Heiligen van de dag
- Dit evenement is voorbij.
Heiligen van de dag
12 juni
De heilige kluizenaar Onufrios de Grote. Onufrios begon zijn askese in het klooster Eriti in de Thebaïde, waar een honderdtal monniken leefde in strenge askese. Maar hij werd aangetrokken door het eenzame leven dat de heilige profeet Elia en Joannes de Doper hadden geleid voordat zij tot de prediking geroepen werden, en hij vertrok daarom naar de woestijn, vanuit de Grote Oase recht naar het Zuiden. Door Gods hulp vond hij de grot waarin een oude kluizenaar leefde. Onufrios wierp zich ter aarde en riep: “Vader, zegen!” De ander kwam naar buiten, hief hem op en gaf hem de broederkus. Onufrios bleef bij hem en kreeg onderricht over het leven in de woestijn. Het duurde niet lang of zijn geestelijke vader achtte hem geschikt om zelfstandig te leven, en hij bracht hem naar een op vier dagreizen afstand gelegen grot, die hij op zijn omzwervingen door de woestijn had ontdekt. Daar bleef hij een maand bij hem, totdat Onufrios aan de plaats zou zijn gewend. Vervolgens bezocht hij hem nog eenmaal per jaar, totdat hij bij zijn laatste bezoek stierf en door Onufrios begraven werd.
Daarna leefde deze in volstrekte eenzaamheid, zonder ooit iemand te zien, gedurende 60 jaren vol ontberingen. Hij vertelde aan Pafnutios‚ die hem tenslotte vond, dat hij vaak zwaar te lijden had gehad van honger en dorst, en soms op sterven had gelegen door algehele zwakte. Hij had als enig voedsel de wilde planten die in de omgeving groeiden, maar na 30 jaar ontsprong voor de ingang van zijn spelonk een goede waterbron, waarbij een dadelpalm groeide, die hem voedsel verschafte. Zijn kleding raakte op den duur geheel verteerd en hij had als dekking slechts de lange spierwitte haren die op zijn lichaam groeiden als bij een wild dier, terwijl zijn baard reikte tot op de grond. Samengevlochten palmbladeren dienden als een gordel om zijn lendenen.
De heilige Pafnutios, die na al die jaren door God daarheen was geleid, was eerst uit angst weggevlucht toen hij Onufrios zag, totdat deze hem achterna riep dat hij ook een mens was, net als hij. Zo raakte zijn levensgeschiedenis bekend. Nadat zij de nacht samen in gebed hadden doorgebracht, nam Onufrios afscheid, waarbij hij beloofde de voorspraak te zullen zijn voor hen die in zijn naam een of ander goed werk verrichtten of zijn bijstand inriepen; daarna knielde hij weer neer. Nu stierf hij, tijdens zijn gebed, tegen het jaar 400. Door de kruisvaarders werd de eredienst van de heilige Onufrios, die zich al spoedig in het byzantijnse rijk had verbreid, ook in het Westen bekend.
Volgens de legende deed een engel ieder zaterdag en zondag de ronde door de woestijn om aan de alleen-levende monniken de heilige Communie te brengen.
De heilige kluizenaar Petros van de Athos was een Griek uit Konstantinopel; tijdens zijn militaire dienst werd hij bij een oorlog in Syrië gevangen genomen en zijn gevangenschap, in een vesting aan de Eufraat, duurde 9 jaar. Na zijn vrijlating trok hij naar de Athos, waar hij 53 jaar in eenzaamheid leefde en alle ontberingen verdroeg. Langzamerhand waren al zijn kleren vergaan, maar zijn lichaam was, als bij een dier, met lange haren begroeid, en zijn baard hing tot op de grond. Hij is gestorven in 734 als een van de eerste monniken op de Heilige Berg. Zijn relieken zijn naar Makedonië gebracht.
De heilige Arsenios Konjevski was een leerling-kopersmid in Novgorod, die altijd zijn loon deelde met de armen en in 1373 in het klooster trad in Novgorod. Nadat hij 11 jaar monnik was geweest, ging hij op pelgrims- tocht en hij verbleef drie jaar op de Athos om het strenge monniksleven te leren kennen. Hij maakte daar koperen altaarvaatwerk dat hij wegschonk aan verschillende kloosters, en buiten dankbaarheid ontving hij ook liefde en respect van de daar werkende broeders. Bij zijn terugreis ontving hij een dierbare ikoon van de heilige Moeder Gods, met de opdracht een klooster te stichten in het Noorden van Rusland.
Hij ging toen leven en werken op het eiland Walaäm. Na enkele jaren stak hij in een bootje het Ladogameer over en stichtte in 1393 een klooster op het eiland Konjets in datzelfde meer, waar hij tweemaal door heftige stormen was heengedreven. Hij zag dit als het antwoord op zijn gebed dat God hem mocht tonen waar hij zijn opdracht moest vervullen.
Het leven was moeilijk op dit koude eiland, dat gebruikt werd als grasland voor de op de vaste oever wonende half-heidense stammen. Vijf jaar zwoegde Arsenios in zijn kleine skite. In 1398 kreeg hij zegen van de aartsbisschop van Novgorod om een kerk te bouwen ter ere van de Geboorte van de heilige Moeder Gods. Opnieuw maakte hij toen de moeizame, verre reis naar de Athos, om gebed en zegen te vragen voor zijn nieuwe klooster. De Moeder Godsikoon, die hij al eerder van de Athos had meegebracht, werd in de kerk van het klooster geplaatst en kreeg bekendheid als de vererenswaardige ikoon van Konjets.
Toen het kloosterleven op gang was gekomen, maakte hij nog eens een grote reis naar de Athos, en hij kwam terug, met twee schepen levensmiddelen die hij onderweg verzameld had, juist op tijd toen de broeders op het punt stonden vanwege de hongersnood het klooster te verlaten. Arsenios is hoogbejaard gestorven in 1447, na 73 jaar als monnik te hebben gediend. Het klooster werd het befaamde missiecentrum voor het hoge noorden van Rusland, tot aan de revolutie. De laatste monniken zijn met de beroemde ikoon van de heilige Arsenios gevlucht naar het finse Nieuw-Walamo.
De heilige Bassianos en Jona van Solovjets. In 1651 werden zij naar het vasteland gezonden om kalk te halen, maar zij leden schipbreuk ten gevolge van een der hevige stormen die dat gebied teisteren. De beide monniken verdronken en hun lichamen spoelden aan land, waar boeren hen vonden en begroeven. Bij het graf gebeurden veel wonderen, zodat daar het klooster Petrominsk werd gebouwd, genaamd naar tsaar Peter de Grote, die daar eens gedurende drie dagen met zijn schip gelegen had om een storm op zee te ontgaan. Hij maakte in die tijd een groot houten kruis, dat aan de kust werd opgericht.
De heilige paus Leo III werd van jongs af opgevoed in Lateranen, het pauselijk paleis, waar hij de Heilige Schrift en Canoniek Recht studeerde. Hij zocht zijn vrienden onder de vroomste monniken en priesters van Rome, was zeer vrijgevig voor de armen en betoonde grote zorg voor de zieken. Dat maakte hem tot lieveling van het romeinse volk, en toen paus Adriaan I stierf op Kerstmis 798, werd Leo reeds de volgende dag unaniem tot Paus gekozen en bisschop gewijd. Er was echter een groep ontevredenen en enige tijd later werd er een aanslag op de paus gedaan, waarbij hij zwaar werd mishandeld en daarna gevangen genomen. Hij wist echter te ontsnappen en stelde zich onder de bescherming van Karel de Grote, die hij bij diens bezoek aan Rome op kerstdag 800 bij verrassing tot keizer kroonde en zalfde, ondanks het protest van de byzantijnse keizer. Karel de Grote stuurde ook de abt Anglibert als zijn persoonlijke gezant naar Rome, met veel geschenken en met de opdracht de paus telkens weer te herinneren aan de plichten van zijn ambt, de kerkelijke canons te onderhouden, en zich voor ogen te stellen dat zijn bewind slechts enkele jaren zou duren en dat daarvan zou afhangen hoe het hem zou vergaan in de eeuwigheid. En hij moest ook telkens zeggen dat het kwaad van de simonie moet worden uitgeroeid, waarvan de Kerk zoveel te lijden heeft In zijn strijd tegen het arianisme ijverde Karel de Grote voor de toevoeging van het “Filioque” aan de geloofsbelijdenis, omdat daardoor de nadruk gelegd zou worden op de Godheid van Christus. Leo verzette zich er niet tegen dat de geloofsbelijdenis, die altijd plechtig gezegd werd, gezongen zou mogen worden, maar hij bleef, gekant tegen het invoegen van het Filioque, want aan het Credo mochten geen veranderingen aangebracht worden. Bovendien zei hij dat “Licht uit Licht, ware God uit de ware God, één in wezen met de Vader..” toch werkelijk duidelijk genoeg was. Hij liet naast de ingang van de basiliek twee gouden schilden aanbrengen met de overgeleverde tekst van het Credo, zowel in het grieks als in het latijn. Maar op den duur slaagde de franse Kerk erin het “Filioque” in het credo geplaatst te krijgen en begon het grote schisma dat de oude Kerk verdeelde in Oost en West.
Leo voerde een bijzonder kostbare staat en de daarvoor benodigde zware belastingen veranderden de gezindheid van het volk, zodat er na de dood van Karel de Grote, in 815 zware onlusten en oproer uitbraken, waarbij zijn paleizen geplunderd werden. Leo stelde zich eerst hevig te weer, maar werd ziek en stierf in 816.
De heilige Odulphus (Olof) uit een adellijk frankisch geslacht te Verrebest (Oirschot, Brabant) geboren rond 770. Vanaf zijn jeugd deed hij werken van barmhartigheid. Hij werd priester te Oirschot en later monnik in Utrecht, en een der naaste medewerkers van bisschop Frederik. Door hem werd hij uitgezonden om te prediken onder de ariaanse Friezen, onder wie hij vele bekeerlingen maakte. Hij had daarbij veel te lijden, maar hij wist alle moeilijkheden te overwinnen door zachtmoedigheid, geduld en naastenliefde, innerlijk gesteund door een diep geestelijk leven.
Op latere leeftijd vestigde hij zich in Utrecht waar hij een plaats kreeg als kanunnik. Hoe minder hij in staat was te werken, des te meer verdiepte hij zich in het gebed. Door vasten en nachtwaken scheen hij zich niet uit te putten maar telkens nieuwe kracht te winnen. Hij is gestorven op de 12e juni, in de 9e eeuw. Hij ligt begraven in de San Salvator te Utrecht.
Zijn hoofdkwartier in Friesland groeide later uit tot het Sint-Odulphusklooster; dit klooster is echter in de golven verdwenen(1525), even buiten Stavoren, in het huidige IJsselmeer. (Jaarlijks vindt daar op deze dag een bedevaart plaats, vanuit het orthodox klooster in het nabijgelegen Himmelum.) Ook in Amsterdam bestond er een aan hem gewijde Olofskapel; de ruimte maakt nu deel uit van een congres-centrum.
De heilige Cunera was vermoord uit jaloezie. In Rhenen bestaat een aan haar gewijde kerk, maar er zijn geen feiten over haar bekend. Ook weet men niet in welke tijd zij heeft geleefd, daar zij zowel in verband gebracht wordt met Radboud (8e eeuw), als met de heilige Ursula (5e eeuw).
Ook nog op deze dag de heilige martelaren Antonina te Nicea, na langdurige martelingen met het zwaard gedood; en Basilides, Quirinus (Cyrintis), Nabor en Nazarius te Rome, soldaten in het leger van Maxentios, onder Diokletiaan na allerlei martelingen onthoofd aan de Via Aurelia, 296.
Eveneens op deze dag de heilige Stefanos Komelski (of Oserski), naar het klooster dat hij in 1534 bouwde aan het Komel-meer, gestorven 1542; de monnik Timotheos, begon zijn asketisch leven in de Thebaïde, en leefde nog 30 jaar als kluizenaar in de woestijn; de monnik Zeno; de belijder Amfion, bisschop in Cilicië, tijdens Galerius Maximianus; de monniken Andreas, Heraklemon, Joannes en Theofilos die leefden in de egyptische woestijn in de 6e eeuw; Anna van Kasjin, prinses- schima-moniale, 1368; Onufrios Malski, stichter van het klooster van de heilige Moeder Gods in Malch (Pskov), gestorven in 1552; Onufrios, hegoumen van het Katromklooster (Wologda); Onufrios en Auxentios, stichtten in 1499 het Pertsevklooster bij Wologda, gestorven 1521; Olympios, bisschop in Thracië, door de Arianen verdreven, (stierf als belijder; Joannes de soldaat, kluizenaar in Egypte, 6e/7e eeuw; en Julianos van Dagaz.
Door de gebeden van deze en al Uw heiligen, Heer Jezus Christus onze God, ontferm U over ons en red ons. Amen.
teksten samengesteld door archimandriet Adriaan – eeuwige gedachtenis !
illustraties door matj. Johanna – eeuwige gedachtenis !
overgenomen met toestemming van het klooster St. Jan de Voorloper in Den Haag.