Lezingen van de dag
- Dit evenement is voorbij.
Lezingen van de dag
29 mei, 2021
Zaterdag in de 4e week van Pascha
APOSTEL
Pericoop 29 (Hand 12 : 1-11)
Lezing uit de Handelingen der Apostelen,
Omstreeks die tijd sloeg koning Herodes de hand aan sommigen van de kerk om hen kwaad te doen. En hij doodde Jakobus, de broer van Johannes, met het zwaard. En toen hij zag dat het de Joden welgevallig was, ging hij verder door ook Petrus te grijpen (het waren de dagen van de ongezuurde broden); en toen hij ook die gegrepen had, zette hij hem in de gevangenis en gaf hem over aan vier wachten, elk bestaande uit vier soldaten, om hem te bewaken, omdat hij hem na het Pascha wilde voorleiden aan het volk. Petrus werd dus in de gevangenis bewaakt; maar door de kerk werd voortdurend voor hem tot God gebeden. Toen Herodes hem zou voorleiden, sliep Petrus die nacht tussen twee soldaten, geboeid met twee ketenen; en de bewakers voor de deur bewaakten de gevangenis. En zie, er stond een engel van de Heer en er scheen een licht in het vertrek, en door Petrus in de zij te porren, wekte hij hem en zei: Sta snel op. En zijn ketenen vielen van zijn handen af. En de engel zei tegen hem: Doe uw gordel om en bind uw sandalen aan. En hij deed dat. En hij zei tegen hem: Sla uw bovenkleed om en volg mij. En hij ging naar buiten en volgde hem, en hij wist niet dat het werkelijkheid was wat er door de engel plaatsvond, maar hij dacht dat hij een visioen zag. En toen zij langs de eerste en tweede wacht gegaan waren, kwamen zij bij de ijzeren poort die naar de stad leidt; die ging vanzelf voor hen open. En toen zij naar buiten gegaan waren, liepen zij één straat verder, en meteen ging de engel van hem weg. En toen Petrus tot zichzelf gekomen was, zei hij: Nu weet ik werkelijk dat de Heer Zijn engel uitgezonden heeft en mij verlost heeft uit de hand van Herodes en uit alles wat het Joodse volk verwachtte.
EVANGELIE
Jh Pericoop 31 (Jh 8 : 31-42a )
Lezing uit het Heilig Evangelie volgens Johannes,
De Heer zei tegen de Joden die in Hem geloofden: ‘Als gij vasthoudt aan Mijn woord, zijt gij waarlijk Mijn leerlingen; en gij zult de waarheid kennen en de waarheid zal u vrijmaken.’ Zij antwoordden Hem: ‘Wij zijn afstammelingen van Abraham en zijn nooit slaven van iemand geweest; hoe kunt gij dan zeggen: Gij zult vrij worden?’ Jezus antwoordde hun: ‘Amen, amen, Ik zeg u: Ieder die de zonde doet, is een slaaf van de zonde. En de slaaf blijft niet eeuwig in het huis, maar de zoon blijft er eeuwig. Als dan de Zoon u vrij zal maken, zult gij waarlijk vrij zijn. Ik weet, dat gij van Abraham afstamt; maar gij probeert Mij te doden, omdat gij Mijn woord niet kunt bevatten. Ik spreek over wat Ik bij Mijn Vader heb gezien; zo doet gij wat gij bij uw vader gezien hebt.’ Zij antwoordden en zeiden tegen Hem: ‘Onze vader is Abraham.’ Jezus zei tegen hen: ‘Als gij Abrahams kinderen waart, zoudt gij Abrahams werken doen. Maar nu probeert gij Mij te doden, hoewel Ik een Mens ben Die u de waarheid verkondigd heb, die Ik van God gehoord heb; dat heeft Abraham niet gedaan. Gij doet de werken van uw vader.’ Zij zeiden dan tegen Hem: ‘Wij zijn niet uit ontucht geboren; wij hebben één Vader, namelijk God.’ Jezus zei daarop tegen hen: ‘Als God uw Vader was, zoudt gij Mij liefhebben, want Ik ben van God uitgegaan en van Hem ben ik gekomen.’