APOSTEL

Hebr 11 : 8-16

Lezing uit de brief van Paulus aan de Hebreeën,

Broeders, door het geloof is Abraham, toen hij geroepen werd, gehoorzaam geweest om weg te gaan naar de plaats die hij tot een erfdeel ontvangen zou. En hij is weggegaan zonder te weten waar hij komen zou. Door het geloof is hij een inwoner geweest in het land van de belofte als in een vreemd land en heeft hij in tenten gewoond, met Izak en Jakob, die mede-erfgenamen waren van dezelfde belofte. Want hij verwachtte de stad die fundamenten heeft, waarvan God de Bouwer en Ontwerper is. Door het geloof heeft ook Sara zelf kracht ontvangen om zwanger te worden en een kind te baren, ondanks haar hoge ouderdom, omdat zij Hem getrouw heeft geacht Die het beloofd had. Daarom zijn er zelfs uit één man en dat uit iemand wiens kracht al gestorven was, zovelen geboren als de sterren van de hemel in menigte, en als het zand op het strand van de zee, dat niet te tellen is. Deze allen zijn in het geloof gestorven. Zij hebben de vervulling van de beloften niet ontvangen, maar hebben die vanuit de verte gezien en begroet, en zij hebben beleden dat zij vreemdelingen en bijwoners op de aarde waren. Want wie zulke dingen zeggen, laten duidelijk blijken dat zij een vaderland zoeken. En als zij aan het vaderland gedacht hadden vanwaaruit zij weggegaan waren, zouden zij gelegenheid gehad hebben om terug te keren. Maar nu verlangen zij naar een beter, dat is naar een hemels vaderland. Daarom schaamt God Zich niet voor hen om hun God genoemd te worden. Want Hij had voor hen een stad gereedgemaakt.

EVANGELIE

Mc 2 : 18-22

Lezing uit het Heilig Evangelie volgens Marcus,

In die tijd vastten de leerlingen van Johannes en van de Farizeeën; en er kwamen mensen naar Jezus toe en zeiden tegen Hem: ‘Waarom vasten de leerlingen van Johannes en van de Farizeeën wel, en waarom vasten Uw leerlingen niet?’ En Jezus zei tegen hen: ‘Kunnen de bruiloftsgasten soms vasten, terwijl de bruidegom bij hen is? Zolang zij de bruidegom bij zich hebben, kunnen zij niet vasten. Maar er zullen dagen komen, dat de bruidegom van hen weggenomen zal worden; en dan, in die dagen, zullen zij vasten. Niemand naait een lap niet-gekrompen stof op een oude mantel, anders scheurt de nieuwe opgezette lap van de oude stof af, en de scheur wordt erger. Ook doet niemand jonge wijn in oude leren zakken; anders doet de jonge wijn de zakken barsten, en loopt de wijn eruit en gaan de zakken verloren. Nee, jonge wijn moet men in nieuwe zakken gieten.’