Vrijdag in de 22e week na Pinksteren

APOSTEL

Pericoop 261 (Col 4 : 10-18)

Lezing uit de brief van Paulus aan de Colossenzen,

Broeders, Aristarchus, mijn medegevangene, groet u; en Markus, de neef van Barnabas, (over wie u al instructies hebt gekregen: ontvang hem gastvrij wanneer hij bij u komt); en Jezus, die Justus genoemd wordt. Zij zijn de enigen uit de besnijdenis die met mij meewerken voor het Koninkrijk Gods; zij zijn dan ook een troost voor mij geweest. Epafras groet u, die één van u is, een dienstknecht van Christus, die altijd voor u strijdt in de gebeden, opdat gij, volmaakt en volkomen, vaststaat in alles wat God wil. Want ik getuig van hem dat hij een grote ijver heeft voor u en voor wie in Laodicea en Hiërapolis zijn. Lukas, de geliefde arts, groet u, evenals Demas. Groet de broeders die in Laodicea zijn, en Nymfas en de kerk in zijn huis. En wanneer deze brief bij u is voorgelezen, zorg er dan voor dat hij ook in de kerk van de Laodicenzen wordt voorgelezen, en dat gij die uit Laodicea te lezen krijgt. En zeg tegen Archippus: ‘Let erop dat gij de bediening die gij aangenomen hebt in de Heer, ook vervult.’ Een eigenhandige groet van mij, Paulus. Denk aan mijn boeien. De genade zij met u. Amen.

EVANGELIE

Lc – pericoop 82 (Lc 16 : 15-18; 17 : 1-4)

Lezing uit het Heilig Evangelie volgens Lucas,

De Heer zei tegen de Joden die bij Hem gekomen waren: ‘U rechtvaardigt uzelf voor de mensen, maar God kent uw hart; wat de mensen hoogschatten, is een gruwel in Gods ogen. De Wet en de Profeten gaan tot aan Johannes; sindsdien wordt het Koninkrijk van God verkondigd en ieder dringt er met geweld binnen. Maar gemakkelijker zullen hemel en aarde voorbijgaan dan dat er één tittel van de Wet vervalt. Ieder die zijn vrouw verstoot en met een ander trouwt, pleegt overspel; en ieder die met een vrouw trouwt die door haar man verstoten is, pleegt overspel.’ Hij zei tegen Zijn leerlingen: ‘Het is onvermijdelijk, dat er geen verleidingen komen; maar wee degene, door wie zij komen! Het zou beter voor hem zijn als hij met een molensteen om zijn hals in zee geworpen werd, dan dat hij één van deze kleinen zou doen struikelen. Sla dus acht op uzelf! En als uw broeder tegen u zondigt, bestraf hem, en als hij berouw toont, vergeef hem. En als hij zevenmaal op een dag tegen u zondigt en zevenmaal naar u terugkomt en zegt: Ik heb er spijt van, dan moet u hem vergeven.’