Heiligen van de dag
- Dit evenement is voorbij.
Heiligen van de dag
23 april
De heilige Georgios, (Joris) de beroemdste martelaar. WORDT GEVIERD OP 25 APRIL Er is vrijwel niets met zekerheid over hem bekend. Hij is wellicht de hooggeplaatste persoon geweest die in Nikomedië het edict van Diokletiaan over de vervolging had afgerukt en in stukken gescheurd, terwijl de keizers in de stad waren.
Dezen namen vanzelfsprekend wreed en bloedig wraak, maar de martelaar verdroeg alles met de grootste kalmte op heldhaftige wijze totdat hij stierf.
Waarschijnlijker klinkt het verhaal dat hij een legeroverste was, in hoog aanzien bij keizer Diokletiaan om zijn moed en zijn toewijding, en de trouw die hij zijn manschappen wist in te boezemen. Door zijn ambt moest hij deelnemen aan de rechtszittingen tegen de christenen en met afgrijzen zag hij welke wrede vonnissen werden uitgesproken over mensen die hun eigen mening volgden, maar verder niets kwaads hadden gedaan. Hij ging zich voor die mensen interesseren en kwam daardoor tot het geloof. Hij begreep dat hij daarmee zijn eigen doodsvonnis reeds getekend had. Daarom verdeelde hij zijn vermogen onder de armen, voordat het geconfisceerd kon worden; hij liet zijn slaven vrij en gaf zichzelf als christen aan.
De keizer, die hierdoor heel zijn uitroeiingspolitiek doorkruist zag, nam alle middelen te baat om hem te weerhouden. Toen alle redeneringen en beloften vruchteloos bleken, werden hem de verschrikkelijkste folteringen aangedaan, welke een verziekt mensenbrein maar verzinnen kon. Tenslotte werd hij onthoofd, samen met vele anderen, in 303.
Zijn ridderlijk optreden, zijn levendige persoonlijkheid, zijn koelbloedigheid en zelfbeheersing maakten grote indruk; in de volksverbeelding werden deze feiten met de meest wonderlijke verhalen versierd; maar deze verhalen luiden in elk gebied volkomen anders, er is geen gemeenschappelijke bron in aanwezig. In het Westen is vooral het verhaal in omloop van de prinses die aan een draak geofferd moest worden en toen door Sint-Joris werd gered. Ook op de iconen wordt hij vaak zo afgebeeld.
Samen met hem leden ook nog de boer Glykerios, de tovenaar Athanasios, met Valerios, Donatos en Therinos. Glykerios was eens wanhopig bij Georgios gekomen toen het ene stuk vee dat hij bezat, een os waarmee hij zijn levensonderhoud verdiende, gestorven was. Georgios had medelijden met de eenvoudige ziel en op zijn gebed werd de os weer levend. Glykerios had zich aangesloten bij het geloof van zijn redder. De tovenaar Athanasios had de opdracht gekregen zijn magische krachten aan te wenden om de geradbraakte Georgios tot afval te brengen, en hij had toen diens innerlijke kracht gevoeld. Tevens was hij er getuige van hoe door hem een gestorven medegevangene weer ten leven werd gewekt. Juist voor hem, die zich fel bewust was van de begrensdheid der krachten waarmee hij werkte, was dit een doorslaggevend bewijs. Zij werden allen met Georgios ter dood gebracht, in 303.
De heilige Georgios is de beschermheilige van Griekenland. Als ridder werd hij de patroon van de Kruisvaarders, en daardoor ook patroon van Engeland. Ook draagt hij de erenaam van Helper in de Nood. De naam Georgios betekent: “boer, landman”.
De heilige Anatoleos en Protoleon hadden zich bekeerd door het bloedgetuigenis van Georgios. Zij beleden Christus en werden eveneens gedood, 303.
De heilige Alexandra, keizerin en martelares (eveneens gevierd op 21 april). Zij was de vrouw van keizer Diokletiaan en christen.
Toen zij getuige was van de moed en de standvastigheid waarmee de heilige Georgios de ontzettende folteringen had verduurd, boog zij voor hem neer en kuste zijn doorwonde voeten. Zo beleed zij in het openbaar haar geloof. Onder de opvolger van haar man werd zij gevangen genomen.
Op weg naar het executieterrein sleepte zij zich voort met haar laatste krachten, en toen zij niet meer verder kon vroeg zij de beul even te mogen uitrusten. Zij leunde tegen een muur, en terwijl zij bad, gaf zij de geest, in het jaar 315.
De heilige Georgios, nieuwe martelaar, afkomstig van Cyprus, werd ervan beschuldigd de godsdienst van de bezettende macht te hebben beledigd. Geen dreigementen konden hem ertoe brengen zijn geloof te verloochenen. Hij werd gefolterd in een vuur en vervolgens in stukken gesneden. Zo heeft hij zijn bloedgetuigenis afgelegd in Ptolemaïs, in 1752.
De heilige Lazaros, nieuwe martelaar, was een jonge Bulgaar, als slaaf verkocht naar Klein-Azië. Daar was hij schaapherder in de buurt van Pergamum. Toen hij niet inging op de avances van de boerin, diende zij een klacht in dat hij haar had lastig gevallen. Lazaros werd toen gevangen genomen‚ zwaar gefolterd en gewurgd, in 1802, in de ouderdom van 28 jaar.
De heilige Adalbert, bisschop van Praag, werd in 956 uit een van de beroemdste heidense Boheemse families geboren en kreeg de naam Wojtisj; hij had nog 6 broers. Als baby werd hij getroffen door een dodelijke ziekte, en daarom deden zijn ouders een gelofte aan de heilige Moeder Gods hem aan God toe te wijden, wanneer hij genezen mocht. Dit geschiedde en daarom werd hij voor zijn opvoeding toevertrouwd aan zijn oom Adalbert, de aartsbisschop van Maagdenburg, die hem zijn eigen naam als doopnaam gaf. Bij diens dood keerde de 25-jarige Adalbert naar Bohemen terug, waar hij tot priester werd gewijd.
Niet lang daarna stierf de bisschop, die hem gewijd had, in een toestand van volstrekte wanhoop. Hij schreeuwde het uit dat hij verdoemd was omdat hij de plichten van zijn staat verwaarloosd had en een werelds leven had geleid. Dit maakte een geweldige indruk op Adalbert, die erbij tegenwoordig was. Hij maakte een volledige omkeer door, en het volgende jaar kozen volk en geestelijkheid hem tot bisschop van Praag; de 28e juni 983 werd hij gewijd, nauwelijks 27 jaar oud. Hij was zich zo sterk van zijn zware verantwoordelijkheid bewust dat niemand hem sindsdien meer heeft zien lachen.
Hij deed blootsvoets zijn plechtige intrede. Het bisschopsinkomen verdeelde hij in vier gelijke delen: voor het onderhoud van de kerk, voor zijn kanunniken, voor de behoeftigen, en het laatste deel voor zijn eigen huishouding. Daarbij nodigde hij dagelijks 12 armen aan tafel. Er stond wel een bed in zijn slaapkamer, maar hij sliep op de grond en bracht een groot deel van de nacht biddend door. Hij preekte elke dag en bezocht zieken en gevangenen. Ook deed hij missiewerk tot in Hongarije en hij wist daar koning Stefanos niet alleen te winnen voor het geloof, maar hem ook te brengen tot een werkelijk heilig leven.
Maar in zijn eigen diocees had hij helaas des te meer reden tot somberheid, want hij slaagde er niet in de barbaarsheid van zijn volk en het wangedrag van de priesters te temperen. In 989 deed hij afstand van zijn zetel om een rustig monniksleven te gaan leiden in een abdij in Rome. De 24-jarige paus Gregorius V, die met jeugdig elan aan de hervorming van de kerk was begonnen, keurde het af dat Adalbert terugschrok voor zijn taak en stond erop dat hij naar Praag zou terugkeren. Toen de Bohemen hoorden dat hij zou terugkeren, terwijl ze helemaal niet van zijn striktheid gediend waren, brachten zij een duivels plan ten uitvoer. Zij roeiden zijn gehele familie uit, verbrandden hun kastelen en zonden een koelbloedige boodschap aan Adalbert dat zij te slecht waren voor een goede bisschop.
Nu het hem zo onmogelijk gemaakt was naar Praag terug te keren, en hij toch niet aan zijn opdracht wilde verzaken, trok Adalbert verder door naar het Noorden, om het christendom te prediken in het heidense Pruisen. In de buurt van Danzig werd hij door een oorlogsgroep van de Wenden overvallen en met speren doorboord.
Zo vond hij de marteldood in het jaar 997, toen hij 41 jaar oud was. Om zijn marteldood wordt hij geëerd als de apostel van Pruisen.
De heilige priester Felix en de diakens Fortunatus en Achilles waren door de heilige lreneos van Lyon naar het heidense Gallië gezonden. Toen zij samen het officie zongen, werden zij als christenen herkend en in de gevangenis geworpen. In de nacht lagen de wachters in zulk een diepe slaap verzonken dat zij wisten vrij te komen. Toen gingen zij naar de heidense tempel en braken het grote standbeeld van Jupiter af, dat daar vereerd werd. Zij werden toen opnieuw gevangen genomen en onthoofd in 212 te Valence.
De heilige Gerardus, bisschop van Toul, was afkomstig uit Keulen, en maakte daar ook deel uit van het domkapittel. Hij was belast met de zorg voor de tijdelijke zaken, en spreidde daarbij een grote wijsheid ten toon. Dit trok de aandacht van de aartsbisschop van Keulen, die tevens hertog van Lotharingen was en eerste minister van keizer Odo, zijn broeder. Deze stelde Gerardus aan tot bisschop van Toul.
Hij had in het bijzonder de gave van het woord en hij wierp zich daarom met grote ijver en volharding op de prediking om het volk te onderrichten. Hij omringde zich met jonge, bezielde geestelijken en zond hen uit om te prediken in de dorpen. Daarbij gaf hij alle aandacht aan het gemeenschappelijk gebed van de kerk. Hij vergrootte kerken en kloosters en trok daarvoor Schotse monniken aan, bekend om hun vurigheid. Ook bouwde hij ziekenhuizen en scholen, en hij haalde geleerden naar het land om het onderwijs en de moraal op een hoger plan te brengen.
ln 981 ging hij op bedevaart naar Rome. Toen hij terugkeerde in Toul was daar de pest uitgebroken; hij stelde heel zijn organisatietalent in dienst van het verplegingswerk. Bij dit alles vond hij nog tijd om zich te wijden aan het contemplatieve gebed. Na een episcopaat van 31 jaar is hij gestorven in 994.
De heilige Ibar, bisschop van Begery in Ierland, was een vroege tijdgenoot van de heilige Patrick en waarschijnlijk door hem tot bisschop gewijd. De school die hij gesticht heeft in Begery was beroemd door het gehele land en een kweekplaats van een hele rij heiligen. Hij is gestorven in het jaar 500.
Eveneens op deze dag de heilige martelaren Georgios van Sjenkursk, dwaas om Christus 15e eeuw; Marolus, bisschop van Milaan; en Pusina, maagd, eind 5e eeuw.
Door de gebeden van deze en al Uw heiligen, Heer Jezus Christus onze God, ontferm U over ons en red ons. Amen.