Heiligen van de dag
- Dit evenement is voorbij.
Heiligen van de dag
9 oktober
De heilige Publia (Poplia) te Antiochië werd diakones na de dood van haar man, en stichtte een gemeenschap van weduwen en jonge vrouwen die hun leven aan God wilden wijden. Zij zongen gezamenlijk de psalmen en toen Juliaan de Afvallige langs hun huis kwam. zongen zij juist Psalm 134: “De afgoden der heidenen zijn van zilver en goud: werk van mensenhanden… Zo worden ook zij die ze maken, en allen die erop vertrouwen”. Juliaan voelde zich persoonlijk beledigd; Publia werd gegrepen en in het gezicht geslagen tot zij geheel bebloed was. De keizer beloofde haar verder onder handen te nemen wanneer hij terugkwam van zijn veldtocht in Perzië, maar doordat hij daar de dood vond, bleef Publia in leven.
De heilige apostel Jakobos Alfeos (de Mindere), uit het getal der Twaalf Apostelen. Hij was de zoon van Alfeos, de tollenaar te Kapernaüm en broeder van de Evangelist Mattheos. Met vurige ijver predikte hij het Evangelie in Judea, Edessa, Gaza‚ Eleutheropolis en Egypte, waar hij gekruisigd werd.
De heilige Andronikos met zijn vrouw Athanasia. Hij was zilversmid te Antiochië in de tweede helft van de 5e eeuw, met een goed inkomen. Zijn verdiensten deelde hij in drie gelijke delen: een deel voor de armen, een deel om renteloze voorschotten te geven aan mensen die in tijdelijke nood verkeerden, en de rest voor het levensonderhoud van hun eigen gezin met twee kinderen.
Nadat zij zo 12 jaar op waarlijk christelijke wijze hadden geleefd, stierven plotseling hun beide kinderen. Met weinig vreugde ging Andronikos door met zijn gewone werk, maar Athanasia was ontroostbaar en klemde zich dag en nacht vast aan het graf van hun kinderen in de kerk van de heilige Julianos, in de hoop zo te sterven en bij haar kinderen te zijn. Maar haar verscheen de heilige Julianos en verweet haar dat zij haar doden niet met rust liet in hun ontslapen. Want zoals iemand die van honger sterft snakt naar voedsel, zo hongeren zij met heel hun ziel om Christus te mogen zien.
Nu liet Athanasia haar verdriet varen omwille van de vreugde van haar kleinen; zij ging terug naar Andronikos en smeekte hem dat zij aan de wereld zouden verzaken en zich terugtrekken in een klooster om zich voor te bereiden op de hereniging met hun kinderen. En Andronikos, voor wie het leven ook alle kleur verloren had, was het met haar eens.
Zij stelden hun dienaren schadeloos en lieten de zaak over aan hun wettelijke erfgenaam, en als Abraham en Sara trokken zij weg uit hun land en hun bezittingen om zich op weg te begeven naar Jeruzalem. Na het bezoek aan de heilige plaatsen, gingen zij verder naar de Sketis-woestijn in Egypte, om raad te vragen aan de beroemde abba Daniël. Hij zond Andronikos naar het Pachomios-klooster in Tabenna, en maakte Athanasia tot kluizenaar in een laura van de Sketis, waar zij alleen op zondag met de andere monniken samenkwam voor het vieren van de Goddelijke Liturgie. Omdat zij boven de middelbare leeftijd was, liet hij haar haar haren afknippen en monnikskleding dragen. Zij was nu de monnik Athanasios.
Vele jaren later kwam bij beiden de wens op nog eens naar de heilige Plaatsen te gaan. Zij ontmoetten elkaar op de weg naar Jeruzalem‚ waarbij Andronikos de oude. ingevallen monnik niet herkende als zijn vroeger zo bloeiende vrouw, maar vanaf het eerste ogenblik voelden zij een grote sympathie voor elkander en zetten hun weg gezamenlijk voort. Het levensverhaal zegt: “zij kwamen samen in Jeruzalem, en zij baden samen, en zij vastten samen, en bezochten samen het Heilig Graf, en ontvingen samen de heilige Eucharistie. En toen zij op de terugreis weer op deze tweesprong aankwamen, verzocht Andronikos de ander om met hem mee te gaan en bij hem te komen wonen, want hij kon de eenzaamheid niet langer verdragen.”
Athanasios stemde toe en zo leefden zij samen en vonden troost in elkanders aanwezigheid. Eerst nadat Athanasios gestorven was en de broeders haar kwamen begraven, vonden zij onder het kussen een briefje waarin stond dat zij de vrouw van Andronikos was. Dit nieuws verspreidde zich door heel de streek, en ook uit de verste hoeken kwamen monniken en kluizenaars in hun witte klederen en met palmtakken om Athanasia in grote vreugde, als een heilige, naar haar laatste rustplaats te begeleiden. Niet lang daarna stierf ook Andronikos, en hij werd begraven naast zijn beminde Athanasia.
De gerechte aartsvader Abraham en zijn neef Lot. Zij leefden ongeveer 1200 jaar voor Christus. Abraham, de zoon van Thara, was de 11e Patriarch sinds de zondvloed, te beginnen met Sem. Toen hij 75 jaar oud was gaf hij gehoor aan de roep van de Heer: “Trek weg uit uw land en uit uws vaders huis en ga naar het land dat Ik u zal aanwijzen…” en daarmede is hij de vader geworden van allen die naar God luisteren. Zijn leven wordt uitvoerig beschreven in het eerste boek van de Bijbel, Gen.11:26-25:11. Hij is in Kanaän gestorven in de ouderdom van 175 jaar.
De heilige Petros van Galatië, een vroegere officier uit het leger van keizer Theofilos die hem voor zijn moed onderscheiden had, was monnik geworden in het klooster van Dafneon. Op verzoek van de nieuwe keizer, Basilios de Macedoniër (866-886) ging hij later naar het klooster van de heilige Fokas; daar is hij in vrede ontslapen, 9e eeuw.
De heilige bisschop Dionysios (Denys) van Parijs met zijn medemartelaren, de diaken Rusticus en de subdiaken Eleutherios. Dionysios wordt geëerd als de eerste bisschop van Parijs, na vele martelingen tenslotte onthoofd in 286. De plaats waar zij geëxecuteerd werden werd Montmartre (martelaarsheuvel) genoemd. De overgeleverde akten zijn volkomen apocrief daar zij hem voorstellen als de Areopagiet, bekeerd door de heilige Paulos, en met de heilige apostel Johannes naar Rome getrokken, en vandaar door paus Clemens naar Parijs gezonden.
De heilige Dionysios de Areopagiet, bisschop en martelaar. (zie ook 3 oktober) Onder deze naam worden in het westen drie heiligen tot één persoon verenigd: 1. De bekeerling, vriend en metgezel van de heilige Paulos. 2. De apostel en patroonheilige van Frankrijk; 3. De schrijver van de beroemde mystieke werken op deze naam.
De samenvoeging van de beide eersten is pas in de 9e eeuw tot stand gekomen. De heilige Gregorios van Tours (570) zegt nadrukkelijk dat Dionysios, de apostel van Frankrijk, daarheen gezonden was in de tijd van Decius, rond 253.
Volgens Eusebios was de eerste Dionysios bisschop van Athene. Verder is er niets van hem bekend. De geschriften van de derde Dionysios worden door geen enkele van de oudere kerkvaders genoemd. Ze worden voor het eerst aangehaald in het begin van de 6e eeuw en daarom wordt verondersteld dat ze dateren uit het einde van de 5e eeuw. Over de schrijver is verder niets bekend.
Deze boeken hebben een geweldige invloed uitgeoefend in de gehele Kerk van Oost en West, en ze werden verder altijd toegeschreven aan de Areopagiet, wat ze een bijzonder prestige verschaften. Maar ze bevatten inderdaad een zeer veel omvattende en waardevolle mystieke theologie.
De titels van de nog bestaande werken zijn:
1. De hemelse hiërarchie.
2. De kerkelijke hiërarchie.
3. De goddelijke namen.
4. Mystieke theologie.
Daarnaast zijn nog een tiental brieven bewaard gebleven.
De heilige martelaar Domninus in de buurt van Parma, waar hij op de vlucht was tijdens de vervolging van Diokletiaan. Hij werd achterhaald en neergestoken.
De heilige Ghislenus (Gisel, Ghijsel) was te Athene geboren uit Frankische ouders. Hij werd priester gewijd in een Grieks klooster, maar hij kwam later in Rome. Van daar zwierf hij steeds verder noordwaarts tot hij een rustplaats vond in een vervallen Romeins fort in Henegouwen, samen met twee leerlingen. Zij zetten zich aan het werk om de verwilderde grond te ontginnen en weer vruchtbaar te maken voor hun levensonderhoud. Aan zijn leven is ook een dierengeschiedenis verbonden. Op een hete dag was Ghislenus aan het werk op het veld en had zijn pij opgehangen aan een tak. Koning Dagobert was in de buurt op jacht met zijn jagers, en zij hadden een beer opgejaagd. Deze vluchtte onder de pij die daar hing en toen durfden de honden hun aanval niet langer door te zetten, maar bleven op enige afstand staan blaffen. Toen wilde ook Dagobert de beer niet verwonden en hij trok af met zijn jachtstoet Het dier betoonde weinig dankbaarheid maar ging er vandoor met de draagkorf waarin zich de misgewaden van Ghislenus bevonden. Nu rende deze met zijn monniken achter de beer aan totdat zij aan het leger kwamen waar de welpen met een gewaad aan het spelen waren. Ghislenus beval de beren hem met rust te laten en ontrukte het gewaad aan hun klauwen. Later bouwde hij op deze plaats een klooster dat hij “De Berenkuil” noemde, maar dat al spoedig zijn naam ging dragen. Daar is hij ook gestorven in 681.
Op de plaats van het fort werd een kanunnikessenklooster opgericht, dat later het centrum vormde waarrond de stad Bergen (Mons) ontstaan is.
De heilige Gunther was een neef van keizer Hendrik II en een bloedverwant van koning Stefan van Hongarije. Hij werd geboren in 955 en leidde een nogal roerig ridderleven van feesten en toernooien. Onder invloed van de heilige abt Gotthart ging hij zoeken naar de zin van het leven en hij werd benedictijner monnik bij hem in het klooster te Hersfeld. Het afstand doen van zijn vroegere gewoonten viel hem bijzonder zwaar en zijn monnikswijding werd steeds weer uitgesteld.
Hij zette alles op alles om abt te worden in een ander klooster om zich aan de gehoorzaamheid te kunnen onttrekken. Gotthart, die hem goed kende, liet het toe. Het verdere verloop bewees zijn gelijk: reeds spoedig kwam Gunther met hangend hoofd terug: hij was niet opgewassen tegen de taken die het besturen van een klooster met zich meebracht.
Nu ondernam hij als boetedoening een pelgrimstocht naar het Heilige Land, in het moeilijke jaargetijde. Toen hij terugkwam was hij in staat om Gotthart als eenvoudige lekebroeder te begeleiden naar diens nieuwe stichting in Nieder-Altaich, een missieklooster met de opdracht akkerland te winnen uit de zware wouden die daar alles overdekten.
Hier kwam Gunther tot rijpheid en in 1008 kreeg hij zegen om als kluizenaar te gaan leven in het woeste Boheemse woud. Hij bouwde een kluis met kerkje in het dal van de Rinchnach en leefde daar van bessen, paddenstoelen en wilde kruiden, terwijl hij zichzelf nog allerlei boetedoeningen oplegde. Langzamerhand kwamen anderen zijn leven delen en zo ontstond er een klooster dat hetzelfde ontginningswerk verrichtte als Nieder-Altaich, en daar ook nauw mee verbonden bleef. In 1019 werd deze nederzetting als klooster ingewijd en groeide voorspoedig.
Zijn laatste levensjaren, na 1040, trok Gunther zich weer verder in de eenzaamheid terug en in 1045 is hij gestorven, 90 jaren oud.
De heilige Savinus (Savin), een kluizenaar in de Pyreneeën uit de 8e eeuw. Hij was door zijn moeder, die weduwe was in Barcelona opgevoed in de liefde tot Christus. Om zijn opvoeding te voltooien werd hij naar het buitenland gezonden, naar een familielid in Poitiers, die hem de opvoeding van zijn zoon opdroeg. Dat deed Savinus in zijn eigen geest, en samen traden zij in het Benedictijnerklooster van de stad.
Na verloop van tijd groeide in Savinus de wens naar een strenger leven steeds sterker, en met de zegen van de abt verliet hij het klooster om als arme pelgrim door Frankrijk te trekken, op zoek naar de plaats waar God hem zou roepen. Zo kwam hij in de Pyreneeën, waar abt Firminius hem een eenzame plaats wees, op een uur afstand van het klooster, tussen woeste rotsen. Daar bouwde Savinus eerst een hutje van rotsblokken, maar later oordeelde hij dat verblijf te luxueus. Hij dolf een diep graf en maakte dat tot zijn bed. Door deze harde strijd tegen zichzelf, blootgesteld aan het ruwe en winterse klimaat van het gebergte, waar hij blootsvoets liep over de bevroren grond en door de diepe sneeuw, won hij de geest van het volkomen gebed.
De roep van zijn heiligheid verspreidde zich in de omtrek, en wanneer de herders uit de streek door een of ander ongeluk getroffen waren, gingen zij naar Savinus voor troost en hulp. Bij zijn sterven waren de broeders van het klooster aanwezig en zij zagen hoe hij vol vreugde overging naar het eeuwige leven.
Eerst had Savinus onder hen een opvolger aangewezen om de kluis te bewonen en de voorspraak te zijn voor de bewoners van de diep beneden liggende vallei, waarop deze plaats zulk een onvergelijkelijk schoon uitzicht bood. Hij werd met grote plechtigheid begraven en over zijn graf werd later een kerk gebouwd, de kerk van de heilige Savinus, het schoonste romaanse gebouw uit heel de streek.
Ook nog op deze dag de heilige martelaren Juventios en Maximos te Antiochië; Savinos en Kyprianos; en Deusdedit, abt van Monte Cassino, in de gevangenis van honger gestorven.
Ook nog op deze dag de heilige monniken Lambertus en Bellère‚ 7e eeuw; en Austregilda, 7e eeuw; en de gedachtenis van de icoon van de Heilige Moeder Gods van Korsun.
Door de gebeden van deze en al Uw heiligen, Heer Jezus Christus onze God, ontferm U over ons en red ons. Amen.
teksten samengesteld door archimandriet Adriaan – eeuwige gedachtenis !
illustraties door matj. Johanna – eeuwige gedachtenis !
overgenomen met toestemming van het klooster St. Jan de Voorloper in Den Haag.