Lezingen van de dag
- Dit evenement is voorbij.
Lezingen van de dag
22 juli, 2021
Donderdag in de 5e week na Pinksteren
APOSTEL
Pericoop 118 (Rom 15 : 17-29)
Lezing uit de brief van Paulus aan de Romeinen,
Broeders, ik heb roem over mijn dienstwerk voor God in Christus Jezus. Want ik waag het niet over iets anders te spreken dan wat Christus door mij tot stand brengt, om de heidenen tot gehoorzaamheid te brengen, in woord en daad, door de kracht van tekenen en wonderen en door de kracht van de Geest van God. Zo heb ik dan van Jeruzalem af rondreizende tot Illyricum toe, het Evangelie van Christus vervuld. En evenzo stelde ik er mijn eer in om het Evangelie daar te verkondigen waar Christus nog niet genoemd was, om niet op het fundament van een ander te bouwen. Maar zoals geschreven staat: ‘Zij aan wie niets over Hem verkondigd was, zullen het zien, en zij die het niet gehoord hebben,
zullen het begrijpen.’ Daarom was ik ook vaak verhinderd om naar u toe te komen. Nu ik echter in deze streken geen arbeidsveld meer heb, en ik sinds vele jaren een groot verlangen heb naar u toe te komen, zal ik, wanneer ik naar Spanje reis, naar u toe komen. Ik hoop u namelijk op doorreis te zien en door u op weg daarheen verder geholpen te worden, als ik eerst enige tijd van uw gezelschap genoten zal hebben. Maar nu reis ik naar Jeruzalem om de heiligen te dienen, want Macedonië en Achaje hebben het goedgevonden een handreiking te doen aan de armen onder de heiligen in Jeruzalem. Zij hebben het namelijk goedgevonden, en zij zijn het ook aan hen verschuldigd. Immers, als de heidenen in geestelijk opzicht deel gekregen hebben aan het hunne, hebben zij ook de plicht hen te dienen in het materiële. Als ik deze zaak dan volbracht zal hebben en hun deze vrucht officieel afgedragen zal hebben, zal ik via u naar Spanje reizen. En ik weet dat ik, als ik naar u toe kom, in de volle zegen van het Evangelie van Christus zal komen.
Prokimen toon 4 (ps 67)
Wonderbaar is God in zijn heiligen, de God van Israël. Looft God in de bijeenkomsten, de Heer uit de bronnen van Israël.
Pericoop 141 (1 Kor 9 : 2b-12)
Lezing uit de eerste brief van Paulus aan de Korinthiërs,
Broeders, gij zijt het zegel van mijn apostelschap in de Heer. Dit is mijn verdediging tegenover hen die mij beoordelen. Hebben wij niet het recht om te eten en te drinken? Hebben wij niet het recht om een zuster als vrouw mee te nemen, zoals ook de andere apostelen, en de broers van de Heer, en Kefas? Of hebben alleen ik en Barnabas geen recht om niet te werken? Wie dient ooit in het leger en betaalt zijn eigen soldij? Wie plant een wijngaard en eet niet van zijn vrucht? Of wie weidt een kudde en voedt zich niet met de melk van de kudde? Spreek ik dit naar de mens? Of zegt ook de wet niet hetzelfde? Want in de wet van Mozes staat geschreven: Gij zult een dorsende os niet muilbanden. Bekommert God Zich alleen maar om de ossen? Of zegt Hij dit vooral om ons? Ja, om ons is geschreven: Een ploeger en een dorser werken beiden in de hoop op een aandeel in de oogst. Als wij bij u het geestelijke gezaaid hebben, is het dan te veel als wij van u het materiële oogsten? Als anderen hierop aanspraak kunnen maken, kunnen wij het dan niet des te meer? Wij hebben echter van dit recht geen gebruik gemaakt, maar wij verdragen alles, omdat wij het Evangelie van Christus niets in de weg willen leggen
Alleluja toon 4 (ps 39 en 33
Wachtend verbeidde ik de Heer. Hij heeft acht op mij geslagen en mijn smeking verhoord. Talrijk zijn de beproevingen der rechtvaardigen, maar de Heer bevrijdt hen uit
alle kwelling.
EVANGELIE
Mt pericoop 49 (Mt 12 : 46-13:3a)
Lezing uit het Heilig Evangelie volgens Mattheüs,
In die tijd, toen Jezus tot de menigten sprak, zie, daar stonden Zijn moeder en zijn broers buiten, die Hem wilden spreken. Iemand zei tegen Hem: ‘Zie, Uw moeder en Uw broers staan buiten en willen U spreken.’ Maar Hij antwoordde en zei tegen degene die dat tegen Hem zei: ‘Wie is Mijn moeder en wie zijn Mijn broers?’ En Hij strekte Zijn hand uit over Zijn leerlingen en zei: ‘Zie, Mijn moeder en Mijn broeders. Want wie de wil doet van Mijn Vader, Die in de hemelen is, die is Mijn broeder en zuster en moeder.’ Op die dag verliet Jezus het huis en ging aan het meer zitten. En zo veel menigten verzamelden zich bij Hem, dat Hij in een boot ging zitten; en heel de menigte stond aan de oever. En Hij vertelde hun veel in gelijkenissen.
Jh pericoop 64 – het Achtste Opstandingsevangelie (Jh 20 : 11-18)
Lezing uit het Heilig Evangelie volgens Johannes,
In die tijd stond Maria wenend buiten bij het graf en terwijl zij weende, boog zij zich voorover naar het graf en zij zag twee engelen in witte kleren zitten, één aan het hoofdeinde en een aan het voeteneinde van de plaats waar het lichaam van Jezus gelegen had; en zij zeiden tegen haar: ‘Vrouw, waarom weent u?’ Zij zei tegen hen: ‘Omdat zij mijn Heer weggenomen hebben, en ik niet weet waar zij Hem hebben neergelegd.’ En toen zij dit gezegd had, keek zij om en zag Jezus staan, maar zij wist niet dat het Jezus was. Jezus zei tegen haar: ‘Vrouw, waarom weent u? Wie zoekt u?’ Zij dacht dat het de tuinman was, en zei tegen Hem: ‘Mijnheer als u Hem weggedragen hebt, zeg mij dan waar u Hem hebt neergelegd en ik zal Hem gaan halen.’Jezus zei tegen haar: ‘Maria!’ Zij keerde zich om en zei tegen Hem: ‘Rabboeni!’ Dat betekent: Meester. Jezus zei tegen haar: ‘Raak Mij niet aan, want Ik ben nog niet opgestegen naar Mijn Vader; maar ga naar Mijn broeders en zeg tegen hen dat Ik opstijg naar Mijn Vader en jullie Vader, naar Mijn God en jullie God.’ Maria Magdalena ging de leerlingen vertellen dat zij de Heer gezien had en dat Hij dit tegen haar gezegd had.