Vrijdag in de 10e week na Pinksteren

APOSTEL

Pericoop 169 (II Cor 1 : 12-20)

Lezing uit de tweede brief van Paulus aan de Corinthiërs,

Broeders, dit is onze roem: het getuigenis van ons geweten dat we ons in deze wereld, en vooral bij u, hebben laten leiden door de oprechtheid en zuiverheid voor God, niet in vleselijke wijsheid, maar in genade van God. Wij schrijven u immers niets anders dan wat er staat en wat gij ook verstaat. En ik hoop dat gij het eens ook ten volle zult begrijpen, zoals gij ook van ons begrepen hebt – zij het ten dele – dat wij uw roem zijn, zoals ook gij onze roem zijt op de dag van de Heer Jezus. En in dit vertrouwen had ik mij eerder voorgenomen naar u toe te komen, opdat gij een tweede genade zoudt hebben. Ik wilde namelijk via uw stad naar Macedonië doorreizen, en weer van Macedonië naar u toekomen, om door u op weg te worden geholpen naar Judea. Ik heb toch niet lichtvaardig gehandeld door mij dit voor te nemen? Of zijn de dingen die ik me voorneem, voornemens naar het vlees, zodat ik het ene moment ja zeg en het andere moment nee? Maar God is getrouw: ons woord tot u is niet ja en nee geweest. Want de Zoon van God, Jezus Christus, Die onder u gepredikt is door ons, namelijk door mij, Silvanus en Timotheüs, was niet ja en nee, maar ons woord is in Hem ja geweest. Want hoeveel beloften van God er ook zijn, in Hem is het ja en in Hem is het amen, tot Gods eer door toedoen van ons.

EVANGELIE

Mt pericoop 91 (Mt 22 : 23-33)

Lezing uit het Heilig Evangelie volgens Mattheüs,

In die tijd kwamen er Sadduceeën naar Jezus toe, die beweren dat er geen opstanding is, en zij stelden Hem de vraag: ‘Meester, Mozes heeft gezegd: Als er iemand sterft die geen kinderen heeft, dan moet zijn broer de weduwe huwen en voor zijn broer het nageslacht verwekken. Nu kenden wij zeven broers; en de eerste huwde en stierf; en omdat hij geen nageslacht had, liet hij zijn vrouw na aan zijn broer. Zo ook de tweede en de derde, tot alle zeven toe. Het laatst van allen stierf de vrouw. Maar in de opstanding, van wie van die zeven zal zij dan de vrouw zijn? Allen hebben zij haar immers als vrouw gehad.’ Maar Jezus antwoordde en zei tegen hen: ‘Gij dwaalt, omdat gij de Schriften niet kent en ook niet de kracht van God. Want in de opstanding huwen de mensen niet en worden niet uitgehuwelijkt, maar zij zijn als engelen van God in de hemel. En wat de opstanding van de doden betreft, hebt gij niet gelezen wat door God tot u gesproken is, toen Hij zei:
Ik ben de God van Abraham en de God van Isaak en de God van Jakob?
God is niet een God van doden, maar van levenden.’ En toen de menigte dit hoorde, stonden zij versteld van Zijn onderricht.