Donderdag in de 16e week na Pinksteren

APOSTEL

Pericoop 216 (Ef 1 : 1-9a)

Lezing uit de brief van Paulus aan de Efeziërs,

Van Paulus, een apostel van Jezus Christus door Gods wil, aan de heiligen in Efeze en de gelovigen in Christus Jezus: genade zij u en vrede van God, onze Vader, en van de Heer Jezus Christus. Gezegend zij de God en Vader van onze Heer Jezus Christus, Die ons gezegend heeft met alle geestelijke zegen in de hemelse gewesten in Christus. Hij heeft ons vóór de grondlegging van de wereld in Hem uitverkoren, opdat wij heilig en zuiver voor Hem zouden zijn in de liefde. Hij heeft ons voorbestemd om als Zijn kinderen aangenomen te worden, door Jezus Christus, overeenkomstig het welbehagen van Zijn wil, tot lof van de heerlijkheid van Zijn genade, waarmee Hij ons begenadigd heeft in de Geliefde. In Hem hebben wij de verlossing, door Zijn bloed, namelijk de vergeving van de overtredingen, overeenkomstig Zijn rijke genade, die Hij ons overvloedig geschonken heeft, in alle wijsheid en inzicht, toen Hij ons, overeenkomstig Zijn welbehagen, het geheimenis van Zijn wil bekendmaakte.

EVANGELIE

Lc – pericoop 31 (Lc 7 : 17-30)

Lezing uit het Heilig Evangelie volgens Lucas,

In die tijd ging het gerucht over Jezus rond in heel Judea en in de wijde omtrek. En de leerlingen van Johannes berichtten hem over al deze dingen. Toen riep Johannes twee van zijn leerlingen tot zich en stuurde hen naar Jezus met de vraag: ‘Bent U degene Die komen zou, of hebben we een ander te verwachten?’ Toen de mannen bij Hem gekomen waren, zeiden zij: ‘Johannes de Doper heeft ons naar U toe gezonden om te vragen: ‘Bent U degene Die komen zou, of hebben we een ander te verwachten?’ Op dat ogenblik genas Hij juist velen van ziekten, kwalen en boze geesten en Hij schonk aan veel blinden het gezichtsvermogen terug. En Jezus antwoordde en zei tegen hen: ‘Ga heen en bericht Johannes wat u gezien en gehoord hebt: blinden zien weer, verlamden kunnen weer lopen, melaatsen worden gereinigd, doven kunnen horen, doden worden opgewekt en aan armen wordt het evangelie verkondigd. En gelukzalig is degene, die aan Mij geen aanstoot neemt.’ Toen de leerlingen van Johannes waren weggegaan, begon Hij tegen de menigte over Johannes te zeggen: ‘Waar bent u in de woestijn naar gaan kijken? Naar riet dat beweegt in de wind? Maar waar zijt gij dan naar gaan kijken? Naar iemand in kostbare kleren gekleed? Zie, zij die prachtige kleding dragen en in weelde leven, wonen in paleizen. Maar waar bent u dan naar gaan kijken? Naar een profeet? Ja, zeg Ik u, en zelfs naar meer dan een profeet. Hij is het over wie geschreven staat:
Zie, ik zend mijn bode voor uw aangezicht uit, die uw weg voor u bereiden zal.
Want Ik zeg u, onder hen die uit vrouwen geboren zijn, is niemand een groter profeet dan Johannes de Doper, maar de kleinste in het Koninkrijk van God is groter dan hij.’ En heel het volk dat naar Hem luisterde, ook de tollenaars, erkenden Gods gerechtigheid en lieten zich dopen met de doop van Johannes. Maar de Farizeeën en wetgeleerden verwierpen het raadsbesluit van God met betrekking tot zichzelf en lieten zich niet door hem dopen.