Lezingen van de dag
- Dit evenement is voorbij.
Lezingen van de dag
28 mei, 2021
Vrijdag in de 4e week van Pascha
APOSTEL
Pericoop 27 (Hand 10 : 44-11:10 )
Lezing uit de Handelingen der Apostelen,
In die dagen, terwijl Petrus deze woorden nog sprak, viel de Heilige Geest op allen die het Woord hoorden. En alle gelovigen die van de besnijdenis waren, die met Petrus waren meegekomen, waren buiten zichzelf dat de gave van de Heilige Geest ook op de heidenen uitgestort werd, want zij hoorden hen in talen spreken en God verheffen. Toen antwoordde Petrus: Zou iemand deze mensen het water van de doop kunnen weigeren? Mensen die net als wij de heilige Geest hebben gekregen! En hij gaf opdracht dat zij gedoopt zouden worden in de Naam van de Heer. Toen vroegen zij hem enkele dagen bij hen te blijven. De apostelen en de broeders die in Judea waren, hoorden dat ook de heidenen het Woord van God aangenomen hadden. En toen Petrus naar Jeruzalem was gegaan, bestreden zij die van de besnijdenis waren, hem en zeiden: Gij zijt binnengegaan bij mannen die onbesneden zijn, en gij hebt met hen gegeten. Maar Petrus begon het hun in goede orde uiteen te zetten en zei: Ik was in de stad Joppe aan het bidden en zag in geestvervoering een visioen: iets daalde neer, dat leek op een groot linnen laken, dat aan de vier hoeken neergelaten werd uit de hemel, en het kwam tot dicht bij mij. En toen ik hierop mijn ogen gericht hield en het aandachtig bekeek, zag ik de viervoetige dieren van de aarde, en de wilde en de kruipende dieren, en de vogels in de lucht. En ik hoorde een stem, die tegen mij zei: Sta op, Petrus, slacht en eet. Maar ik zei: Beslist niet, Heer, want ik heb nooit iets gegeten wat onheilig of onrein is. Maar de stem antwoordde mij voor de tweede keer uit de hemel: Wat God gereinigd heeft, moogt gij niet voor onheilig houden. Dit gebeurde tot driemaal toe; en alles werd weer opgetrokken in de hemel.
EVANGELIE
Jh pericoop 30 (Jh 8 : 21-30)
Lezing uit het Heilig Evangelie volgens Johannes,
De Heer zei tegen de Joden die bij Hem gekomen waren: ‘Ik ga heen en gij zult Mij zoeken, en in uw zonde zult gij sterven. Waar Ik heenga, kunt gij niet komen.’ De Joden zeiden daarop: ‘Hij zal toch Zichzelf niet doden, omdat Hij zegt: Waar Ik heenga, kunt gij niet komen?’ En Hij zei tegen hen: ‘Gij zijt van beneden; Ik ben van boven. Gij zijt van deze wereld; Ik ben niet van deze wereld. Ik heb u gezegd, dat gij in uw zonden zult sterven; want als gij niet gelooft, dat Ik het ben, zult gij in uw zonden sterven.’ Zij zeiden tegen Hem: ‘Wie zijt Gij?’ En Jezus zei tegen hen: ‘Wat Ik u vanaf het begin al zeg! Ik heb veel over u te zeggen en te oordelen; maar Hij, die Mij gezonden heeft, is waarachtig, en wat Ik van Hem gehoord heb, dat verkondig Ik aan de wereld.’ Zij begrepen niet, dat Hij tegen hen over de Vader sprak. Jezus zei daarop tegen hen: ‘Wanneer gij de Zoon des mensen opgeheven zult hebben, zult gij inzien, dat Ik het ben en dat Ik uit Mijzelf niets doe, maar dat Ik over die dingen spreek, zoals Mijn Vader het Mij geleerd heeft. En Hij die Mij gezonden heeft, is met Mij; de Vader heeft Mij niet alleen gelaten, want Ik doe altijd wat Hem behaagt.’ Toen Hij dit zei, geloofden velen in Hem.