Heiligen van de dag
- Dit evenement is voorbij.
Heiligen van de dag
1 april
De heilige Maria van Egypte. Van haar wordt een uitvoerige levensbeschrijving gelezen op de vooravond van de 5e donderdag van de Grote Vasten, geschreven door de heilige Sofronios bisschop van Jeruzalem in de 7e eeuw. Het oudste bericht wordt aangetroffen in het leven van de heilige Kyriakos (rond 500), die als eerste kluizenaar leefde in de overjordaanse woestijn. Twee van zijn leerlingen drongen eens diep in de woestijn door, en zagen de schim van een mens wegvluchten. Zij kwamen toen bij een grot waar een stem hen toeriep niet dichterbij te komen daar zij een vrouw was en geen kleren meer had. Op hun vragen noemde zij zich Maria, de grote zondares en publieke vrouw, die boete deed voor haar zonden.
De leerlingen vertelden het aan Kyriakos, keerden enige tijd later terug naar die grot en vonden haar gestorven. Zij haalden spaden om haar te begraven. Dit is een terloopse beschrijving binnen het leven van een andere heilige, maar het helpt ons om de tijd waarin zij leefde vast te stellen.
Haar eigen levensverhaal, dat we lezen op de vooravond van de 5e donderdag in de Grote Vasten, brengt natuurlijk veel meer bijzonderheden, zoals zij die verteld had aan de monnik Zosima (4 april), nadat deze haar zijn kleed had afgestaan.
Maria was geboren op het platteland van Egypte, maar haar verhitte natuur dreef haar al op twaalfjarige leeftijd naar de grote stad, waar zij een onverzadigbaar wellustig leven leidde. Zij was niet berekenend en daardoor bleef zij arm, zodat zij in haar levensonderhoud moest voorzien door vlas te spinnen, de minst betaalde bezigheid. Na 17 jaar wilde ze daarom haar geluk elders beproeven en zij zag kans naar Jeruzalem te komen. Ze kwam daar in september, de grote feesttijd van de Verheffing van het heilig Kruis, die daar natuurlijk met grote luister werd gevierd en uit nieuwsgierigheid wilde ze dat feest meemaken.
Het was haar echter onmogelijk tussen de opdringende menigte de kerk binnen te komen, al liet zij zich heus niet zo gemakkelijk opzij duwen. Terwijl zij zich zo vergeefs uitputte, kwamen oude herinneringen in haar op, haar geweten ontwaakte en in een flits drong het tot haar door dat zij niet waard was het heilig Kruis te aanschouwen. Haar felle natuur kwam tegelijk tot een volledige omkeer. Bij de icoon die daar hing, smeekte zij de heilige Moeder Gods haar borg te zijn dat zij zich zou bekeren, als zij nu maar het kostbare, levenschenkende Hout zou mogen aanschouwen. En toen dit inderdaad gebeurde, trok zij vandaar rechtstreeks naar de woestijn over de Jordaan om haar boeteleven aan te vangen.
Daar leefde zij 47 jaar onder de blote hemel, eerst van het weinige brood dat zij had kunnen meenemen, later van de planten die daar in het voorjaar groeien. Van haar kleren bleef langzamerhand niets over, zij ontmoette nooit enig dier, laat staan een mens. Zij had een harde strijd te voeren tegen haar ingeroeste gewoonten, zij snakte naar vlees, zij had een brandende behoefte aan wijn maar had zelfs geen water te drinken. Ook de dubbelzinnige liedjes die zij gewoon was te zingen wilden maar niet uit haar gedachten. Maar dan weende zij van schaamte, sloeg zich op de borst en wendde zich uit alle macht tot de Moeder Gods die immers haar borg was geweest; en dan kwam zij langzaam tot kalmte en een mystiek licht omscheen haar van alle kanten.
Zo deed zij haar verhaal; ze baden samen en Zosima zag haar daarbij in de lucht zweven, zonder enige steun en los van de grond. Toen zond zij Zosima naar het klooster terug met de opdracht het volgend jaar, op de dag van het Laatste Avondmaal, voor haar de heilige Communie gereed te houden. Terwijl hij die avond vol onrust op haar wachtte aan de oever van de Jordaan, zag hij haar over het water naar zich toelopen. Zij ontving de heilige Mysteriën en vroeg hem, haar het volgend jaar weer te komen opzoeken, diep in de woestijn. Zosima vond haar daar, gestorven, en hij begroef haar met behulp van een leeuw die plotseling was komen opdagen. Op de grond stond geschreven dat zij Maria heette en dat ze gestorven was op Goede Vrijdag, de 1e april, hetgeen wijst op het jaar 522 als het meest waarschijnlijke sterfjaar.
De heilige Euthymios de wonderdoener van Suzdal. Hij was geboren te Nizjni Novgorod en werd reeds als jongen in het klooster van Suzdal opgenomen. In 1352 werd hij daar tot archimandriet gekozen van het klooster, toegewijd aan Christus de Verlosser, dat hij 53 jaar bestuurde en tot bloei bracht. Een eeuw later werd zijn graf geopend en zijn lichaam geheel ongeschonden teruggevonden.
De heilige Makarios, abt van Peleketa, was geboren te Constantinopel maar reeds als kind verloor hij zijn ouders. Hij werd toen opgevoed door een oom door wie hij waarschijnlijk ook het kloosterleven leerde kennen, want al vroeg ontwaakte in hem het verlangen monnik te worden. Hij wilde niet temidden van de verstrooiingen leven die het verblijf in de Keizerstad bood en ging daarom naar het klooster Peleketa op Triglia, toegewijd aan de heilige Johannes de Theoloog. Bij de monnikswijding ontving hij de naam Makarios.
Hij raakte bekend door zijn heilig leven en zijn medeleven met wie op een of andere wijze in nood verkeerden, en zijn gebed voor hen werd meermalen op wonderbare wijze verhoord. Hij werd priester gewijd en de monniken kozen hem tot hun geestelijke vader en tot abt.
ln het begin van de 9e eeuw herleefde de strijd om de iconen‚ toen Leo V, de Armeniër, keizer werd. Makarios werd met vele anderen in de gevangenis geworpen. Na de dood van keizer Leo werd hij uit de gevangenis bevrijd, maar toen hij bleef vasthouden dat de iconen vereerd moeten worden, werd hij verbannen naar het eiland Achousia in de Zee van Marmora, waar hij in de gevangenis is gestorven.
De heilige Abraamios was een islamitische Bulgaar. Hij verdiende zijn levensonderhoud als handelaar en hij betoonde bijzondere gastvrijheid voor vreemdelingen en droeg op allerlei wijzen zorg voor de armen. Zijn hart ging open toen hij Christus leerde kennen en hij liet zich dopen. Dit werd nog getolereerd, maar toen hij op een jaarmarkt, waar dus vele vreemden kwamen, het christendom ging prediken, werd hij door een woedende menigte gedood, in 1229. Russische kooplieden brachten zijn lichaam mee naar Wladimir, waar hij in het klooster begraven werd.
De heilige Meliton, bisschop van Sardis (Klein-Azië). Hij was een van de bekendste Herders van de kerk in de 2e eeuw, een man van grote geleerdheid, die vooral werkte aan het bijeenbrengen van de boeken van de heilige Schrift op wetenschappelijke wijze. Hij stelde een lijst op van de boeken van het Oude Testament die door de gehele kerk als canoniek werden erkend. Door zijn zachtmoedig en warmhartig optreden wist hij de vrede te brengen in de kerk van Laodicea, die in onrust was door diepgaande meningsverschillen over de paasdatum. Hij schreef ook een apologie, om het christendom te verdedigen tegen de heidenen, die hij in het jaar 170 naar Rome bracht en aanbood aan keizer Marcus Aurelius.
Hij is in het jaar 177 in vrede gestorven.
De heilige Walaric (Valerius, Walericus), abt van Leuconay, was als jongen schaapherder in Auvergne, het land van de uitgedoofde vulkanen. ln het ruisen van de dennenbossen hoorde hij een geheimzinnige stem die hem scheen te roepen. Dit versterkte zijn verlangen, te leren lezen. Hij had een boek, in die tijd een heel kostbaar bezit, waarschijnlijk van een geletterde oom, die hem daaruit vaak had voorgelezen. Hij droeg het altijd bij zich, bekeek het telkens weer, en was blijkbaar zo intelligent dat hij zichzelf leerde lezen en schrijven terwijl zijn kudde graasde.
Een oom die monnik was – misschien wel dezelfde van het eerste boek – gaf hem nu de psalmen van die beroemdste aller herders, koning David. Diep in zijn ziel herkende hij de stern uit zijn jeugd, waarvan de herinnering hem nooit had losgelaten, en hij rustte niet voordat hij zijn intrek mocht nemen in het klooster, waar hij aller harten won door zijn zachtmoedige aard en frisse jeugd.
Hij werd monnik in het klooster van Luxeuil, onder de grote Ierse heilige Columbanus met zijn 220 monniken. Toen dezen werden uiteengejaagd door koningin Brunhilde, nadat zij Columbanus uit het land verdreven had, wist Walaric de verstrooide monniken weer bijeen te brengen, en het klooster weer in handen te krijgen.
Enkele jaren later ontwaakte in de monnik Wandelinus de roeping om zich te wijden aan de bekering der heidenen. Samen met Walaric kreeg hij toestemming van koning Clotharius III en de bisschop Bertholdus van Amiens, te gaan missioneren in Leuconay, het gebied aan de mond van de Somme. Zij bouwden daar een kluizenarij waar hun vriend, de bisschop van Amiens, elk jaar de veertigdaagse Vasten kwam doorbrengen.
Langzamerhand verzamelden zich rond hen andere monniken en er ontstond een bloeiend middelpunt van geestelijk leven. Walaric bezat de gave, in de harten te kunnen lezen en maakte daardoor diepe indruk op allen die hem ontmoetten. Wanneer hij dacht aan God en de liefde van onze Heer Jezus, dan begon zijn gezicht te stralen en nam hij ieder voor zich in. Zelfs de vogels streken neer op zijn hand wanneer hij hun wat voedsel voorhield en zij lieten zich strelen door zijn oude, bevende vingers.
In het uitgestrekte zandige, vlakke gebied van Leuconay verhief zich een heuvel, bekroond door een forse boom. Daarheen te gaan werd in de latere jaren van Walaric zijn geliefkoosde wandeling, misschien nog een laatste herinnering aan de beboste bergen van zijn jeugd. Een dag voor zijn dood nam hij enkele monniken mee en vroeg, daar begraven te worden, rond 619.
Later werd zijn lichaam overgebracht naar een dorpje in Normandië, tussen Dieppe en Fécamp, dat sindsdien Saint Valéry heet. Wat er van zijn relieken nog overbleef nadat zij verbrand waren tijdens de Franse revolutie, in 1793, werd weer overgebracht naar de oorspronkelijke heuvel, die nu nog Saint Valéry-sur-Somme heet.
De heilige Prokopios de Tsjech behoorde tot een adellijk geslacht. Hij was opgeleid als priester maar hij vertrok naar een eenzame plaats in de bergen om daar te leven volgens het voorbeeld van de oude woestijnvaders. Hertog Ulrich ontmoette hem daar toen hij in de bergen verdwaald was en sloot vriendschap met hem. Hij haalde Prokopios over ook anderen te vormen in het monastieke leven en zo kwam er een klooster tot stand aan de Sazavarivier, toegewijd aan de heilige Johannes de Voorloper. Toen het voortbestaan van deze stichting verzekerd was, is Prokopios opgegaan naar de eeuwige rust, in 1053.
De heilige Theodora was met haar broer Hermes, prefect van Rome, diens vrouw Exuperia, en al de zijnen gedoopt door de heilige bisschop Alexander. Dit was aanleiding om Hermes in de gevangenis te werpen. Heel de kring van zijn vrienden en beschermelingen liet hem in de steek, alleen Theodora bleef aan zijn zijde. Ze vergezelde hem voor de rechtbank en sprak hem moed in bij de folteringen. De tribuun Quirinus, die aan het hoofd stond van de gevangenis, wilde deelhebben aan het geloof van deze heldhaftige broer en zus. Zijn dochter Balbina werd van epilepsie genezen door de boeien van de heilige Petros.
Hermes werd ter dood gebracht op 31 maart en zijn lichaam werd begraven door Theodora en Balbina. Daarop werden zij gearresteerd en voor de rechter gebracht. Deze vroeg Theodora wat er met de rijke bezittingen van haar broer was gebeurd. Zij verklaarde: “Al onze goederen hebben wij verdeeld onder de armen, en alles wat ik nog aan mijn Heer Christus kan schenken is dit arme, zwakke lichaam, dat ik Hem met vreugde opdraag”. De woedende rechter liet haar afranselen en ter dood brengen in 132.
Ook nog op deze dag de heilige martelaren Gerontios, Achaz de rechtvaardige, en Basilides, om Christus ter dood gebracht in de 3e eeuw; bisschop Venantius; Viktor en Stefanos in Egypte; en Quinctianos en Ireneos in Armenië.
Eveneens op deze dag de heilige Gerontios, canonarch in het Holenklooster van Kiev, 14e eeuw; Berchondus, bisschop van Amiens, 640; Leuconius, bisschop van Troyes, 666; Dodolinus, bisschop van Vienne‚ 7e eeuw; en Celsus, bisschop van Armagh in Ierland.
Door de gebeden van deze en al Uw heiligen, Heer Jezus Christus onze God, ontferm U over ons en red ons. Amen.
teksten samengesteld door archimandriet Adriaan – eeuwige gedachtenis !
illustraties door matj. Johanna – eeuwige gedachtenis !
overgenomen met toestemming van het klooster St. Jan de Voorloper in Den Haag.