Heiligen van de dag
- Dit evenement is voorbij.
Heiligen van de dag
6 februari
De heilige Boekolos (Voekolos) is door de Apostel Johannes tot bisschop gewijd van Smyrna, dat onder zijn bestuur uitgroeide tot het grootste centrum van missie-activiteit in de vroege Kerk. Hij heeft talloos velen tot het geloof gebracht en vóór zijn sterven wees hij de heilige Polykarpos aan als zijn opvolger. Hij stierf hoogbejaard in vrede, tegen het jaar 100. Uit zijn graf groeide een boom die aan velen genezing bracht en die nog altijd bekend staat als de Boekolosboom.
De heilige Dorothea, martelares, met Christina, Kallista en Theofilos. Zij leefden in Caesarea van Kappadocië. Tijdens de vervolging van Diokletiaan werd Dorothea, de dochter van de senator Doros, als christin gevangen genomen. De prefect wilde haar sparen vanwege haar vader en beproefde op allerlei wijzen haar over te halen Christus te verloochenen. Toen hij daarin niet slaagde, stuurde hij twee zusters, Christina en Kallista, die ook christen waren geweest maar uit angst voor de pijnigingen afgevallen waren, bij haar in de gevangenis. Omdat deze vrouwen hun handelwijze wilden rechtvaardigen zouden zij zeker alles in het werk stellen om Dorothea in hun afvalligheid te laten delen. Maar het kwam geheel anders uit: Dorothea bracht hun de ernst van hun misstap onder ogen en liet hun zien Wie het was Die zij verloochend hadden. Toen kregen Christina en Kallista berouw, zij vatten moed en beleden openlijk dat zij tot het geloof waren teruggekeerd. De woedende prefect liet hen aaneenbinden en in brandende pek onderdompelen, maar zelfs toen baden zij nog voor hun beulen. Dorothea werd aan nog meer martelingen onderworpen en tenslotte ter dood veroordeeld.
Toen zij haar vonnis vernam‚ jubelde Dorothea het uit en riep: ‘Ik dank U, Christus, Die zozeer onze zielen bemint, dat Gij mij tot U geroepen hebt in Uw paradijs en aan Uw heilig hof’. De geleerde Theofilos barstte in lachten uit om haar naïviteit en riep spottend: ‘Hé‚ bruid van Christus, stuur eens wat appels en bloemen uit dat paradijs van je Bruidegom!’ Dorothea beloofde dat ze het zou doen, en toen ze naar de strafplaats gebracht werd, midden in de strenge winter, verscheen plotseling een stralende jongeling aan Theofilos en bracht hem drie wondermooie appelen en drie rode rozen, met de woorden: ‘Hier is waar u om hebt gevraagd’.
Theofilos schrok ontzettend en was diep onder de indruk. Hij bekeerde zich en deelde toen in haar lot. Dit alles speelde zich af tegen het einde van de derde eeuw.
De heilige Dorothea van Kasjin‚ 1549-1629. Na een kalme jeugd leefde zij vanaf haar twaalfde jaar in een tijd van opstand, anarchie, hongersnood, pest en vijandelijke invallen onder het bestuur van lwan de Verschrikkelijke. Met haar man leefde zij in Kasjin, ten noorden van Moskou, en zij hadden een zoon, Michaël. De stad werd verwoest door de Polen toen zij ruim vijftig jaar oud was, en haar man was onder de gevallenen op het slagveld.
Zij besloot toen in het klooster te treden, maar dit was verwoest, samen met de stad. Met grote inspanning bouwde zij voor zichzelf een cel, midden in de puinhopen, en begon daar haar ascetisch leven van gebed en vasten en waken. Onder de as vond zij een grote icoon van de Moeder Gods van Korsoen, die later beroemd werd als wonderdadige icoon, en ze bewaarde deze in haar cel om ervoor te bidden.
Tegelijk was zij een grote steun voor de zwaarbeproefde bewoners uit de omtrek. Zij leefde mee met hun ellende, had voor iedereen een hartelijk woord, hielp waar zij maar kon en had soms ook geld om weg te geven. Wat er nog over was van haar bezittingen besteedde zij voor het herstel van het klooster en voor hulp aan de behoeftigen. Zelf leefde zij in grote armoede en had vaak gebrek aan het meest noodzakelijke. Maar door de hulp van Gods voorzienigheid kwam zij steeds weer die moeilijkheden te boven.
Langzamerhand kwam het leven in het klooster terug. De gevluchte zusters kwamen weer thuis nu het ergste gevaar geweken was. De roep die van Dorothea begon uit te gaan trok zelfs nieuwe zusters aan. De anderen wilden haar tot hegoemena kiezen, maar dat weigerde zij: ze wilde een gewone non blijven, maar zij was tevens een levend voorbeeld van werklust, geduld, zelfopoffering en brandende, vertrouwvolle liefde tot God.
In 1615 ontving zij het grote of engelenschima‚ waarop zij haar ascese en gebeden nog vermeerderde. En nadat zij zo twintig jaar in de moeilijkste tijd van het klooster had geleefd, is zij vredig ontslapen in de Heer.
De heilige Amandus, bisschop van Maastricht. Hij was geboren omstreeks 585 in Aquitanië, in de buurt van Nantes. Hij ontvluchtte het weelderig huis van zijn ouders en werd kluizenaar op het eiland Yen. Daar werd hij toch ontdekt door zijn vader, maar deze kon hem niet overhalen weer in de gewone omgeving terug te keren.
Amandus ging op pelgrimstocht naar het graf van de heilige Martinus van Tours. Vervolgens leefde hij vijftien jaar als kluizenaar in de nabijheid van de kathedraal van Bourges onder voortdurend gebed en in strenge ascese. Na terugkeer van een pelgrimstocht naar Rome werd hij in 628 bisschop gewijd met missie-opdracht en zonder vaste standplaats. Hij werkte in Vlaanderen, maar toen hij koning Dagobert om zijn losbandig leven en om de gewelddadige steun die hij wilde geven aan het missiewerk, openlijk had vermaand, werd hij verbannen naar de Slavische stammen in het Donau-gebied.
Na enkele jaren werd hij teruggeroepen en werkte weer in de Vlaamse gewesten. In de jaren na 633 bouwde hij de grote kerken van Gent met twee kloosters, en ook een in Einon, in de buurt van Turnhout, op de plaats die nu zijn naam draagt. In 649 werd hij gekozen tot bisschop van Maastricht, maar door een vaste standplaats voelde hij zich te zeer gebonden en na drie jaar vertrok hij weer om onafhankelijk te werken. In Nederland heeft hij verder niet veel invloed gehad omdat het land boven de rivieren nog geheel onafhankelijk was, en omdat hij ook het Fries niet verstond. Zijn werkterrein was Noord-Frankrijk, daar is hij ook gestorven (675) in de ouderdom van 90 jaar. Onder de kloosters die onder hem tot stand kwamen is vooral dat van Mont-Blandin bekend; het is niet zeker of hij ook het klooster van Sint-Bavo in Gent heeft gesticht.
De heilige Julianos van Emesa was arts. Toen hij de bisschop Silvanos begroette toen deze naar de strafplaats werd geleid, werd hij ook als christen herkend en gevangen genomen. Na allerlei martelingen werd hij in een rotsspleet vastgeklemd totdat hij stierf, in 312, tijdens de vervolging onder Numerianus.
De heilige Photios de Grote, de apostelgelijke en patriarch van Constantinopel, 810-892. Hij stamde uit een adellijke familie, verwant met de keizerin en belijders in de iconenstrijd. De jonge Photios was hoogbegaafd, aan het hof bracht hij het al spoedig tot raadslid en hij werd opgenomen in de lijfwacht van de keizer. Als briljant geleerde werd hij hoogleraar aan de academie, hij beheerste de vakken theologie, geschiedenis, filosofie, wiskunde en geneeskunde; een van zijn collega’s was de uiterst deskundige Constantijn uit Thessalonika‚ later de heilige Kyrillos, de apostel van de Slaven.
Photios kreeg naam door verschillende geschriften van zijn hand, ook over kerkelijke zaken. De iconenstrijd was wel beëindigd door het 7e oecumenisch concilie, maar er was nog veel onrust en wanorde in de kerk. Zozeer liepen de meningen uiteen en zo heftig was de partijvorming dat er een kerkscheuring dreigde. Patriarch Ignatios (de zoon van de vorige keizer) bleek niet opgewassen tegen deze moeilijkheden en in 857 werd hij van zijn taak ontheven, ofschoon op niet geheel gerechtigde wijze. Korte tijd later werd de jonge Photios tot patriarch gekozen, en binnen één week kreeg hij alle wijdingen: lezer, hypodiaken‚ diaken, priester, bisschop (patriarch), tegen zijn zin, maar onder sterke pressie van keizer Michaël, keizerin Theodora en hun minister Bardas.
In veel opzichten was het een zeer gelukkige keuze. Photios nam met energie de wederopbouw ter hand van de kerken en kloosters die tijdens de iconenstrijd in verval waren geraakt. Ook ijverde hij zeer voor de verbreiding van het christendom, vooral onder de Slavische volkeren. Er waren ook nog veel geschillen met de kerk van het Westen over het verplichte celibaat van de priesters, de invoering van het Filioque in de geloofsbelijdenis, verschillen in de vastentraditie, de myronzalving alleen door de bisschop of ook door de priester, en natuurlijk de kwestie over het gezag van de paus, de patriarch van Rome. Photios verdedigde met kracht van argumenten de orthodoxe traditie in woord en geschrift, maar er bleef nog veel tegenwerking bestaan van de kant van de westers-gezinden, die buitenlandse hulp zochten tegen de opdringende Arabieren.
Tegelijk was er ook het ondermijnend protest van de aanhangers van de afgezette Ignatios. in 861 werd er daarom een synode bijeengeroepen om klaarheid te brengen in de verhoudingen. De wijding van Photios, waarop zich de aanvallen richtten, werd geldig verklaard. Ignatios werd veroordeeld om de onrust die door zijn aanhangers werd gestookt. Hier tegenin riep paus Nikolaas twee jaar later een synode bijeen die patriarch Photios veroordeelde en ook de besluiten die op de vorige synode genomen waren. Bovendien werd in de nieuw gestichte Slavische Kerk (in Bulgarije) het Filioque met nog andere westerse gebruiken ingevoerd. Hierdoor werden de verhoudingen tussen Oost en West steeds slechter. In 867 veroordeelde Photios paus Nikolaas en de westerse gebruiken.
Daarna ontstaan er binnenlandse moeilijkheden. Er was een dubbel keizerschap, maar Basilios de Macedoniër liet zijn mede-keizer Michaël II vermoorden om alleenheerser te kunnen zijn. Het volk aanvaardde Basilios om zijn politieke kwaliteiten en Photios stemt erin toe hem te kronen, maar weigert hem de communie omdat hij een moordenaar is. Basilios laat nu Photios gevangen zetten en verheft Ignatios weer op de patriarchale troon. Tevens spant hij zich in om het geschil met Rome uit de wereld te helpen. In 869 laat hij een nieuwe synode houden tegen Photios; Photios werd voorgeleid, maar omdat er uitsluitend tegenstanders aanwezig waren weigerde hij zich te verdedigen en hij kwam onder het anathema. Drie jaar leeft hij nu in zware gevangenschap, zonder contact met vrienden of familie, zonder medische verzorging tijdens ziekte.
Dan komt keizer Basilios tot inkeer: hij laat Photios niet slechts vrij, maar stelt hem ook aan tot leraar van zijn zonen. Photios verzoent zich met de oud geworden Ignatios en helpt hem in moeilijke kerkelijke beslissingen, vooral nu de paus van Rome doorgaat met de Slavische missie voor zich op te eisen. in 878 sterft Ignatios en reeds drie dagen later wordt Photios met algemene stemmen opnieuw tot patriarch gekozen. Men snakt naar vrede in de kerk en er wordt in Constantinopel weer een synode bijeengeroepen waar Rome dringend wordt uitgenodigd de geschillen te komen bijleggen. In 879 zijn er in de Agia Sofia 383 bisschoppen bijeen uit de gehele Kerk van Oost en West. Het vorige concilie werd veroordeeld, Photios werd door allen als geldig patriarch erkend. De Slavische missie in Bulgarije werd aan de keizer toegewezen omdat dit land politiek bij Constantinopel behoort. Ook de toevoegingen aan de geloofsbelijdenis werden verboden en de andere westerse gebruiken die daarmee samenhingen. De gezanten van Rome erkenden het gerecht zijn van deze beslissingen, maar de pausen van Rome bleven zich achteraf verzetten en bleven Photios veroordelen.
In 886 stierf keizer Basilios en hij werd opgevolgd door Leo de Wijze. Hij was echter niet zo wijs dat hij het kon verdragen dat Photios hem berispte wegens bepaalde misdragingen. Opnieuw werd Photios van zijn zetel verdreven en onveroordeeld opgesloten in het klooster van de Armenen, waar hij nog vijf jaar, tot aan zijn dood in 891, veel te lijden had, na een leven van strijd en vervolging omwille van de waarheid. Een aantal strijdschriften van hem zijn bewaard gebleven en wetenschappelijke werken, onder andere de ‘Bibliotheka’‚ een bloemlezing uit 224 schrijvers met uittreksels en commentaren.
De heilige Fausta, maagd-martelares, met Evilasios en Maximos, die door haar tot het geloof waren gekomen. Fausta was afkomstig uit de plaats Kyzikos in de tijd van Maximiaan. Na de dood van haar ouders erfde zij al hun rijke bezittingen, maar zij bleef ascetisch leven en weigerde het huwelijk. Daarom werd Evilasios, een oude afgodspriester, die als een ware christenhater bekend stond op haar afgestuurd met het bevel haar tot een normale levenswijze over te halen of haar anders in zee te verdrinken. Toen zijn overredingskracht niets uithaalde liet hij Fausta heftig pijnigen om haar tot de afgodendienst te brengen, maar zij bleef volhardend te midden van alle mishandelingen en er gebeurden zelfs wonderbare genezingen. Bij Evilasios brak toen het inzicht door dat alleen het getuigenis voor de waarheid zulk een kracht kon verlenen. Volkomen overtuigd sloot hij zich bij Christus aan en schaarde zich aan de zijde van de dertienjarige Fausta, in het eerste begin van de vierde eeuw.
De prefect Maximos liet toen beiden de marteldood ondergaan door het vuur maar toen hij zag hoe ze te midden van de gloed God bleven loven werd hij innerlijk gegrepen door zulk een levende overtuiging. Hij voegde zich bij hen, biddend dat God zijn bekering zou willen aanvaarden. Zo gaven zij onder gebed hun geest terug aan de Heer, rond 310.
De heilige Barsanufios en Johannes van Gaza. Barsanufios was een Egyptenaar die in zijn jeugd ook Grieks had geleerd. Reeds jong wilde hij monnik worden. Hij werd leerling van een vader Markellos in de buurt van Gaza in Palestina. Na diens dood vond hij niet ver daar vandaan onderdak in het klooster van abba Seridos. Hij betrok een cel buiten het eigenlijke klooster, waar hij als ingeslotene leefde. Hij sprak met niemand dan alleen met abba Seridos, die hem twee- of driemaal in de week de heilige Mysteriën en wat brood bracht, en die zijn correspondentie verzorgde. Want hij onderhield een uitgebreide briefwisseling met geestelijke kinderen die hij alleen van geschrift kende, en die zich vaak geheel aan hem toevertrouwden. Want door voortdurend gebed had hij zijn hartstochten zozeer overwonnen dat de demonen hem niet meer durfden te benaderen en zijn hart een woonplaats was geworden voor de Heilige Geest. Hij werd de grote Oudvader genoemd om zijn grote kennis van het menselijk hart en de werkzame raad die hij gaf.
Zijn eenzaamheid voerde hij zo strikt door dat hij zelfs bij ernstige ziekte geen verzorging wilde ontvangen. Ook mengde hij zich niet in geschillen tussen monniken en kloosters of in de dogmatische twisten van die tijd. Heel zijn aandacht was gericht op het persoonlijke verkeer met God in gebed en lofzang en op het geestelijk leven van zijn kinderen, die hij bijstond met zijn innige gebeden. Door de consequente strijd tegen zijn eigen welbehagen had hij de gave van onderscheid verworven, en door zijn standvastigheid in ziekte en zwakte de gave om ziekten van anderen te genezen.
Johannes was een soort hemelse tweelingbroer van Barsanufios. Hij had over Barsanufios horen spreken, zocht hem op en bleef bij hem. Deze stond aan Johannes zijn eigen cel af en ging in een andere cel wonen, wat verder op. Hij leidde een soortgelijk ascetisch leven als Barsanufios, ontving ook alleen abba Seridos en nam deel aan de geestelijke briefwisseling. Zij dicteerden hun brieven aan abba Seridos, die er ook kopie van bijhield. Zo bleef de geestelijke briefwisseling als een kostbare schat in het klooster bewaard.
De gezondheid van Johannes was heel zwak, zodat hij de verzorging moest aanvaarden van de ziekenverzorger van het klooster, de heilige Dorotheos, een geletterd man. Johannes had ook de gave om in de toekomst te zien en werd daarom ‘de Profeet’ genoemd. Achttien jaar heeft de zieke Johannes gewoond in de cel van Barsanufios, altijd met een kalme geest, slechts diep ontroerd wanneer hij de heilige Gaven ontving. Zijn dood greep Barsanufios zo aan dat deze zich nu geheel en al in zichzelf terugtrok en ook op de brieven geen antwoord meer gaf.
Vijftig jaar heeft Barsanufios zo als kluizenaar geleefd; slechts éénmaal is hij op dringend verzoek van de patriarch van Jeruzalem naar de keizer gegaan. Hij wist deze af te brengen van diens plan om de orthodoxen te vervolgen die geen deel wilden hebben aan de ketterij welke verkondigde dat Christus in Zijn aardse lichaam onsterfelijk was geweest, waardoor de Verlossing haar diepte zou missen. Hij is in hoge ouderdom gestorven, tegen het einde van de vierde eeuw.
De heilige Johannes, monnik, woonde als asceet in de Thebaïde‚ op een hoge berg in de omgeving van Lyko. Toen hij veertig jaar oud was, bouwde hij daar een cel en bleef er veertig jaar wonen zonder ooit zijn cel te verlaten en zonder dat ooit iemand anders de cel betrad. Hij ontving zijn weinige voedsel door een klein luikje, en daardoor sprak hij ook soms met een bezoeker, aan wie hij in enkele woorden wijze en krachtige raad gaf. Hij had van God de gave van onderscheiding verkregen en soms voorspelde hij ook de toekomst. Op zijn gebed geschiedden wonderbare verhoringen en velen vonden genezing naar ziel en lichaam.
Toen hij zijn einde voelde naderen verzocht hij om drie dagen van bezoek verschoond te blijven. Daarna vond men hem overleden, geknield, zoals hij in gebed was ontslapen. Hij was toen ongeveer negentig jaar oud en had bijna de gehele vierde eeuw geleefd.
De heilige bisschoppen Mel (Mael), Melchu, Mun (Munis) en Rioch waren vier broers, neven van de heilige Patrick, en zijn medewerkers bij de bekering van Ierland.
Mel was bisschop van Ardagh en leefde met zijn oude tante in een armoedig huisje. Ze verdeelden samen het altijd-durende gebed: zij bleef ‘s avonds bidden tot middernacht, dan wekte ze Mel en deze zette dan het gebed voort tot zonsopgang, terwijl zij ging slapen. Hij stierf in 488.
Melchu hielp Mel bij zijn missiewerk en leefde in het klooster dat deze in Ardagh had gesticht. Ook hij werd door de heilige Patrick bisschop gewijd.
Mun was reisgezel van zijn oom, werd door hem gewijd en stichtte toen de kerk van Forgney in 486.
Rioch, die eveneens aan deze Evangelieprediking had deelgenomen, trok zich na de dood van zijn oom terug op het eiland Inisbofinde en eindigde zijn leven als contemplatieve monnik in het klooster dat hij daar had opgericht.
De heilige Vaast, bisschop van Atrecht, afkomstig uit West-Frankrijk, leefde teruggetrokken als kluizenaar in de nog niet ontgonnen omgeving van Toul. De heiligheid van zijn leven bleef echter niet verborgen, er werd steeds meer over hem gesproken, en de bisschop wijdde hem priester. Toen Clovis I, na zijn overwinning op de Duitsers, christen wilde worden, vroeg hij om een heilige priester die hem moest voorbereiden. Vaast werd daartoe aangewezen. Terwijl ze samen op de brug over de Aisne liepen, riep een blinde bedelaar die daar zijn standplaats had, hem luidkeels achterna om hem het gezicht terug te geven. Vaast, die nog nooit zoiets had meegemaakt, voelde zich innerlijk gedrongen de ogen van de blinde te zegenen, en op hetzelfde ogenblik kon deze weer zien.
Dit stralende wonder had natuurlijk een grote invloed op koning Clovis en ook vele andere edelen kwamen onder de indruk hiervan tot het christendom. De heilige Remigius, die ervan hoorde, wijdde Vaast tot bisschop van Arras, om missiewerk te doen in een streek waar in de loop van de tijd, en onder de zware druk die op het leven gelegd was door de voortdurende volksverhuizingen en de invallen van vreemde stammen, het geloof vrijwel verdwenen was. Bij zijn intrede in Atrecht, in 499, gebeurden opnieuw verschillende opzienbarende genezingen.
In de stad waren alle sporen van het christendom verdwenen, alleen op het platteland bevond zich nog hier en daar de ruïne van een kerk, waar nog enkele oude boeren bijeenkwamen. Het was een harde strijd die Vaast te voeren had tegen verwilderde zeden en overheersend bijgeloof, maar hij werkte zo geduldig en volhardend dat bij zijn dood, in 539, het diocees een middelpunt was geworden van bloeiend geloof.
Ook nog op deze dag de heilige martelaren: Faustos, Basilios en Silvanos, die in Constantinopel door het zwaard stierven; ook Saturninus, Theophilus en Revocata; Silvanos, gedurende veertig jaar bisschop van Emesa; en Antholianus in Clermont (Frankrijk).
Eveneens op deze dag de heilige Adrianos van Uglitz, een leerling van de heilige Païssios.
Door de gebeden van deze en al Uw heiligen, Heer Jezus Christus onze God, ontferm U over ons en red ons. Amen.
teksten samengesteld door archimandriet Adriaan – eeuwige gedachtenis !
illustraties door matj. Johanna – eeuwige gedachtenis !
overgenomen met toestemming van het klooster St. Jan de Voorloper in Den Haag.