Heiligen van de dag
- Dit evenement is voorbij.
Heiligen van de dag
12 februari
Nieuwe heilige: Heilige Meletios van Lardos (2013)
De heilige Alexis van Moskou werd in 1300 in Moskou geboren uit een bojarengeslacht. Hij bezat een teruggetrokken aard en verdiepte zich reeds jong in de Heilige Schrift. Niemand was dan ook verwonderd toen hij al spoedig in het klooster trad, en 20 jaar oud de monnikswijding ontving met de naam Alexis. Daar kwam hij ook in aanraking met de metropoliet van Kiev, die de talentvolle jonge monnik bij zich nam en hem steeds meer taken toevertrouwde in het bestuur van het diocees. In 1353 was Alexis dan ook de aangewezen opvolger op de bisschopszetel. Hij werd naar Constantinopel gezonden en in 1354 door patriarch Filotheos gewijd tot metropoliet van Kiev en geheel Rusland. Zonder belemmering kon hij zich nu volledig aan zijn taak wijden, terwijl hij tegelijk zich met nog meer volharding toelegde op een monastiek leven van onthouding en gebed. Vele wonderen geschiedden op zijn voorspraak. Daardoor ging een grote roep van hem uit, die zelfs doordrong tot het hof van de Tartaarse overheerser. Toen de vrouw van de Khan ongeneeslijk blind was geworden, zond hij een uitnodiging naar de heilige metropoliet van Moskou. Alexis gaf daaraan gehoor, ging naar het hof van de Khan en genas door zijn gebed de zieke. Overladen met geschenken keerde hij naar Moskou terug.
Toen er later moeilijkheden ontstonden door de zware lasten die volgende Khans aan de Russische vorsten oplegden, wist Alexis voor kerk en stad verlichting te krijgen. Diep betreurd door het gehele volk is hij gestorven in 1378.
De heilige Juliaan de arme was een jonge edelman die tijdens een van de vele schermutselingen die zijn land teisterden, bij ongeluk zijn eigen ouders had gedood. Om deze onvrijwillige misdaad uit te boeten, liet hij al zijn bezittingen in de steek, en samen met zijn vrouw, die niet van hem scheiden wilde, vestigde hij zich bij een gevaarlijke rivier, waar hij de reizigers overzette en een opvangcentrum inrichtte voor arme zwervers.
Na vele jaren dit harde bestaan te hebben geleid, brachten zij een oude man binnen, die bijna stierf van de kou. Nadat zij hem weer hadden bijgebracht, vertelde hij hun dat Jezus Christus hun boete had aanvaard, en voor hun ogen straalde hij plotseling in heerlijkheid en verdween. Niet lang daarna stierven Juliaan en zijn vrouw en gaven hun ziel terug aan God.
De heilige Juliaan genoot eeuwenlang een grote populariteit. Hij was patroon van de veerlieden, de herbergiers, het circusvolk en van nog vele andere beroepen, en ook veel kerken, ziekenhuizen en liefdadige instellingen dragen zijn naam. Helaas is de naam van zijn vrouw niet overgeleverd, hoewel zij toch een heel belangrijk aandeel in zijn werk en leven heeft gehad.
De heilige Meletios, aartsbisschop van Antiochië, stamde uit een van de voornaamste families van Melitene, de hoofdstad van Klein-Armenië. Vanaf zijn jonge jaren was hij geneigd tot gebed en hij had een echt studiehoofd. Zijn oprechte hartelijkheid en vredelievendheid, zijn begrip voor het standpunt van anderen, wonnen waardering bij arianen zowel als orthodoxen. Daarom werd hij gekozen tot bisschop van Sebaste‚ maar dit kon de merendeels ariaanse bevolking toch niet verkroppen, zodat hij te maken kreeg met hardnekkige tegenwerking. Hij deed daarom afstand en trok zich terug in de eenzaamheid.
Na allerlei twisten werd Meletios tot aartsbisschop gekozen van Antiochië, maar toen hij te zeer de orthodoxe leer verkondigde over de godheid van Christus, werd hij reeds na een maand in ballingschap gezonden. Bij het begin van de regering van keizer Juliaan kon hij naar zijn zetel terugkeren, maar toen deze het heidendom weer wilde invoeren, verzette Meletios zich daartegen met zoveel overtuiging, dat hij al spoedig opnieuw in ballingschap moest gaan.
In de verwarde tijden die volgden, werd hij herhaalde malen op zijn troon hersteld en in ballingschap gezonden, terwijl intussen een nieuwe bisschop, Paulinos‚ werd benoemd. De beroemde heilige kerkvaders uit die tijd, Basilios, Johannes Chrysostomos, Gregorios van Nazianze en Gregorios van Nyssa, schaarden zich achter Meletios, maar deze toonde zijn vreedzame gezindheid door aan te bieden de zetel te delen met Paulinos. Er moesten nog grote moeilijkheden overwonnen worden, maar tenslotte werd dit aanbod aanvaard. Hij werd voorzitter van het concilie van Antiochië in 379, waar de dwalingen van Apollinaris werden veroordeeld, zonder diens naam te noemen.
Toen hij in 381 voorzitter was van het tweede oecumenische concilie van Constantinopel, overleed hij, door iedereen diep betreurd.
De heilige Maria van Bythinië in Klein-Azië had zich na de dood van haar moeder de haren afgeknipt om haar vader, de heilige Eugenios, te vergezellen, die in Alexandrië in het klooster wilde treden. Zij noemde zichzelf Marinos en werd als jongen in het klooster opgenomen, en zo bleef Marinos ook na de dood van Eugenios in het klooster. Zij leefde daar in grote gehoorzaamheid met hard werken, veel nachtwaken en voortdurend gebed. Het klooster had een bezitting op twee dagreizen afstand, waar op geregelde tijden toezicht moest worden gehouden. De uitgezonden monniken moesten dan overnachten in een herberg. Ook Maria moest, toen zij uitgezonden werd, daar verblijven. De dochter van de waard, die zich met een soldaat had ingelaten en daar de gevolgen van ondervond, wilde haar toekomstig kind liever aan een goed mens toevertrouwen dan aan een soldaat, en beschuldigde daarom Marinos, die er immers nog zo jong en onervaren uitzag, ervan haar te hebben verleid.
In haar deemoed wilde zij de beschuldiging niet ontkennen. Zij werd uit het klooster verbannen en moest de zorg voor het eventuele kind op zich nemen, waarvan ze de vader zou zijn. Zij liet zich niet wegjagen maar bleef dag en nacht buiten de poort in hitte en koude. En aan wie haar vroegen waarom ‘hij’ daar zat, antwoordde ze: ‘ik heb gezondigd en daarom ben ik weggejaagd’.
Na drie jaar kregen de monniken medelijden en Marinos mocht weer in het klooster wonen. Omdat hij geen baard kreeg, meenden de monniken dat hij zich uit straf tot eunuch had laten maken. Hem werd de laagste plaats toegewezen en hij werd belast met het zwaarste werk. Het jongetje bleef bij hem, werd de lieveling van het klooster, en groeide op heel natuurlijke wijze op tot monnik. Het noemde haar ‘vader’ en nooit vertelde zij iemand haar geheim. Pas bij haar dood in 508 kwam de waarheid aan het licht. Ontzet smeekten de monniken God om vergeving voor wat zij haar hadden aangedaan, en met veel eer begroeven zij het ongerepte lichaam van de maagd.
De heilige Antonios van Constantinopel toonde reeds in zijn jonge jaren een ongelooflijke vastheid van karakter. Zijn moeder stierf toen hij twaalf jaar oud was, en hij ging zich als monnik aanmelden bij een streng klooster, waar hij in ascese wedijverde met de gehardste monniken. Het is geen wonder dat hij daar later als abt van het Studion-klooster gekozen werd, en hij mocht toen zijn eigen vader als monnik opnemen. Tenslotte werd hij gekozen tot patriarch van Constantinopel in 893. Door de goede verstandhouding die hij wist op te bouwen met de keizer, Leo de Wijze, bracht hij weer de vertrouwvolle relatie tussen kerk en keizerrijk tot stand, die het kenmerk was geweest van de eerste eeuwen van het christelijke keizerrijk, maar die door het optreden van de iconoclasten zeer geleden had. In de korte tijd van zijn bestuur, twee jaar, heeft hij op deze wijze nog veel tot stand gebracht voordat hij stierf, ruim zeventig jaar oud, in 895.
De heilige Eulalia van Spanje groeide op bij Barcelona, op het landgoed van haar ouders. Toen zij veertien jaar oud was, brak opnieuw de vervolging uit, en vol geestdrift hoorde zij het verslag over het moedige gedrag der christenen die gevangen genomen en gefolterd waren. Zonder zich te bedenken ging zij heimelijk op weg naar de stad, waar zij doordrong tot Dacianus, die in opdracht van de keizer de vervolging leidde, en ze verweet hem zijn niets ontziende wreedheid. Deze stond verbluft en vroeg natuurlijk wie zij wel was en hoe zij het in haar hoofd haalde op zulk een toon tegen de vertegenwoordiger van de keizer te spreken. En hij bedreigde haar dat hij alle macht had om ook haar onder handen te nemen.
Toen zei het meisje dat zij er trots op was zelf een christin te zijn, een slavin van Jezus, de Koning boven alle koningen en keizers, de enige, waarachtige God. En terwijl aardse macht eindigt met de dood, zal de macht van haar Heer Christus nooit een einde nemen, want Zijn macht is eeuwig omdat Hijzelf eeuwig is.
Woedend over deze brutaliteit liet Dacianus haar de scherpste folteringen ondergaan en de zwaarste verminkingen toebrengen. Maar met bovenmenselijke kracht daagde zij haar beulen uit: ‘Sla en brand en snijd en steek maar, die pijn dringt niet dieper door dan het lichaam, het is geen kunst om die aardse ledematen te vernietigen, maar mijn geest kunnen jullie niet bereiken. lk lijd voor Jezus, Jezus schenkt mij kracht en ik blijf Hem trouw.’ Tenslotte stierf zij aan een kruis, in 304. Zij is de beroemdste martelares van Spanje.
De heilige Gertruda, abdis van Nijvel, werd in 626 geboren als dochter van Pepijn van Landen, de hofmeier van koning Dagobert. Na de dood van haar vader, in 646, stichtte haar moeder, op raad van de heilige bisschop Amandus, in Nijvel een dubbelklooster: een voor mannen en een voor vrouwen, maar onder gezamenlijk bestuur. Hoewel haar dochter pas 20 jaar oud was, stelde ze haar aan als abdis en werd zelf moniale onder haar gehoorzaamheid. Gertruda was een krachtige persoonlijkheid, die volstrekte trouw eiste aan de kloostertucht, maar ze had een medelijdende goedheid voor de zwakken en jongeren.
Zij bouwde het klooster uit dat een grote faam genoot om het strikte monastieke leven dat er geleid werd en de warme gastvrijheid waarmee vreemdelingen en pelgrims werden ontvangen. Zij nodigde ook Ierse monniken uit, die een roep van grote heiligheid genoten, en deed hen een klooster en een ziekenhuis bouwen op door haar geschonken land.
In 652 stierf haar moeder, en Gertruda, wier gezondheid verzwakt was door het harde leven dat zij leidde, voelde zich niet meer in staat om zonder die steun aan het hoofd van de beide grote communauteiten te staan. Zij trad af, liet de zorg voor de uitwendige zaken over aan de monniken en stelde haar nicht aan tot geestelijke moeder. Zelf wijdde zij zich geheel aan de studie van de Heilige Schrift en aan het gebed. Tenslotte werd zij ziek en steeds zwakker. De laatste nacht van haar leven riep ze haar zusters bijeen om samen met haar te bidden, en in de ochtend van de tweede vastenzondag stierf zij gedurende de viering van de heilige Eucharistie, 17 maart 659.
De heilige Chrestos de tuinier was een Serviër uit Albanië, die in Constantinopel groente en fruit verkocht. Na een woordentwist met een Turk over de prijs van de appels, werd hij door deze ervan beschuldigd de islam te willen aannemen, en toen hij zijn moslim-plichten niet vervulde werd hij aangeklaagd voor het gerecht. Daar beleed hij zijn geloof in Christus en werd toen onthoofd, in 1748.
Ook nog op deze dag de heilige martelaren: Damianus, soldaat in Noord-Afrika; Modestus en Ammonius van Alexandrië, die als kind ter dood zijn gebracht; Plotinos en Satorninos (Satronilos); Modestus en Julianus te Carthago; en Urbanus, bisschop van Rome vanaf 223 tot zijn marteldood, 230.
Eveneens op deze dag de heilige Ethelwold, bisschop van Lindisfarne, 740; Riochus, monnik te Bretagne, 630; en Gaudentius, bisschop van Verona.
De lwjerskaja: Iberische icoon van de Moeder Gods, was oorspronkelijk in het bezit van een vrome weduwe in de buurt van Nicea. Tijdens de beeldenstorm van Theofilos kwam een opsporingsgroep ook bij haar huiszoeking doen. Zij wist hen echter om te kopen om de icoon nog een dag bij haar aan huis te laten. Haar gedachte was dat ze de gewijde icoon beter aan de natuur kon prijsgeven dan aan bespotting door mensen bloot te stellen. Met haar zoon bracht zij de icoon naar zee, en tot haar vreugde zag zij hoe deze rechtop in de golven bleef drijven, en zich van het land verwijderde.
Om de straf voor deze ontduiking te ontgaan, vluchtte de zoon naar de Athos, waar hij na een ascetisch leven in vrede gestorven is. Tevoren had hij de monniken ingelicht over wat er met de icoon gebeurd was, en dit verhaal bleef bij de oudere monniken in herinnering en werd verder verteld.
Vele jaren later leefde de oudvader Gabriël in het Iberische klooster op de Athos. In een droom verscheen hem de alheilige Moeder Gods en zij beloofde dat zij haar icoon aan het klooster wilde schenken, en dat zij deze uit het water moesten halen. Toen de monniken naar de kust gingen, zagen zij inderdaad de icoon rechtop in het water. Zij brachten die vol eerbied naar het klooster, in de altaarruimte. Daar bleek de icoon echter de volgende morgen verdwenen te zijn. Na lang zoeken werd deze teruggevonden op de muur, boven de kloosterpoort. De icoon werd weer naar het altaar gebracht, maar verdween opnieuw naar de poortmuur. Na nog een herhaling begreep men dat de Moeder Gods dit zelf zo wilde, en er werd bij de poort een eigen kerkje gebouwd voor de icoon, die daarom ook Portaïtissa (deurwachtster) heet.
Door de gebeden van deze en al Uw heiligen, Heer Jezus Christus onze God, ontferm U over ons en red ons. Amen.
teksten samengesteld door archimandriet Adriaan – eeuwige gedachtenis !
illustraties door matj. Johanna – eeuwige gedachtenis !
overgenomen met toestemming van het klooster St. Jan de Voorloper in Den Haag.