeggen: Ga weg van Mij, vervloekten, naar het eeuwig vuur, dat voor de duivel en zijn engelen bestemd is. Want Ik had honger en u hebt Mij niet te eten gegeven. Ik had dorst en u hebt Mij niet te drinken gegeven. Ik was vreemdeling en u hebt Mij niet opgenomen, naakt en u hebt Mij niet gekleed, ziek en in de gevangenis en u hebt Mij niet bezocht. Dan zullen ook zij Hem antwoorden en zeggen: Heer, wanneer hebben wij U hongerig of dorstig of als een vreemdeling of naakt of ziek of in de gevangenis gezien en hebben wij niet voor U gezorgd? Dan zal Hij hun antwoorden: Amen, Ik verzeker u: Voor zover u dit niet gedaan hebt voor één van deze geringsten, hebt u het ook voor Mij niet gedaan. En zij zullen naar de eeuwige straf gaan, maar de rechtvaardigen naar het eeuwige leven.’