Heiligen van de dag
- Dit evenement is voorbij.
Heiligen van de dag
26 maart, 2021
De heilige aartsengel Gabriël was Gods afgezant bij de geboorte zowel van Jezus van Nazareth als van de heilige Johannes de Voorloper. Zijn naam betekent ‘Kracht Gods’; hij behoort tot de zeldzame engelen van wie de naam genoemd wordt in de Heilige Schrift, zelfs herhaalde malen, want hij speelt ook een rol in de apocalyptische visioenen van de profeet Daniël (Dan. 8: 16 en 9: 21, en Lk. 1: 19 en 1: 26). Daniël aanschouwde een geheimzinnig visioen van geweldige grootheid en ruwe kracht. ‘En hij hoorde een menselijke stem roepen: Gabriël, geef hem de verklaring van het visioen. Daarop kwam hij naar mij toe, maar terwijl hij naderde, werd ik door zulk een vrees aangegrepen dat ik ter aarde viel en ik lag bewusteloos op de grond. Hij raakte mij aan en richtte mij weer op en zei: Ik ga u bekend maken wat er gebeuren zal in de eindtijd’.
De tweede keer was Daniël aan het bidden en beleed zijn zonden en die van het volk Israël. ‘Ik was nog aan het bidden toen Gabriël, de man die ik vroeger in een visioen had gezien, naar mij kwam toevliegen op de tijd van het avondoffer, hij sprak tot mij en gaf mij inzicht …’
Daarna horen we weer over hem bij Lukas die verhaalt hoe Zacharias als priester het wierookoffer opdroeg, terwijl het volk buiten stond te bidden. ‘Er verscheen hem een engel des Heren, staande aan de rechterkant van het wierookaltaar …’ Hij verkondigt hem dat hij een zoon zal krijgen, die een groot profeet zal zijn. Zacharias trekt zijn woorden in twijfel om de hoge ouderdom van hem en zijn vrouw. De engel gaf hem ten antwoord: ‘Ik ben Gabriël die voor Gods aangezicht sta, en ik ben gezonden om u die blijde boodschap aan te kondigen. Zie, gij zult zwijgen en niet kunnen spreken tot op de dag waarop het gebeuren zal, omdat ge mijn woorden niet geloofd hebt; doch deze zullen op hun eigen tijd in vervulling gaan’.
Scherp contrasteert hiermee zijn optreden bij de Maagd Maria. Hij spreekt haar toe met die bijzondere groet: ‘verheug u, begenadigde, de Heer is met u’. Dan verkondigt hij haar Gods blijde Boodschap en wanneer dan ook zij uiteenzet waarom dat onmogelijk is, geeft hij haar uitvoerig uitleg, bekrachtigd door het teken aan Elisabeth, totdat zij haar ja-woord spreekt. En Maria vertrekt ogenblikkelijk om met eigen ogen dit teken te aanschouwen.
Zo krijgen we een indruk van wat we het karakter van Gabriël zouden kunnen noemen. De Schrift noemt hem een ‘man’, maar zegt tegelijk dat hij vliegt. Hij heeft de herhaalde opdracht om uitleg te geven van geheimvolle dingen, maar wanneer de menselijke twijfel te grof wordt, laat hij zich gelden met gezag. Maar tegenover de toekomstige moeder van de Heer treedt hij op met de grootste fijngevoeligheid.
Zijn synax wordt gevierd op de dag na de verkondiging omdat hij als het ware de drager was van het goddelijk Woord dat toegang zocht bij de Maagd Maria om Zich door middel van haar schoot te bekleden met ons menselijk vlees. Hij heeft daarmee de dankbaarheid gewonnen van allen die aan Christus willen toebehoren. Wij zingen daarom voor hem een eigen officie, maar als tropaar dat van het feest van de verkondiging.
Gedachtenis van Malchos, een kluizenaar in de woestijn Chalkis. Ondanks het verbod van zijn geestelijke vader ging hij naar Syrië, zijn vaderland. Onderweg viel hij in handen van een Ethiopiër die hem dwong met een christenvrouw te leven. Zij namen op een keer de gelegenheid waar om te vluchten, maar het werd al spoedig ontdekt en de achtervolgers zaten hen dicht op de hielen. Zij vluchtten toen een spelonk binnen waarin echter een leeuwin met haar jongen huisde. Deze richtte zich toen tegen hun achtervolgers en liet hen ongedeerd. Daarop konden zij weer verder trekken en zij eindigden hun leven elk in een klooster, 4e eeuw.
De heilige Kodratos, Theodosios en Emmanuel waren aanwezig toen een groep van 40 christenen wreed gemarteld werd omwille van het geloof. Zij zagen met welk een moed en geduld zij dit alles verdroegen, en hoe zij zelfs baden voor hun beulen opdat deze tot inzicht mochten geraken. Zij kwamen daar zo van onder de indruk dat zij zich bij de martelaren aansloten, en zij werden onthoofd, ten tijde van Diokletiaan.
De heilige Basilios de nieuwe deed ascese in het woud. Hij sliep op de naakte grond, zonder enige beschutting. Een groep soldaten op verkenningstocht trof hem daar aan, en toen hij op hun vragen slechts antwoordde dat hij een aardbewoner was, vonden zij het maar een verdacht geval en zij namen hem mee. Hij werd onder heftige folteringen ondervraagd, maar toen daarbij niets verontrustends tevoorschijn kwam, werd hij vrijgelaten en hij leefde nog vele jaren in Constantinopel, waar zich een groep sympathisanten om hem vormde. Basilios had profetische gaven, hij las de gedachten van wie bij hem kwamen, voorspelde toekomstige gebeurtenissen en bewerkte ook grote wonderen. Hij is gestorven in 944.
De heilige priester Bathuslos met zijn vrouw Virka en hun twee zonen en twee dochters werden met nog andere gelovigen verbrand in de kerk door de gothische Jungerik. Hieronder bevonden zich de priester Berkos (Virkas), de monnik Arpilas, en Abibos, Agnos, Reasos, lgathrax, lskoos, Silas, Sigizos, Sonirilos, Suïmblos, Thermos, Fillos, Anna, Alla, Manka (Monko), Mamika, Larissa en Animaisa. Gaätha, de koningin, verzamelde hun relieken en bracht die naar Roemenië. Bij haar terugkeer werd zij met haar dochter Duklida doodgestenigd, in 370.
De heilige Montanus, priester van Sirmium in Pannonië (Hongarije), met zijn vrouw Maxima, die verdronken zijn omwille van het geloof tijdens de vervolging van Maximiaan.
De heilige Braulio, bisschop van Saragossa, werd op wonderbare wijze aangewezen voor dit ambt. Toen de geestelijkheid en het volk bijeen waren voor de bisschopskeuze, zagen zij een lichtende vlam boven zijn hoofd. Hij was een bijzondere vriend van de heilige Isidorus van Sevilla, en zijn voornaamste medestander bij de hervormingen in de Spaanse kerkprovincie. Hij was een groot geleerde, zoals blijkt uit nog bestaande brieven. Hij spoorde lsidorus aan om het encyclopedische werk ‘Etymologieën’ te beginnen, en voltooide het na diens dood.
Na een episcopaat van 20 jaar was de tijd voor zijn dood gekomen. Samen met zijn vrienden zong hij alle psalmen en toen is hij in vrede ontslapen, in 646.
De heilige Castulus was kamerheer in het paleis van Diokletiaan. Hij maakte van zijn positie gebruik om christenen tegen wie een opsporingsbevel liep, in zijn huis te verbergen. Hij werd echter verraden door een afvallige christen en toen, nadat hij op vele wijzen gefolterd was, levend begraven in 286.
De heilige Liudger, bisschop van Munster, werd in 744 bij Utrecht geboren. Als kind was hij geïntrigeerd door de kunst van het schrijven. Hij verzamelde de witte vellen die van berkenbast kunnen worden afgetrokken, tekende daarop zwarte kriebels en vertelde trots dat hij boeken had geschreven. Wat te mogen leren, en toen hij ongeveer 12 jaar oud was, werd hij toevertrouwd aan abt Gregorius van de abdij in Utrecht. Daar zag hij ook de heilige Bonifatius, toen die al heel oud was.
De abdijkinderen waren dol op abt Gregorius, die werkelijk als een vader voor hen zorgde. De meesten waren zonen uit adellijke geslachten van alle omringende landen. God inspireerde hem tot een brandende liefde voor hen allen, en naast het onderricht ontving hij hen dagelijks elk afzonderlijk op zijn kamer om naar hun persoonlijke vragen en moeilijkheden te luisteren en Gods antwoord daarop te geven. Ook Liudger was onder hen bijzonder geliefd om zijn uitzonderlijke vriendelijkheid. Hij had een opgewekt uiterlijk al lachte hij weinig. Hij was voorzichtig en gematigd in al wat hij deed en was in zichzelf voortdurend bezig met teksten uit de Heilige Schrift, vooral met die waarin Gods lof bezongen wordt.
In 760, toen hij 16 jaar oud was, werd hij zelf monnik. Hij werd in 766 als metgezel meegegeven aan de bisschop van York, die enige plaatsvervangende monniken kwam zoeken voor de door hem naar Friesland gezonden missionarissen, die daar waarschijnlijk beter geaccepteerd werden dan zendelingen uit het vijandige Frankengebied. Hij was van tevoren diaken gewijd en kwam nu in aanraking met de beroemde Alcuin die zelf ook juist diaken was gewijd. De faam van zijn geleerdheid trok uit heel Europa studenten naar York waar hij doceerde, en ook Liudger was verrukt zijn colleges te horen. Slechts met tegenzin keerde hij na een jaar naar Utrecht terug. Hij vroeg aan abt Gregorius of hij opnieuw naar Alcuin mocht gaan om zijn studie te voltooien. Gregorius weigerde en schakelde zelfs Liudgers vader in om de jongeman te overtuigen, maar deze hield vast aan zijn wens, welke ten laatste werd ingewilligd. Hij kreeg studieverlof en bleef nu nog drieënhalf jaar in York. Pas toen daar een vete uitbrak tegen de Friezen, keerde hij, met alle goede wensen van Alcuin, terug als een nu zelf hooggeleerde monnik.
De kerk die door de heilige Lebuïnus gebouwd was in Deventer, was intussen door invallende Saksen met de grond gelijk gemaakt. Alberik, de opvolger van abt Gregorius, gaf Liudger opdracht de kerk weer op te bouwen boven het graf van de heilige. In een droom vond hij de juiste plek en aan het teruggevonden graf geschiedden veel wonderen. Dit is waarschijnlijk de nu nog bestaande crypte in de Lebuïnuskerk.
Een volgende opdracht was het afbreken van de nog bestaande heidense tempels in Friesland. Liudger vond daar veel kostbaarheden, waarvan Karel de Grote twee-derde deel voor zichzelf behield en de rest aan Alberik schonk.
In 778 werd Alberik bisschop gewijd in Keulen en hij liet tegelijkertijd Liudger tot priester wijden om hem als leraar uit te zenden naar Noord-Nederland. Hij bouwde daar een kerk op de plaats waar Bonifatius gedood was in Dokkum. Verder stond hij drie maanden per jaar aan het hoofd van de abdij in Utrecht, beurt om beurt met Alberik en nog twee anderen.
Zijn werk onder de Friezen droeg rijke vrucht, het bloed van Bonifatius had de weg erheen geëffend. Maar nadat hij zeven jaar daar had gearbeid werd de streek in 784 overvallen door Wittekind, de Saksenvorst, die de missionarissen verdreef en de afgodendienst weer invoerde. Liudger trok nu naar Rome en bezocht de abdij van de heilige Benedictus op de Monte Cassino, die als model moest dienen voor zijn eigen abdij die hij van plan was te bouwen in Werden. Toch schijnt hij zelf geen benedictijn geweest te zijn: zijn kloosters in Werden en Munster volgden de regel van de reguliere kanunniken.
Intussen had Karel de Grote eindelijk de definitieve overwinning behaald over de Saksen. Wittekind was gevlucht naar zijn schoonvader, de koning van Denemarken. Hij had een opstand georganiseerd die bloedig onderdrukt werd, en was eindelijk zelf christen geworden. Saksen en Friesland waren nu aan de keizer onderworpen. Het land werd bestuurlijk ingedeeld in districten elk met hun eigen bisschoppen, priesters en abten. In 787 keerde Liudger naar Friesland terug. Hij predikte in het land rond Groningen en bekeerde ook het eiland Helgoland, waar Willibrordus eens drie inlanders had gedoopt.
Na de volledige overwinning over de Saksen werd Liudger naar Westfalen gezonden. Hij bouwde een klooster op de plaats waar nu de stad Munster ligt, en hij trok zo energiek rond dat hij zelfs geen kap droeg, zoals zijn levensbeschrijving zegt. Reeds spoedig werd hij bisschop gewijd. Hij bestuurde de trotse Saksen met wijs oordeel en zachtheid, en zo won hij de harten die zich slechts onder zware dwang gebogen hadden voor de bevelen van Karel de Grote. Friesland was nog steeds onder zijn bestuur en ook werd hij door Karel de Grote aangesteld over een klooster in Brabant. Zo regeerde hij dus over drie volkeren, zoals hem eens in een droom was voorzegd.
Zoveel succes bracht natuurlijk ook jaloezie mee. Hij werd bij de keizer aangeklaagd om zijn gierigheid bij de aankleding van de kerken, en hij moest voor het hof verschijnen. Liudger kwam daar aan en ging ‘s morgens vroeg naar de kerk voor het officie. De keizer stuurde een kamerheer om hem te halen en Liudger beloofde te komen zodra hij klaar was. Dit antwoord bevredigde de keizer niet: nog tweemaal stuurde hij iemand om Liudger te halen maar telkens kregen zij hetzelfde antwoord. Toen hij kwam, vroeg de keizer hem natuurlijk wat dat voorstelde dat hij niet onmiddellijk kwam als hij ontboden werd. Liudger antwoordde: ‘God moet gesteld worden boven u, o koning, en boven alle mensen!’ Dit antwoord viel in goede aarde en de keizer riep uit: ‘Ik ben blij dat ge zijt zoals ik me u altijd heb voorgesteld, en ik beloof u dat ik nooit meer het oor zal lenen aan wie u belasteren.’
Zo legde Liudger ook eens een strenge boete op aan een priester die wegliep onder de metten om het smeulende vuur aan te blazen waarvan de rook de bisschop in het gelaat kwam; want hij wilde zijn geestelijkheid inscherpen dat zij zich door niets mochten laten storen wanneer zij het goddelijk officie baden.
Met zijn medewerking is het beroemde middeleeuwse leerdicht ‘Heliand’ geschreven, waarin de christelijke leer verbonden wordt met oud-Germaanse overleveringen. Daaruit blijkt met hoeveel fijngevoeligheid Liudger zijn missie-arbeid bedreef, die dan ook veel meer succes kende dan de ruwe dwangmethoden van Karel de Grote.
Toen hij zwak begon te worden, besteedde hij meer tijd dan ooit tevoren aan het lezen van de Heilige Schrift en het zingen van de psalmen en nu vierde hij dagelijks de goddelijke Liturgie. Op zijn laatste levensdag assisteerde hij heel vroeg in de morgen bij de heilige Mis in Coesfeld, waarbij hij de preek hield; ging toen in haast naar Billerbeck om daar de Mis te celebreren van 9 uur, waarbij hij eveneens preekte, ging daarna rusten en ontsliep zacht tegen de avond, 26 maart 809.
De heilige Rebekka, de vrouw van de aartsvader lsaäk, die door de dienaar van Abraham uit diens geboorteland was gehaald (Gen. 24). Zij was een mooi meisje en goedhartig van aard, en het was juist deze karaktertrek die Abrahams dienaar wilde onderzoeken. En wanneer hij haar met spoed naar zijn meester brengt, dan staat er het ontroerend woord: ‘lsaäk kreeg Rebekka lief en vond troost voor het verlies van zijn moeder’. Zij werd de moeder van Esau en van Jakob, voor wie zij met list de voornaamste sterfzegen van zijn vader wist te verkrijgen, en zij stierf rond het jaar 1800 voor Christus.
Ook nog op deze dag de heilige martelaren: Bertilon, monnik te Dijon, 888; Petrus, Marcianus, Jovinus, Thecla en Cassianus te Rome; Theodoros, bisschop van Pentapolis (Lybië), met zijn diaken lreneos, en de lectoren Serapion en Ammonios; en Eusebios, bisschop van Kimbala, en Pullios, zijn eerste lezer, die ter dood zijn gebracht in 304.
Eveneens op deze dag de heilige Sicarius, bisschop van Lyon, 435; en Felix, bisschop van Trier.
Door de gebeden van deze en al Uw heiligen, Heer Jezus Christus onze God, ontferm U over ons en red ons. Amen.
teksten samengesteld door archimandriet Adriaan – eeuwige gedachtenis !
illustraties door matj. Johanna – eeuwige gedachtenis !
overgenomen met toestemming van het klooster St. Jan de Voorloper in Den Haag.