Heiligen van de dag
- Dit evenement is voorbij.
Heiligen van de dag
23 maart
De heilige Nikon, priester-martelaar, met zijn vele leerlingen. Hij was een Napolitaan, zoon van een heidense vader en een christen moeder, beroepssoldaat, knap en sterk. Na een zwaar gevecht was hij met zijn leger als overwinnaar naar Napels teruggekeerd en hij vertelde aan zijn moeder dat hij ook christen wilde worden. Hij nam daarvoor de boot naar Constantinopel, maar onderweg ging hij aan land op het eiland Chios. Daar zocht hij een eenzame plaats en bracht zeven dagen door in gebed om de consequenties van zijn stap te doordenken en er zich op voor te bereiden. Vervolgens trok hij naar de berg Ganos, waar zich een kluizenaars-kolonie bevond. Nikon werd gedoopt en sloot zich bij hen aan en werd drie jaar later priester gewijd, omdat hij tot overste was gekozen.
Langzamerhand kwamen er te veel leerlingen om het leven daar vol te kunnen houden en Nikon begon met negen van zijn leerlingen een zwervend bestaan. Zij gingen eerst naar Mytilene, dan weer aan de geheel andere kant van de Middellandse Zee naar Napels, waar Nikon zijn moeder bijstond in haar laatste dagen en haar begroet. Vervolgens gingen ze naar Sicilië waar ze een geschikte plek vonden op de berg Tauromenië, en het aantal van zijn leerlingen aangroeide tot 199.
De rust daar was echter slechts schijn, ze werden allen gegrepen en voor de rechter gebracht. De leerlingen werden onthoofd maar Nikon moest de volle maat van de woede der vervolgers verduren en hij werd op allerlei manieren gemarteld tot ook hij tenslotte met het zwaard werd gedood, in 260.
De heilige Nikon van het Holenklooster in Kiev was een priester die de eerste volgeling werd van Antonios, de stichter van het Holenklooster, die hem belastte met de opname van de nieuwelingen. Toen hij eens de twee lievelingszonen van de grootvorst van Kiev, Warlaäm en Efraïm, had opgenomen, haalde hij zich de woede van hun vader op de hals, zodat zijn verblijf in het klooster onmogelijk werd. Hij trok zich toen terug op het schiereiland van Tamanj, waar hij de bouw van een kerk organiseerde.
Later keerde hij naar het Holenklooster terug, waar hij enthousiast werd opgenomen en later ook tot abt werd gekozen. Hij was artistiek begaafd en heeft het klooster met fresco’s en mozaïekwerk gesierd. Hij is gestorven in 1088.
De heilige Filetas, de senator, met zijn vrouw Lydia, hun zonen Makedon en Theoprepios en de schrijver Chronides, die onder keizer Hadrianus allen gemarteld moesten worden door de generaal Amfilochios. Deze had bevolen hen in een ketel kokende olie te werpen, maar op het beslissende ogenblik bleek de borrelende olie geheel koud te zijn. In uiterste verbazing riep Amfilochios toen uit: ‘God van de christenen, help ook mij!’, en hij hoofde hoe een stem tot hem sprak: ‘Uw gebed is verhoord: kom hierheen’. Toen de woedende keizer dit hoorde liet hij ook Amfilochios in de ketel olie werpen. Hij liet de olie stoken, dagen lang, maar deze deerde hen ogenschijnlijk niet. Maar toen zij na de aftocht van de keizer samen hun dankgebed baden, ontsliepen zij in de Heer, in de 2e eeuw.
Deze beschrijving is ontleend aan een middeleeuws martyrologion, er bestaat geen oude akte.
De heilige Lukas, een wees uit Adrianoupolis, werd knecht bij een koopman in Mytilene. Hij raakte in gevecht met een Turkse jeugdbende en doodde daarbij een van de jongens. Hij werd gegrepen en onder de dreiging met de doodstraf verloochende hij zijn geloof en ging over tot de islam. Toen hij volwassen geworden was, begreep hij welk een groot kwaad hij had gedaan. Hij wist te ontkomen naar de Athos, deed boete en werd monnik in de skite van de heilige Anna. Hij kon echter geen rust vinden voor zijn ziel. Bij zijn overgang tot de islam was hij besneden en dit merkteken aan zijn lichaam, waarmee hij voortdurend geconfronteerd werd, scheen hem ‘een zegel van de duivel toe, dat slechts door de marteldood zou kunnen worden verwijderd. Hij verliet daarom, met zijn geestelijk vader, de heilige berg en ging naar Mytilene. Daar werd hij spoedig herkend, terstond gevangen genomen en na zware folteringen opgehangen in 1802. Het lichaam bleef drie dagen aan de galg hangen. Nikeforos van Chios, die zijn leven heeft beschreven, zegt dat zijn lichaam door God begenadigd was: de ogen en de mond waren gesloten, het leek of hij sliep in plaats van dat hij gestorven was. Hij was blank als een lelie, en geen enkel verschijnsel van dode lichamen kwam bij hem voor: geen vlieg of insect kwam bij hem in de buurt. En het meest verwonderlijke was de onuitsprekelijk zoete geur die door zijn lichaam werd verspreid. Na drie dagen werd zijn lichaam in zee geworpen, maar in het geheim weer uitgehaald en begraven. Tot het jaar 1884 werden zijn beenderen verborgen in het dak van de kerk van de H. Symeon in Mytilene. Toen werden ze daar weggehaald, op bevel van Konstantinos Baliados, metropoliet van Mytilene, en bijgezet op het kerkhof. Er zijn van hem enige relieken bewaard gebleven, waardoor verschillende wonderen zijn gebeurd.
De heilige Basilios van Mangasea in Siberië was bediende bij een koopman. Hij was vroom, vlijtig en eerlijk, waar hij maar kon hielp hij armen en zieken, hij bad dagelijks zijn gebeden en ging trouw naar de kerk. Hij werd echter ruw behandeld en toen er eens ingebroken was, werd hij door de koopman van medeplichtigheid beschuldigd en met een sleutelbos doodgeslagen in 1602.
Om zijn echte gelovigheid stond hij reeds in aanzien bij de mensen, maar dit dramatische einde richtte heel bijzonder de belangstelling op hem. Het buitengewone is dat deze belangstelling niet langzamerhand wegstierf, maar steeds sterker werd, ook bij de jongeren die hem niet gekend hadden. Er gebeurden wonderen en allerlei gebedsverhoringen, en reeds na 50 jaren was zijn verering door geheel Siberië verbreid.
De heilige Victorianus en zijn medemartelaren. Hij was proconsul van Carthago en een van de rijkste mannen van Noord-Afrika. Onder de Vandalen-koning Hunerik had hij belangrijke posten bekleed, totdat deze ariaan besloot het geloof in de godheid van Christus uit te roeien. Hij bood Victorianus de hoogste posten en zijn bijzondere gunst aan wanneer hij ermee zou instemmen dat Christus een schepsel was. Maar Victorianus antwoordde: ‘Niets kan mij scheiden van het geloof en de liefde van onze Heer Jezus Christus. In vertrouwen op zulk een machtige Meester ben ik gereed om eerder alle kwellingen te verduren dan in te stemmen met de ariaanse godloosheid’. Dit antwoord wekte zozeer de woede op van de tiran: dat deze hem de wreedste kwellingen liet ondergaan. Langdurig moest hij lijden totdat hij tenslotte de kroon mocht winnen, in 484.
Nog andere namen worden bij deze vervolging genoemd: twee kooplieden die beiden Frumentius heetten, een arts, Liberatus, met zijn vrouw Germania en twee verder onbekende broers, die met buitengewone standvastigheid hebben geleden. Liberatus en Germania waren afzonderlijk opgesloten, en haar werd met veel stelligheid gezegd dat haar man had toegegeven. Germania zei toen dat zij een beslissing zou nemen wanneer ze hem had gezien. Zij werd bij hem gebracht voor het gerecht, en begon hem zijn afvalligheid te verwijten, maar het werd spoedig duidelijk dat het slechts leugens waren geweest. Toen zij dus beiden standvastig bleven, ondergingen zij hetzelfde lot.
De heilige Pachomios van Nerechta was een priesterzoon die monnik werd in het klooster van Constantijn en Helena in zijn stad Vladimir. In 1362 werd hij tot abt gekozen en hij wist een volkomen hernieuwing van het kloosterleven tot stand te brengen. Maar zijn hart trok naar de eenzaamheid, en met zegen van metropoliet Alexios bouwde hij een klooster, ver weg, in de woeste streek van Nerechta. Daar is hij gestorven in 1384.
De heilige Proculus, bisschop van Verona. Hij was de vierde op deze zetel en tijdens de vervolging van Diokletiaan bezocht hij de gevangen christenen om hen moed in te spreken, en om hun te vragen hem te aanvaarden als hun metgezel, ‘opdat wij gezamenlijk zouden mogen strijden voor de Heer om Zijn heerlijkheid binnen te gaan en eeuwig Zijn lof te zingen’. Toen kwam de wacht binnen om de gevangenen voor de rechter te voeren en de officier vroeg: ‘Wat doet die oude man bij die misdadigers?’ Daarop antwoordde Proculus: ‘Zij zijn geen misdadigers maar overwinnaars van de Heer, en ik wens niet anders dan deel te hebben aan hun heerlijkheid’.
Daarop werd ook hij gebonden en eveneens voor de rechter gebracht, maar deze zei: ‘Die oude sukkel is kinds, stuur hem weg’. Daarop maakten ze zijn boeien los en toen hij geen aanstalten maakte om weg te gaan, sloegen ze hem in het gezicht en smeten hem buiten de stadspoort.
Het vervolg is onduidelijk. Proculus zou naar Jeruzalem zijn gegaan, gevangen genomen en als staaf verkocht, maar weer vrijgelaten omdat hij zo oud was. Voor de rest is alleen zijn naam op het graf in de aan hem gewijde kerk bekend. Dit alles gebeurde in de 4e eeuw.
De heilige Fingar en zijn zuster Piala waren bekeerd door de heilige Patrick en samen met een groep anderen plechtig gedoopt. Terwijl allen de volgende dag nog bij elkaar waren, werden zij overvallen door een zeeroversbende, die een aantal nieuw-bekeerden doodden en de anderen als slaven verkochten, in 450.
De heilige Gwinear stond aan het hoofd van een groep Ierse zendelingen die waren overgestoken naar Cornwall en landden in de monding van de rivier de Hayle. Daar werden zij overvallen door een daar gevestigde heidense stam. Verschillende monniken, waaronder Gwinear, werden daarbij gedood. 6e eeuw.
De heilige Ethelwold was monnik geweest in Ripon, waar hij ook de priesterwijding ontvangen had. Na de dood van de heilige Cuthbert ging hij naar het eiland Farne om kluizenaar te zijn in de cel waar Cuthbert had gewoond voor zijn bisschopswijding. Deze was zo ruw gebouwd dat de eeuwige stormwind door alle kieren en spleten van de cel binnendrong en deze onleefbaar maakte. Alles dichtsmeren met klei bracht geen oplossing. Tenslotte kreeg hij een stuk leer dat hij tegen de muur spijkerde bij zijn bidplaats, zodat de wind hem tenminste niet bij het bidden in het oor zou fluiten. Hij is daar gestorven in 723.
Ook nog op deze dag de heilige martelaren: Dometios uit Frygië, onthoofd onder Juliaan de Afvallige; Fidelis, ter dood gebracht in Noord-Afrika; daar eveneens Felix met 20 anderen; Dometios, Pelagia‚ Aquila, Eparchios en Theodosia te Caesarea in Palestina; en de priester Theodoulos te Antiochië.
Eveneens op deze dag de heilige Benedictus‚ een monnik uit de Campania; hij werd door de Gothen in een gloeiende oven gesloten, maar kwam daar levend uit tevoorschijn; en Julianus, die heilig leefde in Caesarea.
Door de gebeden van deze en al Uw heiligen, Heer Jezus Christus onze God, ontferm U over ons en red ons. Amen.
teksten samengesteld door archimandriet Adriaan – eeuwige gedachtenis !
illustraties door matj. Johanna – eeuwige gedachtenis !
overgenomen met toestemming van het klooster St. Jan de Voorloper in Den Haag.