Heiligen van de dag

Laden Evenementen

« Alle Evenementen

  • Dit evenement is voorbij.

Heiligen van de dag

13 april

De heilige Artemon, priester van Laodicea, verwoestte de tempel van Artemis. Dit wekte natuurlijk de woede op van de heidenen die hem dan ook grepen, mishandelden en aan de zwaarste folteringen onderwierpen. Artemon bleef echter ongedeerd en dat maakte een diepe indruk. Velen bekeerden zich, ook de heidense priester Vitalios de latere bisschop van Caesarea.
Toen de oude man voor de rechter stond, getuigde hij over zichzelf en zei: “lk heet Artemon en ben een slaaf van Christus, mijn God. 16 jaar heb ik als lezer de diensten in de kerk gelezen; 28 jaar was ik diaken, en las het heilig Evangelie; nu ben ik sinds 30 jaar priester en heb het volk onderricht en met de hulp van Christus heb ik hen op de weg des heils gebracht”.
Artemon werd vrijgelaten maar werd toch niet verder in de stad geduld. Hij vertrok naar Asia‚ waar hij ook velen tot Christus bracht. Daarom werd hij ook hier gearresteerd en ter dood gebracht in het jaar 303.

De heilige Kreskens. (Crescens uit Myra van Lycië, die levend is verbrand. Hij stamde uit een beroemd geslacht en had een hoge leeftijd bereikt. Toen de vervolging om zich heen greep en steeds meer slachtoffers maakte, ging hij, naar het gerecht en probeerde hun de onredelijkheid van hun handelwijze te doen inzien, een hen te doen begrijpen dat het toch veel meer zin had te geloven in de levende en ware God, de Schepper van alles wat bestaat. Maar zij toonden geen enkele eerbied voor zijn ouderdom; en aanzien; de stadsbestuurder liet hem grijpen en folteren en toen Kreskens zich zelfs door zulke dwingende argumenten niet liet overtuigen, deed hij hem in het vuur werpen.

De heilige Martinus, paus van het oude Rome, afkomstig uit Toscane, was ter voltooiing van zijn studie naar Rome gegaan en werd daar opgenomen in de clerus. Zijn geleerdheid bracht hem in aanraking met de kerkelijke leiding en in 649 werd hij tot Paus gekozen. Hij werd direct geconfronteerd met de opdringende ketterij der monotheleten, die van oordeel waren dat de menselijke natuur in Christus onmogelijk gelijkwaardig kon zijn aan Diens goddelijke natuur, wat zich daarin toespitste dat in Christus alleen maar een goddelijke wil zou hebben geheerst. De grondoorzaak is dezelfde als bij de meeste ketterijen: de mens wil de goddelijke werkelijkheid beoordeelbaar maken voor zijn toch zo beperkte verstand, en doet daardoor tekort aan de volle rijkdom der werkelijkheid.
Martinus zag duidelijk de praktische gevaren die verbonden waren met dit rationalisme, terwijl het wereldlijk bestuur, in dit geval de keizer, er duidelijk de voordelen van zag voor de positie van de staat, die daardoor een verborgen maar zeer verreikende invloed zou kunnen hebben op die andere grote macht, de kerk. Toen Martinus dan ook met kracht tegen de valse leer begon te prediken, en een concilie van 105 bisschoppen bijeenriep waarop die leer veroordeeld werd, zond de keizer een van zijn generaals naar Rome om Martinus geboeid naar Constantinopel te brengen.
Toen het zover was, durfde deze niet rechtstreeks de hand aan de patriarch van Rome te slaan, maar Martinus werd toch uit Rome verwijderd en naar de Cycladen verbannen. Toen hij van daaruit nog invloed bleek uit te oefenen, werd hij naar Constantinopel gebracht en aan een officieel proces onderworpen. Hij werd beschuldigd van samenzwering met de Arabieren en dat hij de Moeder Gods niet vereerde. Zijn tegenwerpingen werden niet geloofd en hij werd tot gevangenisstraf veroordeeld, eerst in de stad, daarna in het verre Chersonesos, samen met twee andere bisschoppen uit Italië.
Daar is hij na 2 jaar gestorven, in 655. Zijn relieken zijn later naar Rome gebracht.

De heilige Thomaïs uit Alexandrië, was gehuwd met een visser. Diens vader was in hartstocht ontvlamd voor de schone, jonge vrouw. Telkens wanneer haar man op zee was, poogde hij zich aan haar op te dringen, en toen zij zich bleef verzetten, sloeg hij haar dood, in 476. Daar Thomaïs grote achting genoot, werd dit voorval meer dan een familiedrama. Vrouwen die in moeilijkheden verkeerden, begonnen zich in gebed tot haar te richten. Zij was een voorbeeld hoe men standvastig kan blijven, ook in wanhopige omstandigheden. Zo kwamen de mensen langzamerhand tot het bewustzijn dat er een heilige onder hen had geleefd. Haar verering verbreidde zich in steeds grotere kringen en zo kwam zij in het algemene bewustzijn van de kerk.

De heilige Eleutherios de Pers en Zoïlos de Romein. Eleutherios uit het dorp Persida was wel als christen gedoopt, maar omdat hij meer over het geloof wilde weten ging hij naar de heilige bisschop Simeon. Deze was verheugd over die geestelijke interesse, en leerde hem de grote lijnen van het geloof. In zijn dorp teruggekomen, gaf Eleutherios dit onderricht weer aan anderen door. Daarom werd hij gevangen genomen, en om deze nieuwe ontwikkeling door terreur de kop in te drukken, werd hij op wreedaardige wijze gefolterd, in de verwachting hem daardoor tot afval te brengen en zo aan ieder ander de moed te ontnemen.
Maar ook de onmenselijkste kwellingen konden Eleutherios niet aan het wankelen brengen en in plaats van af te schrikken, werden anderen aangetrokken en voelden de overtuigingskracht van deze bovenmenselijke moed, zoals Zoïlos, die luide zijn bewondering uitte over die moed en die standvastigheid. Ook op hem werden nu die martelingen toegepast, want iemand die zo emotioneel reageerde zou toch wel gemakkelijk tot andere gedachten te brengen zijn! Toen echter ook Zoïlos standvastig aan zijn nieuwe overtuiging bleef vasthouden werden beiden met het zwaard ter dood gebracht. Met hen leed ook Theodosios.

De heilige Demetrios, afkomstig uit de buitengewesten, was knecht van een Turk in Tripolis. Deze had hem gedwongen de islam aan te nemen, maar ofschoon hij dat oorspronkelijk over zich heen had laten gaan, kon Demetrios daarop den duur geen vrede mee hebben en hij werd zich steeds scherper bewust daarmee volkomen verkeerd te hebben gehandeld. Hij zag kans te ontsnappen in een schip‚ dat naar Smyrna voer, en trok vandaar door het land.
Hij kon nu weer gewoon christen zijn, maar er ontwaakte in hem een fijngevoeligheid die daar geen genoegen mee kon nemen. Hij was openlijk tot de islam overgegaan, die misstap zou hij toch openlijk weer moeten herstellen. Hij ging daarom naar Tripolis terug en beleed daar dat hij weer christen was. Dat werd beschouwd als een zware belediging van de officiële godsdienst; hij werd daarom gevangen genomen, langdurig mishandeld, en tenslotte onthoofd in 1803.

De heilige Martius (Mars), geboren in Auvergne rond 440, had zich vanaf zijn jeugd aan Christus gehecht. Toen hij 20 jaar oud was, vestigde hij zich als kluizenaar op een berg bij Clermont. Enkele jongemannen voegden zich bij hem en hakten eveneens een hol uit in de berg, waar ze leefden van de aalmoezen der gelovigen. Op den duur werd hun aantal toch te groot voor zulk een levenswijze, en Martius achtte zich verplicht een klooster te bouwen voor zijn leerlingen, terwijl hij ook priester werd gewijd. Daar leefde hij 60 jaar in volmaakte plichtsbetrachting. God schonk hem de gave van wonderen, en door zijn gebed werd de vader van de heilige Gregorius van Tours van een dodelijke ziekte genezen. Hij is gestorven tegen 530, bijna 90 jaar oud.

De heilige Karpos, bisschop vanThyatira, Papylos, zijn diaken, en hun medemartelaren, die geleden hebben rond 250 in Pergamum van Klein-Azië. Onderin hen bevond zich ook de zuster van Papylos, Agathonika. Zij waren gevangen genomen onder de vervolging van Decius, en met een zware ijzeren kraag om hun nek moesten zij naakt naar Sardis lopen, een tocht van twee dagen, en dan weer terug. Na allerlei folteringen werden zij levend verbrand.

De heilige Justinus de filosoof. Van zijn leven weten we tamelijk veel bijzonderheden uit zijn eigen geschriften. Hij vertelt over zijn vader en grootvader en dat hij leefde in het oude Sichem van Samaria, ofschoon zij van oorsprong Grieken waren. Waarschijnlijk behoorden zij tot de kolonie die daar door keizer Vespasianus was gesticht.
Justinus werd geboren in het begin van de 2e eeuw. Zijn ouders waren rijk, gaven hem een goede opvoeding en zorgden voor een veelzijdige ontwikkeling. Hij voelde zich sterk aangetrokken tot de filosofie omdat hij zocht naar de zin van het leven en wat nu eigenlijk waar was, vooral over God, de Schepper van alles wat bestaat. Hij zocht privaat-onderricht bij verschillende filosofen. De stoïcijn probeerde te bewijzen dat het niet nodig is God te kennen Daarop ging Justinus naar een aristoteliaan, maar deze begon zo te sjacheren over het collegegeld dat hij hem zou moeten betalen, dat Justinus er gauw genoeg van kreeg. Een Pythagoreeër zei hem dat hij muziek, sterrenkunde en meetkunde moest studeren, want door deze abstracte wetenschappen leert de ziel zich los te maken van de zintuigelijke indrukken en en zich open te stellen voor geestelijke invloeden. Maar Justinus was weinig geïnteresseerd in a deze vakken en hij kon zich niet voorstellen dat de kennis van God van zulk een vervelende studie afhankelijk zou zijn.
Gelukkiger was hij bij het onderricht van een platoonse filosoof, en hij merkt op dat Plato een leermeester is die tot Christus leidt. “De kennis van de metafysica, het schouwen van de ideeën, gaf vleugels aan mijn geest en al spoedig was ik ervan overtuigd dat ik een wijze was, en weldra God-zelf zou schouwen en echte wetenschap over Hem zou bezitten.”
Om dieper door te dringen in deze filosofie trok hij zich terug in de eenzaamheid aan een stil strandgedeelte. Daar ontmoette hij op een dag een oude man met eerbiedwaardig uiterlijk, met wie hij in gesprek kwam. Zijn mond vloeide over van waar zijn hart vol van was. De ander luisterde meelevend en vroeg toen waarom hij aan het nadenken de voorkeur gaf boven iets te doen. Justinus antwoordde dat alleen filosofische meditatie God aangenaam kon zijn. De ander maakte tegenwerpingen waar Justinus geen verweer tegen had, en tenslotte moest hij toegeven dat zijn filosofie niet de kracht bezat om het diepste verlangen van de ziel te stillen. Zo begon hij open te staan voor een nieuw inzicht en toen de oude man hem aanraadde zich te wenden tot de profeten, tot Jezus Christus en Zijn leerlingen, en tot God te bidden zijn ogen voor de waarheid te openen, ontvlamde er een vuur in zijn ziel. Met verrukte verbazing zag hij dat hij eindelijk de waarheid gevonden had, waar hij heel zijn leven naar had gezocht. Hij wierp zich vol enthousiasme op de studie van de heilige Schrift. Kort daarna brak de vervolging uit, en toen hij de standvastigheid van de christenen zag en met welk een moed zij de onmenselijke folteringen verduurden, aarzelde hij niet meer: in 133 liet hij zich dopen, 30 jaar oud.
Hij voelde zich geroepen om zich te wijden aan de bekering van de denkende heidenen, bleef zich daarom hullen in de filosofen-mantel en opende een school voor filosofie in Rome. Uit andere bronnen wordt het waarschijnlijk dat hij priester was van een Griekse kerk in Rome.
Zijn onvermoeibare activiteit en ijver ten bate van het christendom, de overtuigingskracht waarmee hij het christendom verdedigde tegen de aanvallen der heidense filosofen, wekte natuurlijk hun woede op. Vooral een Syrische filosoof, Kreskens, was op Justinus gebeten, en wist hem dan ook veroordeeld te krijgen in 167.
Zo was Justinus de eerste van de kerkvaders, de eerste schrijver na de apostelen en hun rechtstreekse leerlingen. Van zijn vele geschriften zijn er maar enkele bewaard gebleven: twee Apologieën, Dialoog met de Jood Tryfon, enkele fragmenten van een boek over de Eenheid van God, essays over de waardeloosheid der afgoden en over de waarheid van het christendom. Ook is de tekst van de authentieke akten van zijn proces bewaard gebleven. Hij stond voor de rechter met nog 6 andere christenen, waaronder een vrouw. Op het bevel om aan de goden te offeren, antwoordde hij: “Geen rechtgeaard man verzaakt aan de waarheid terwille van de leugen”, en de anderen stemden daarmee in en zeiden: “Doe met ons wat ge wilt: wij zijn christenen en we kunnen onmogelijk offeren aan afgoden”.
Zijn gedachtenis wordt ook gevierd op 1 juni.

De heilige Caradeu (Caradoc), heremiet-priester in Engeland, Hij stamde uit een grafelijke familie in Wales, en genoot dus een uitstekende opvoeding. Daarna bekleedde hij een ereplaats aan het hof van Resus, de vorst van Zuid-Wales. Wegens een onnozele kleinigheid die de vorst mishaagde, viel hij in ongenade. Dit deed in hem een levendig besef ontwaken van de wisselvalligheid en onbestendigheid van de aardse dingen, en hoe weinig men kon rekenen op de steun van een aardse vorst. Daarom besloot hij zich te hechten aan de hemelse Vorst, zijn dienst aan te bieden aan de Koning der koningen, Wiens beloften nooit falen en Die beloont in eeuwige waarden.
Daarom trok hij zich terug in Landaff, ontving uit de handen van de bisschop de monnikswijding, en diende God in de kerk van de heilige Theliau. En omdat hij zijn belofte volkomen consequent wilde doorvoeren, bouwde hij een kleine kluis waar hij zich geheel opsloot, jarenlang, en die hij slechts verliet om zijn gebeden te gaan zeggen in de kerk. Het gerucht van zijn heilig leven deed de ronde, en de bisschop van Menevia liet hem komen en wijdde hem priester.
Met enkele gelijkgezinden ging hij nu naar het onbewoonde eiland Ary om zich geheel aan de contemplatie te wijden. De eenzaamheid werd echter doorbroken door de Noormannen die hen gevangen namen en wegvoerden. Maar deze rovers waren toch getroffen door iets wat deze vreemde mannen uitstraalden en dat hun ontzag inboezemde; zij maakten rechtsomkeert en deponeerden de kluizenaars weer op de kust. Maar de bisschop had nu geen vertrouwen meer in het experiment en gaf opdracht dat Caradeu naar het klooster van Ismaël moest gaan.
Dit lag in onlangs gekoloniseerd gebied en de monniken hadden veel te lijden van de ruwe kolonisten, die de oude Britten uit deze streek verdreven hadden, totdat Caradeu het vertrouwen had gewonnen van hun aanvoerder door deze op wonderbare wijze van een gevaarlijke ziekte te genezen. Toen kon Caradeu in vrede ontslapen in de Heer.

De heilige Hermenegild, de zoon van Leovigild, koning van de Visigothen in Spanje. Zijn moeder was de zuster van de heilige Isidorus, aartsbisschop van Sevilla, maar Hermenegild werd door zijn vader als ariaan opgevoed. In 579 huwde hij lnegonda, de dochter van de koning van het zuid-Franse Austrasië. Deze bracht hem in contact met zijn oom, de heilige Leander‚ en samen brachten zij Hermenegild tot het volledige geloof in Christus. Leovigild had Hermenegild aan het hoofd gesteld van een rijksdeel, met Sevilla als hoofdstad, maar nu deze het arianisme had afgezworen wilde hij hem afzetten. Toen kwam Hermenegild in opstand tegen zijn vader en beging zelfs landverraad door hulp te zoeken bij buitenlandse troepen. Hij slaagde er echter niet in voldoende krachten bijeen te brengen en werd verslagen in Osseto. De stad werd in brand gestoken en de opstandige prins vluchtte een kerk binnen waar hij het Altaar vastgreep. Leovigild stuurde zijn andere zoon, Recared, naar hem toe met de belofte dat zijn leven gespaard zou worden als hij zich overgaf. In vertrouwen hierop ging Hermenegild naar zijn vader en wierp zich aan diens voeten. Deze hief hem op en kuste hem, maar toen vlamde de woede weer in hem op. Hij rukte hem de waardigheidstekenen van het lijf en zond hem in boeien naar de vesting van Sevilla, waar hij gevangen bleef.
Toen Pasen aanbrak stuurde hij een ariaanse bisschop naar zijn zoon met de belofte van vergiffenis als hij uit diens handen de heilige Communie zou willen aannemen, maar Hermenegild weigerde. In uiterste woede zond de koning nu zijn soldaten naar de kerker met de opdracht hem te doden. Met een bijl werd hem nu het hoofd gekliefd, zodat hij tenslotte in 586 toch een martelaar werd van Christus in het belijden dat Hij volkomen God is en volkomen mens.

Ook nog op deze dag de heilige martelaren Arsenios, de slaaf van de heilige Sisinnios, werd gedood onder Diokletiaan; Euthymia, Eukarpia en Sekutora volbrachten hun lijden in Chalcedon; en Maximos, Quinctilianos en Dada te Dorostolon (Mysië) onder Diokletiaan (zie 28 april).

Eveneens op deze dag de heilige Romanos, bisschop van Metz, 489; en Ursus, bisschop van Ravenna.

Door de gebeden van deze en al Uw heiligen, Heer Jezus Christus onze God, ontferm U over ons en red ons. Amen.

teksten samengesteld door archimandriet Adriaan – eeuwige gedachtenis !
illustraties door matj. Johanna – eeuwige gedachtenis !oper in Den Haag.
overgenomen met toestemming van het klooster St. Jan de Voorloper in Den Haag.

Gegevens

Datum:
13 april
Evenement Categorie: