Dinsdag in de 26e week na Pinksteren

APOSTEL

I Tim 1 : 8-14

Lezing uit de eerste brief van Paulus aan Timotheüs,

Mijn kind Timotheüs, wij weten dat de wet goed is, als men die wettig gebruikt, en als men dit weet: dat de wet niet bestemd is voor de rechtvaardige, maar voor wettelozen en voor opstandigen, goddelozen en zondaars, onheiligen en ontwijders, voor hen die vader of moeder vermoorden, voor mensendoders, voor ontuchtplegers, voor mannen die met mannen slapen, voor mensenhandelaars, leugenaars, plegers van meineed; de wet is er voor al wat ingaat tegen de gezonde leer die strookt met het Evangelie van de heerlijkheid van de gelukzalige God, dat mij is toevertrouwd. Ik dank Christus Jezus, onze Heer, die mij kracht gegeven heeft, dat hij mij betrouwbaar geacht en in zijn dienst gesteld heeft, mij die vroeger een godslasteraar, een vervolger en een gewelddadig onderdrukker was; maar mij is barmhartigheid bewezen, omdat ik uit onwetendheid en in ongeloof handelde. De genade van onze Heer is mij overvloedig bewezen met geloof en liefde in Christus Jezus.

EVANGELIE

Lk 19 : 45-48

Lezing uit het Heilig Evangelie volgens Lukas,

In die tijd ging Jezus de tempel binnen en begon de handelaars die daar verkochten en kochten weg te jagen, en Hij zei tegen hen: ‘Er staat geschreven:
– Mijn huis is een huis van gebed – maar u hebt er een rovershol van gemaakt!’ En dagelijks gaf Hij onderricht in de tempel. En de hogepriesters, de schriftgeleerden en de leiders van het volk zochten een mogelijkheid om Hem om het leven te brengen. Maar zij wisten niet hoe zij dit moesten doen, want heel het volk hing aan Zijn lippen.