Lezingen van de dag
- Dit evenement is voorbij.
Lezingen van de dag
20 februari, 2022
ZONDAG VAN DE VERLOREN ZOON
APOSTEL
i Kor 6 : 12-20
Lezing uit de eerste brief van Paulus aan de Korinthiërs,
Broeders, alles is mij geoorloofd, maar niet alles is nuttig. Alles is mij geoorloofd, maar ik zal mij door niets laten beheersen. Het voedsel is voor de buik en de buik voor het voedsel, maar God zal zowel het één als het ander tenietdoen. Het lichaam is er niet om er ontucht mee te plegen, maar het is er voor de Heer en de Heer voor het lichaam. En God heeft niet alleen de Heer opgewekt, maar zal ook ons opwekken door Zijn kracht. Weet gij niet dat uw lichamen leden zijn van Christus? Zal ik dan de leden van Christus nemen en die maken tot leden van een hoer? Dat nooit! Of weet gij niet dat wie zich met een hoer verenigt, één lichaam met haar is? Want die twee, zegt Hij, zullen tot één vlees zijn. Wie zich echter met de Heer verenigt, is één geest met Hem. Ga ontucht uit de weg! Elke zonde die een mens doet, blijft buiten het lichaam, maar wie ontucht pleegt, zondigt tegen zijn eigen lichaam. Of weet gij niet, dat uw lichaam een tempel is van de Heilige Geest, Die in u is en Die gij van God hebt ontvangen, en dat gij niet van uzelf zijt? Gij zijt immers duur gekocht. Verheerlijk daarom God in uw lichaam en in uw geest, die van God zijn.
EVANGELIE
Lezing uit het Heilig Evangelie volgens Lucas,
De Heer vertelde de volgende gelijkenis: ‘Iemand had twee zonen. En de jongste van hen zei tegen zijn vader: Vader, geef mij het deel van het vermogen, dat mij toekomt. En hij verdeelde zijn vermogen onder hen. En enkele dagen later maakte de jongste zoon alles te gelde en vertrok naar een ver land, waar hij zijn vermogen verkwistte door losbandig te leven. Toen hij alles had opgemaakt, kwam er een zware hongersnood in dat land en hij begon gebrek te lijden. Hij zwierf rond tot hij in dienst trad bij één van de burgers van dat land, die hem naar zijn akkers stuurde om varkens te hoeden. En hij verlangde ernaar zijn buik te vullen met de peulen die de varkens te eten kregen, maar niemand gaf ze hem. Toen kwam hij tot zichzelf en zei: Hoeveel dagloners van mijn vader hebben eten in overvloed, en ik kom om van de honger. Ik zal opstaan, naar mijn vader gaan en hem zeggen: Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en tegen u, ik ben het niet meer waard uw zoon genoemd te worden; maak mij tot één van uw dagloners. En hij stond op en ging naar zijn vader. En toen hij nog veraf was, zag zijn vader hem en werd met barmhartigheid bewogen. Hij snelde hem tegemoet, viel hem om de hals en kuste hem. En de zoon zei tegen hem: vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en tegen u, ik ben het niet meer waard uw zoon genoemd te worden. Maar de vader zei tegen zijn knechten: Haal het beste gewaad tevoorschijn en trek hem het aan; doe hem een ring aan zijn vinger en sandalen aan zijn voeten. En haal het gemeste kalf en slacht het; en laten we eten en vrolijk zijn, want deze zoon van mij was dood en is weer levend geworden, hij was verloren en is gevonden. En zij begonnen feest te vieren. De oudste zoon was op het land. En toen hij dichter bij huis kwam, hoorde hij muziek en dansen. En hij riep één van de knechten en vroeg wat dat te betekenen had. Hij zei tegen hem: Uw broer is thuisgekomen en uw vader heeft het gemeste kalf geslacht, omdat hij hem weer gezond en wel teruggekregen heeft. Hij werd woedend en wilde niet naar binnen gaan. Daarop ging zijn vader naar buiten en probeerde hem tot andere gedachten te brengen. Maar hij antwoordde en zei tegen zijn vader: Zie, al zoveel jaren werk ik voor u en nooit heb ik een gebod van u overtreden, maar u hebt mij zelfs nooit een geitenbokje gegeven om met mijn vrienden feest te vieren. Maar nu die zoon van u is thuisgekomen, die uw vermogen heeft verkwanseld aan de hoeren, hebt u voor hem het gemeste kalf geslacht. Hij zei tegen hem: Mijn jongen, jij bent altijd bij mij en alles wat ik heb is van jou. Wij móesten wel feestvieren en blij zijn, want je broer was dood en is weer levend geworden, hij was verloren en is gevonden.’