Heiligen van de dag
- Dit evenement is voorbij.
Heiligen van de dag
7 maart, 2021
De heilige Paulos de eenvoudige (de simpele) was een van de eerste leerlingen van de grote Antonios. Hij was een onwetende boer uit de Thebaïde‚ reeds zestig jaar oud, en eigenlijk op de vlucht omdat zijn vrouw een verder samenleven onhoudbaar maakte. Hij liep de woestijn in en kwam na acht dagen bij Antonios om zijn leerling te worden. Maar deze vond hem veel te oud, raadde hem aan naar huis terug te keren, zijn beroep te blijven uitoefenen en zich te heiligen door zich met volharding te richten op God. Daarna sloot hij zijn deur en liet hem dagenlang buiten staan zonder eten.
Maar Paulos aanvaardde dit alles als een eenvoudige beproeving en hij bleef geduldig bij de deur tot Antonios na vier dagen, door de behoefte der natuur gedreven, naar buiten kwam en hem na deze geduldproef maar binnenliet. Maar hij bleef hem op de proef stellen: hij liet hem matten vlechten en die weer uithalen, hij dekte de tafel en borg dan het brood weer op, zeggend dat het kijken ernaar hun honger maar moest stillen. En toen Paulos dit alles als vanzelfsprekend aanvaardde, nam Antonios hem aan als monnik.
Hij leerde Paulos hoe te bidden, dat een monnik pas at na zonsondergang zonder ooit naar genoegen te eten. En Paulos volgde in alles zo nauwkeurig het voorbeeld van zijn geestelijke vader na, dat hij reeds spoedig als een volkomen monnik gold. Antonios zond hem nu naar een eigen cel op een mijl af stand, waar hij nu het eenzame leven moest beoefenen. Af en toe kwam Antonios hem opzoeken en vond hem altijd in gebed, zoals hij hem geleerd had. Hij ging hem nu als voorbeeld stellen voor andere monniken, en zond hem zieken en bezetenen die hijzelf niet had kunnen genezen, omdat het gebed van Paulos in zijn eenvoud een grotere kracht bezat bij God, misschien juist door zijn onontwikkeldheid.
Toen er eens broeders waren om over geestelijke dingen te praten, vroeg Paulos: waren de profeten er nu vóór Jezus Christus, of was Jezus Christus er vóór de profeten? Antonios werd rood van schaamte en zei hem uit het oog te verdwijnen en zich niet meer te laten horen. En toen prees hij hem voor de broeders om zijn eenvoudige gehoorzaamheid.
Paulos is gestorven tussen 330 en 335.
De heilige Efraïm, patriarch van Antiochië, wist vele monofysieten terug te brengen tot het orthodox geloof. Hij is gestorven nadat hij 18 jaar de kerk had bestuurd, rond 540.
De heilige bisschop-martelaren van Chersonesos, achtereenvolgens Basilios, Efraïm, Eugenios‚ Elpidios, Agathodoros, Aetherios en Kapiton. Basilios werd in 300 gestenigd, de vier volgenden werden met het zwaard gedood, Aetherios bestuurde de kerk onder Constantijn de Grote en stierf in vrede; zijn opvolger Kapiton, die eveneens door de patriarch van Jeruzalem daarheen als missionaris gezonden was, werd door de Skythen uitgenodigd om een wonderteken van zijn zending te laten zien. En ze vroegen hem om in een brandende oven te gaan, dan zouden zij geloven. Na God te hebben gebeden hem te verlichten, stemde Kapiton toe. Hij bekleedde zich met de bisschoppelijke gewaden, bekruiste zich en stapte in het hoog oplaaiende vuur. Hij hield zijn vertrouwen en gedachten op God gericht en bleef daar ongedeerd, een uur lang. Toen hij er weer uitkwam, was er geen brandplek op zijn lichaam, zomin als op zijn kleding.
Toen riepen allen uit: ‘De grote en machtige God der christenen is werkelijk God, Die zo voor de macht van het vuur bewaren kan!’ Alle inwoners van de stad en van de omgeving werden toen gedoopt. Kapiton voer daarna weg, maar het schip verging, en hij werd met allen die aan land gekomen waren, door de heidenen gedood. De gebeurtenissen zijn opgenomen in de verslagen van het concilie van Nicea.
De heilige Laurentios, stichter van het klooster Fanoremene op Salamis. Hij was een vrome huisvader met twee zonen. In een droom beval de heilige Moeder Gods hem naar Salamis te gaan en daar een bepaalde kerk te herstellen. Hij gehoorzaamde, voer erheen en vond inderdaad een ruïne op de aangeduide plaats. Laurentios bouwde er toen een nieuwe kerk, vroeg de monnikswijding en bleef daar wonen tot aan zijn dood in 1770. Er gebeurden vele wonderen en er ontstond een klooster over zijn graf.
De heilige Emilianus uit Rome, had in zijn jeugd wild geleefd, maar later kwam hij tot bezinning en hij beefde van angst over het oordeel van God dat hem te wachten stond. Hij ging naar een klooster om boete te doen door vasten, nachtwaken en gehoorzaamheid, en om zijn lichaam aan zijn wil te onderwerpen. Vaak verliet hij in de nacht stil het klooster om in een nabijgelegen grot te bidden met luide smeekbeden. Dit werd gezien door de abt, die hem in stilte was gevolgd. Deze zag toen ook een licht dat Emilianus omscheen en hij hoorde een stem die zei: ‘Uw zonden zijn u vergeven, Emilianus!’
De heilige Perpetua en Felicitas, haar slavin, die wij reeds herdacht hebben op 1 februari. Hier volgen enkele stukken uit het dagboek dat zij in de gevangenis had bijgehouden.
‘Enkele dagen na onze doop werden we naar de gevangenis gebracht. lk was ontzet door de gruwelijke omgeving en de duisternis die er heerste: tot nu toe had ik niet geweten hoe een gevangenis er uitzag. We hadden die dag veel te verduren, vooral door de verstikkende hitte omdat we met zovelen bij elkaar waren geperst, en door de wreedheid waarmee soldaten ons behandelden. Bovendien maakte ik me erg bezorgd omdat ik mijn baby niet had mogen meenemen. Maar de diakens Tertius en Pomponius hadden de cipier geld gegeven, zodat we enkele uren in een, wat rustiger vertrek van de gevangenis mochten doorbrengen. Daar werd me ook mijn uitgehongerd kind gebracht, dat ik toen de borst kon geven. Ik vertrouwde het verder aan mijn moeder toe en sprak mijn broer moed in. Het deed me pijn te zien hoe bezorgd zij over mij waren. Maar na een paar dagen werd ik rustiger en het kwelde me niet meer dat ik in de gevangenis was.’
Daarna vertelt zij hoe zij in een visioen zag dat hun het martelaarschap en de hemel te wachten stonden. En ook hoe haar vader, die nog heiden was, haar kwam opzoeken, zijn lievelingskind de handen kuste en haar smeekte en bad hem die schande te besparen; en hoe zij er niet in slaagde hem te troosten. Dan gaat zij verder:
‘De volgende dag werden we tijdens het eten plotseling opgeroepen voor het gerechtelijk onderzoek. Er was een grote menigte bijeen in de gerechtszaal. Wij werden op een soort podium gezet tegenover de rechter Hilarian. Alle ondervraagden beleden vrijmoedig Jezus Christus. Toen het mijn beurt was, stond daar mijn vader en hield mijn kindje naar mij omhoog. Hij trok me wat opzij en bezwoer me op de aandoenlijkste wijze toch niet zo gevoelloos te zijn en zulk een ellende te brengen over dat onschuldig schepseltje waaraan ik het leven had gegeven. De rechter sloot zich aan bij mijn vader en zei: “Kunnen niet eens grijze haren of de tere onschuld van dat kind uw gemoed bewegen? Offer toch voor het welzijn van de keizers.” Maar ik gaf ten antwoord: “Dat doe ik niet.” Hilarian zei toen: “Ge zijt dus een christen?” ik antwoordde: “Ja, dat ben ik.” En toen mijn vader trachtte mij van het podium te trekken, beval Hilarian dat ze hem weg moesten slaan. Hij kreeg een slag met een knuppel, en ik voelde mij alsof ik zelf geslagen was toen ik zag hoe mijn arme vader zo behandeld werd in zijn ouderdom. Toen sprak de rechter het vonnis uit dat wij veroordeeld waren om als prooi voorgeworpen te worden aan de wilde dieren. Maar wij keerden vol vreugde naar de gevangenis terug.’
Ze worden bestemd voor de feestspelen in een soldatenkamp, ter ere van de verjaardag van de installatie van de keizer, en daar worden ze eerst verschillende dagen opgesloten, de voeten ingespannen in een martelblok. Perpetua beschrijft weer enkele droomgezichten waarin zij ziet hoe haar jaren tevoren gestorven broer Dinokrates eerst in een ellendige toestand verkeerde, maar verlichting vindt door haar gebed en haar lijden. En dan schrijft zij verder:
‘Enkele dagen later kreeg Pudens, de officier van de wacht, achting voor ons toen hij zag hoe God ons begunstigde, en hij liet bezoekers tot ons toe, zodat wij elkaar wederzijds konden troosten. Op de dag van de spelen kwam ook mijn vader, helemaal overstelpt door verdriet. Hij rukte aan zijn baard, wierp zich op de grond, vervloekte zijn jaren en wat hij zei zou een steen vermurwen. Ik voelde me stervensbedroefd hem in zulk een wanhopige toestand te zien.’
En dan eindigt haar geschrift met de beschrijving van een laatste visioen hoe zij met de duivel moest strijden en de overwinningspalm behaalde. Een medegevangene beschrijft hoe ze in de laatste nacht aan het bidden waren dat Felicitas verlost mocht worden van haar acht maanden gedragen kind, opdat haar niet als zwangere vrouw de palm van het martelaarschap zou ontgaan, en zij alleen in de gevangenis zou moeten achterblijven. Terwijl zij zo samen baden, begonnen voor Felicitas de weeën, waarbij zij het uitschreeuwde van de pijn.En toen een der wachters haar spottend vroeg wat het wel moest worden wanneer ze straks verscheurd zou worden, gaf zij dat antwoord dat haar voor alle tijden beroemd zou maken: “Deze weeën moet ik voor mezelf doormaken, maar dan zal er een Ander zijn Die voor mij lijdt, omdat ik lijd voor Hem”.
Hun laatste maaltijd was een publieke gebeurtenis en velen kwamen uit nieuwsgierigheid naar hen kijken, waarbij de martelaren van de gelegenheid gebruik maakten om Christus te verkondigen. En zij spraken met zulk een overtuigingskracht omdat hun woorden zo klaarblijkelijk bevestigd werden door heel hun levenshouding, dat verschillende ongelovigen werden bekeerd.
Toen zij het amfitheater werden binnengebracht, zongen zij alsof zij reeds de overwinning hadden behaald. Zij riepen het volk toe dat zij zich moesten bezinnen op het oordeel door God, en toen zij langs het balkon van Hilarian kwamen, riepen zij: ‘Gij oordeelt ons in deze wereld, maar God zal u oordelen in de toekomende wereld!’ Het woedende volk schreeuwde dat ze gegeseld moesten worden, en dit werd toegestaan. Een groep venatoren tuigde hen met zwepen af, maar zij waren verheugd dat zij waardig bevonden waren te gelijken op hun Ver- losser in Zijn lijden.
De beide vrouwen werden aangevallen door een dolle koe, op de horens genomen en in de lucht gesmeten. Perpetua schikte haar gescheurde kleren, bond haar losgeraakte haren op en hielp Felicitas opstaan om samen de volgende aanval af te wachten. Maar het volk had bewondering voor hun moed en riep dat het genoeg was. Ze werden naar de poort van de gladiatoren gebracht, die hen verder moesten afmaken. Daar kwam Perpetua tot zichzelf als uit een diepe extase en vroeg wanneer het gevecht met de koe beginnen moest. Toen pas zag ze aan haar lichaam de wonden die ze had opgelopen.
Opnieuw werden ze nu naar het midden van het circus gebracht om aan de bloeddorst van het volk te voldoen, dat wilde zien hoe ze werden afgemaakt. Ze gaven elkander nog eens de vredeskus en liepen vrijwillig naar de slachtplaats. Perpetua viel in handen van een jonge, vreesachtige leerling-gladiator, die zelf zo beefde dat hij niet in staat was tot een dodelijke slag, maar haar de ene wond na de andere toebracht en haar langdurig deed lijden. Zo wonnen zij het Koninkrijk op de 7e maart van het jaar 203 in Carthago.
Ook nog op deze dag de heilige martelaren: Leo, Leukos, Taxos, Nestor, Aequinos en ltalikos, die geleden hebben te Antiochië; Danda, Eunike, Leunike, Leunikule, Sekundos, Nestor, nog een Sekundos, Sergios, Serros, Okkatos, Oppatos en nog een Danda, die geleden hebben in Thracië; en Aemilianus, een Romeins soldaat, die samen met Jacobus, Marianus en andere christenen ter dood is gebracht in 259.
Eveneens op deze dag de heilige Paulos de Belijder, bisschop van Prussiada, die veel te lijden had van de iconoclasten en ten slotte in ballingschap is gestorven, 850; Aemilianus, een monnik uit Rome; Nestor en Arkadios, bisschoppen van Trimithus; Theodikianos, monnik; Theofilos, bisschop van Nikomedië, om de verering van de iconen in ballingschap gestorven; Gaudiosus de belijder, bisschop van Brescia.
Gedachtenis van de icoon: Moeder Gods Borg der zondaren, beschreven in het leven van de heilige Maria van Egypte.
Door de gebeden van deze en al Uw heiligen, Heer Jezus Christus onze God, ontferm U over ons en red ons. Amen.
teksten samengesteld door archimandriet Adriaan – eeuwige gedachtenis !
illustraties door matj. Johanna – eeuwige gedachtenis !
overgenomen met toestemming van het klooster St. Jan de Voorloper in Den Haag.