Heiligen van de dag
- Dit evenement is voorbij.
Heiligen van de dag
3 februari
De heilige Adrianos en Eubulos waren afkomstig uit Banea in Manganesia en zij waren op weg naar vrienden in Caesarea in Palestina. Toen hun door de grenswacht aan de stadspoort werd gevraagd het beeld van de keizer te vereren, beleden zij christen te zijn. Daarom werden zij gevangen genomen en voor het gerecht gebracht. Na herhaalde martelingen werden zij voor de leeuwen geworpen die Eubulos verscheurden. Daar de leeuwen Adrianos niet aanraakten, werd deze onthoofd, eind 308.
De heilige Ansgar (Oskar) werd geboren in de omgeving van Amiens in 801. Toen hij vijf jaar oud was, verloor hij zijn moeder, en zijn vader bracht hem toen naar de benedictijnerabdij in Corvey (Noord-Frankrijk). Hij was een levenslustige vrolijke jongen, populair onder zijn kameraden, maar gevoelig en voor indrukken vatbaar. Het was de tijd van keizer Karel de Grote, die niet alleen een groot staatsman was, maar ook een vurig christen. Hij onderhield nauwe betrekkingen met de monniken in zijn rijk, de Regel van de heilige Benedictus diende zelfs als een soort grondwet, en zo bezocht hij ook vaak de verschillende kloosters om het officie mee te bidden en de raad van verstandige abten te horen. Bij zijn bezoeken aan Corvey was de kleine Ansgar diep onder de indruk gekomen en hij had een heldenverering voor hem opgevat. Toen Ansgar dertien jaar oud was, stierf de keizer en de jongen was er volkomen ondersteboven van toen hij meemaakte hoe de machtigste man van zijn wereld ook niet meer was dan een sterveling. Er ontwaakte in hem een diepe ernst; hij legde zich nu met heel zijn wezen toe op het monniksleven, het zingen van het officie, het nachtelijk gebed en de zelfverloochening. Toen het klooster zeven jaar later een dochterklooster stichtte in Noord-Duitsland, aan de Weser, behoorde Ansgar tot de stichtersgroep. Hij gaf les op de kloosterschool en ontving de priesterwijding. Toen koning Harald van Denemarken, die met zijn gezin christen was geworden en in de bisschopskerk van Mainz plechtig was gedoopt, aan keizer Lodewijk de Vrome om een missionaris vroeg, werd Ansgar daarvoor aangewezen. Hij trok dus in 826 naar Denemarken, maar het volk was nog niet rijp voor de prediking van het christendom. Ansgar en ook de koning werden verjaagd en moesten naar het Duitse rijk terugkeren. Weer enkele jaren later, in 829, vroegen de Zweden om een missionaris, maar ook hier moest men voorlopig van een mislukking spreken. Het schip waarmee Ansgar en een medebroeder noordwaarts reisden, viel in handen van zeerovers, zodat zij volkomen uitgeplunderd en zonder boeken in Zweden aankwamen. Ook al hun inspanning had maar weinig resultaat: na twee jaar was er nog maar een heel kleine christengemeente. In 831 trok Ansgar naar de keizer om verslag uit te brengen. Die bracht toen een plan van zijn vader, Karel de Grote, ten uitvoer, en stichtte in Hamburg een eigen bisdom voor de noordelijke volkeren. In 831 werd Ansgar daar aartsbisschop en pauselijk legaat, verantwoordelijk voor Scandinavië. Hij bouwde een domkerk en een klooster, voorlopig bezet met monniken uit Corvey. In Turholt stichtte hij een seminarie, waar hij begon met vrijgekochte Deense krijgsgevangenen tot missionaris op te leiden. Maar ook daar troffen hem vele tegenslagen. De Noormannen die heel West-Europa teisterden, vielen ook Hamburg binnen, dat zij in 845 geheel verwoestten. Toen het rijk verdeeld werd, viel Turholt toe aan Karel de Kale, zodat Ansgars inkomstenbron voor zijn missiewerk verloren ging. In diepe armoede zwierf Ansgar rond, de honger verjoeg de broeders uit hun klooster. Pas in 864 kon hij weer zijn werk opnemen, nadat Bremen aan zijn bisdom was toegevoegd, maar het duurde niet lang meer. Uitgeput door de ontberingen bood zijn lichaam geen weerstand meer tegen de zware ziekte die hem overviel. Op het Theofaniefeest van 865 wist hij dat hij ging sterven. Hij regelde alles voor het voortbestaan van de missie en stierf op het feest van de Ontmoeting des Heren, diep betreurd door zijn priesters, maar evenzeer door de wezen, weduwen, onmondigen en armen. De goedheid van zijn leven en de warmte van zijn hart bleven lang in gedachtenis, en hoewel hij geen groot zichtbaar resultaat heeft gekend werd hij toch geëerd als apostel van Noord-Duitsland en Scandinavië. Vooral in het bisdom Osnabrück wordt zijn jaargedachtenis plechtig gevierd.
De heilige Simeon, bisschop van Tver, was eerst bisschop van Polotsk, maar toen er geen eind kwam aan de burgeroorlog week hij in 1263 uit naar Tver. Daar werd hij enthousiast opgenomen door vorst en volk en aanvaard als eerste bisschop van die stad. Hij was altijd voor iedereen toegankelijk, milddadig en vol zorg voor de armen en rechtenlozen, maar hij trad streng op tegen wie hun medeburgers verdrukten. Tweemaal werd de stad grotendeels door brand verwoest, en Simeon zette al zijn kracht en organisatietalent in voor de wederopbouw. Zo is hij in vrede gestorven in 1289, na een bestuur van ruim 25 jaar.
De heilige Romanos, vorst van Uglitz, was 23 jaar oud toen hij met zijn vader en broeder moest vluchten voor de invallende Tataren. Drie jaar later kwamen zij uit zijn vader en oudere broeder kwam Romanos op de troon. Hij was een vader voor zijn volk, bevorderde het geestelijk leven, bouwde kerken en moedigde kloosters aan, die hij ook vaak bezocht. Hij is gestorven in 1285.
De heilige Simeon en Anna worden als profeten gevierd op de dag na het hoofdfeest, zoals dat vaak gebeurt met personen die in betrekking stonden tot het heilsfeit dat op de eigenlijke feestdag wordt gevierd. Simeon herkende de toekomstige grootheid van het Kind Dat hij in zijn armen mocht dragen en waaraan hij zulk een ontroerende afscheidsrede wijdde. Ook aan de Moeder verkondigde hij de toekomstige smarten welke zij om dat Kind te verduren zou hebben. Volgens de overlevering was Simeon een van de 72 vertalers van de Septuagint, de beroemde officiële vertaling van de gehele bijbel uit het Hebreeuws in het Grieks, in de laatste eeuw voor Christus. Toen hij bij Jesaja gekomen was aan de profetie over de Emmanuel Die geboren zou worden uit een Maagd, vermoedde hij dat er een fout in de tekst stond en hij wilde die verbeteren door te vertalen: ‘Zie, een vrouw zal ontvangen…’ Maar toen verscheen hem een engel om hem te onderrichten dat het om een werkelijke profetie ging, en dat hij niet zou sterven voordat hij met eigen ogen de Verlosser zou hebben aanschouwd. Vandaar zijn hoge leeftijd toen de profetie in vervulling ging en zijn direct daarop volgend einde.
Over Anna legt het Evangelie getuigenis af dat zij een profetes was, sinds haar jonge jaren weduwe en nu 84 jaar oud, en aan God toegewijd door onophoudelijk gebed, bij dag en bij nacht, terwijl zij in de tempel leefde.
De heilige Hadelinus, abt van Celles in Luik. Hij was geboren in Noord-Frankrijk en verliet alles wat hij in de wereld bezat om monnik te worden in de abdij van Solignac. Met zijn abt, de heilige Remaclus, betrok hij een kluis aan de rivier de Semoy, totdat Remaclus bisschop moest worden van Maastricht. Hadelinus werd priester gewijd, maar wilde toch niet scheiden van het contemplatieve leven. Hij werd kluizenaar in de buurt van Dinant. Anderen die zich uit de wereld wilden terugtrekken, vestigden zich in zijn buurt, en langzamerhand ontstond er een grote abdij, die echter de oorsprong bleef vasthouden in haar naam: Cellen. Hadelinus is daar gestorven tegen 690.
De heilige Azarja, profeet (2 Kron. 15:1), leefde in de tiende eeuw voor Christus. Hij voorzegde aan koning Asa dat deze zelf Gods hulp zou ontvangen om zijn rechtvaardig leven, maar dat er ongeluk zou komen over het joodse volk wegens hun zonden.
De heilige Berlinda was de dochter van de ridder Odelard, die zijn kasteel had te Meerbeke, dichtbij Ninove in Brabant. Na de dood van haar moeder verzorgde zij haar vader, die melaats was. Deze zag eens hoe zij de kroes waaruit hij gedronken had, omspoelde eer zij daar zelf uit dronk. Daarover was hij zo verontwaardigd, dat hij zijn dochter onterfde en al zijn bezittingen overdroeg aan het klooster van de heilige Gertrudis.
Berlinda trok zich toen terug in het klooster van Moorsel, onder boetedoening en gebed. Op een nacht droomde zij hoe de engelen de ziel van haar vader omhoog droegen naar het paradijs. Zij kreeg verlof om op bezoek te gaan naar Meerbeke en kon zo de begrafenis van haar vader regelen.
De bewoners van het kasteel wilden haar toen niet meer naar het klooster laten vertrekken, en zij zette haar ascetische leven voort in het ouderlijk kasteel, totdat zij stierf in 698. Bij haar graf gebeurden vele wonderen en zij wordt nog altijd aangeroepen bij ziekten onder het vee. Dit en het feit dat zij wordt afgebeeld samen met een koe, doet vermoeden dat zij tijdens haar leven een warme belangstelling getoond heeft voor de dieren op de omgevende landerijen.
De heilige Blasios was een rijke veehouder in Caesarea in Cappadocië; hij leefde in de derde eeuw. Om ongehinderd Christus te kunnen verkondigen verdeelde hij zijn grote kudden onder de armen en trok predikend rond. Hij werd daarom gevangen genomen en aan steeds heviger folteringen onderworpen, maar om zijn standvastigheid te midden van die kwellingen en door de wonderen die daarbij gebeurden, kwamen er nog veel meer tot Christus dan door zijn prediking.
De heilige Nikolaas, aartsbisschop en apostel van Japan, waar hij in 1861 voet aan wal had gezet, en waar hij meer dan vijftig jaar zijn grote organisatorische werkkracht mocht ontplooien. Hij was geboren in 1836 als zoon van een diaken in het bisdom Smolensk en werd Iwan gedoopt. Toen hij vijf jaar oud was, stierf zijn moeder en de vader bleef achter met drie jonge kinderen. Hij had maar weinig inkomen, zodat ze in grote armoede leefden.
Iwan kwam op het seminarie, en om zijn helder verstand op het groot-seminarie van Smolensk, vanwaar hij met schitterende cijfers werd doorgestuurd naar de theologische academie van Sint-Petersburg. Ook daar toonde hij zich uiterst begaafd.
In 1859 vroeg de Russische gezant in Japan om een priester voor de kapel van het consulaat, iemand die een voorbeeldig leven zou leiden, zowel met het oog op de Japanners als de andere vreemdelingen die daar leefden, en die aanleg moest hebben voor studie en wetenschappelijk onderzoek. Verschillende gehuwde priesters boden zich aan, maar Iwan had de overtuiging dat zulk soort werk door een monnik gedaan moest worden. Zijn oversten waren het hiermee eens. Iwan deed de geloften, verkreeg de naam Nikolaas, en werd in hetzelfde jaar diaken en priester gewijd.
Na een moeizame reis door heel Siberië, meestal te paard, kwam hij tegen de winter bij de oostkust aan, toen door de ijsgang alle verkeer met Japan was lamgelegd. Maar hij had toen een vruchtbare ontmoeting met de beroemde bisschop Innokentii van Kamsjatka, die hem uitvoerig vertelde over zijn missiewerk op de Koerillen en de Aleoeten. En zo bereikte hij pas na bijna een jaar Japan.
Na zijn eerste teleurstelling over de vijandschap en de minachting waarmee Japanners de vreemde barbaren bejegenden, begon hij vastbesloten aan de studie van het Japans. Veel tijd was er nodig om alleen maar een methode te vinden voor de studie van die ontzettend moeilijke en raadselachtige taal. ‘Zeven jaar lang beulde ik me af en dagelijks bejammerde ik het dat een dag geen honderd uren had, en dat het zelfs dan nog niet mogelijk zou zijn om al die tijd aan de studie te besteden.’ Maar zijn geweldig doorzettingsvermogen won het pleit en vader Nikolaas raakte bekend als een expert wat betreft de Japanse taal en cultuur, zowel in als buiten Japan.
Hij kwam in aanraking met Sawabe, een Shintopriester die schermles kwam geven aan de zoon van de consul. Hij zocht vader Nikolaas op om hem vol haat zijn verachting van de christenen voor de voeten te werpen. Maar deze wist hem zo verstandig te antwoorden dat de ander bedaarde en zelfs interesse begon te krijgen voor een nieuw kennisgebied. Hij kwam steeds terug en zijn belangstelling groeide naarmate zijn kennis toenam, tot diepe vreugde van vader Nikolaas, die voor ogen zag hoe Gods genade werkte in een edelmoedige ziel.
Nadat Sawabe overtuigd was geraakt van de waarheid die Christus is, begon hij daarover ook met anderen te spreken. Hij bracht verschillende intellectuelen bij vader Nikolaas, die geen haast maakte met dopen, en na zeven jaar was er een groepje van 20 mensen die christen wilden worden en catechisatiewerk verrichtten, ofschoon ze zelf nog niet gedoopt waren.
Eind 1869 ging vader Nikolaas daarom naar Moskou terug om het openen van een Japanse missie te regelen. In 1870 kwam de beslissing van de synode. Er werden drie missionarissen gezonden om zendingsstations te openen in Nagasaki, Tokio, Kioto en Hakodate. Archimandriet Nikolaas werd benoemd tot hoofd van de missie.
Bij zijn terugkomst in Japan in 1871 bleek dat het werk intussen vruchtbaar was verder gegaan. Vooral de eerste bekeerling, Paulos Sawabe, was een vurig prediker van het geloof en alleen reeds in Hakodate vond hij vijftig nieuwe bekeerlingen.
Een jaar later begon de vervolging. De aanleiding was het voortdurend luiden van de klok in de Paasweek, volgens Russisch gebruik. Dit maakte vele Japanners nieuwsgierig, zij kwamen naar de kerk om te zien wat er gebeurde en hoorden zo voor het eerst iets over Christus. Het stadsbestuur was hierover verontrust en herinnerde zich de oude wetten waardoor de christengodsdienst verboden werd. Paulos Sawabe werd gevangen gezet, maar ook veel nieuw bekeerden, die vaak nog niet eens gedoopt waren. Maar hun overtuiging was standvastig en niemand viel af van het geloof.
Intussen was de publieke opinie gunstig gezind geraakt, de pers begon te protesteren en in 1873 werden de oude verboden opgeheven. Het christendom mocht vrij gepredikt worden. De gevangenen werden vrijgelaten, gesterkt in hun geloof, dat eerst vooral in hun overtuiging had geheerst, maar nu bezit had genomen van hun hart: lijden voor Christus brengt tot liefde voor Hem.
Er kwam in Hakodate een plaatsvervanger, en archimandriet Nikolaas trok naar Tokio om daar weer van de grond af aan te beginnen. Hij kon hier de opgedane ervaring vruchtbaar maken bij de prediking en binnen enkele jaren bouwde hij een kerk, een catechistenschool en een seminarie. Hij was ervan overtuigd dat de sterkste missionaire werking uitging van het vieren van de goddelijke diensten in het Japans. Daarbij waren grote moeilijkheden te overwinnen, vooral voor het zingen zorgde de taal voor grote obstakels, maar op den duur werden deze overwonnen. Eerst werd de eenstemmige zang ingevoerd, en later ook de vierstemmige koorzang.
Het feit dat vreemdelingen niet mochten reizen in Japan was een stimulans voor het wijden van Japanse priesters. In 1875 werd Paulos Sawabe de eerste wijdeling en drie jaar later werden nog vijf anderen priester gewijd. Intussen was er ook een eigen kerkblad tot stand gekomen en waren er reeds meer dan vierduizend bekeerlingen.
Archimandriet Nikolaas achtte nu de tijd rijp voor een eigen Japanse kerk en hij schreef naar de synode om een bisschop te zenden. Maar de synode dacht daar anders over en riep hem terug om zelf bisschop van de missie te zijn. De wijding vond plaats in 1880. Terug in Japan begon hij nu een kathedraal te bouwen, een van de mooiste bouwwerken van Tokio en de trots van de Japanse christenheid. De bouw duurde acht jaar en werd bekroond door een wet van volledige godsdienstvrijheid in 1889, een van de grote gedenkdagen in de Japanse Kerk. De bisschop kon nu door heel het land reizen, de nieuwe gemeenten bezoeken en de onderlinge band verstevigen.
Daarna begon het geduldwerk van het opnieuw vertalen van de liturgische boeken, omdat de eerste vertalingen noodzakelijkerwijs haastwerk en onvolkomen waren. Daaraan besteedde hij de laatste dertig jaar van zijn leven vier uur per dag. Tegelijk werd de vertaling van het Nieuwe Testament herzien en de in de diensten gebruikte delen van het Oude Testament. Zijn droom van een volledige bijbelvertaling heeft hij niet kunnen verwezenlijken.
Intussen begon hij ouder te worden. Hij had geen Russische priesters meer, geen opvolger, en hij ging steeds dringender hulp vragen uit het moederland. Tekenend is een statistiek die hij in 1896 daarbij voegt: 1. De rooms-katholieken: 1 aartsbisschop, 3 bisschoppen, 93 missionarissen, 25 monniken, 83 nonnen en 52.000 christenen. 2. De protestanten: 680 zendelingen en 38.000 christenen. 3. De orthodoxen: 1 missionaris en 23.000 christenen.
Jarenlang wacht hij vergeefs. Intussen breekt in 1904 de oorlog met Rusland uit. Bisschop Nikolaas besluit bij zijn kudde te blijven. Er ontstonden natuurlijk grote moeilijkheden door de nationale haatgevoelens. Hij werd ervan beschuldigd een Russische spion te zijn, en de Japanse christenen waren verraders van hun land. Er werden in de pers oproepen gedaan om de kathedraal te verwoesten. De nederlaag van de Russen heeft de nadelige gevolgen voor de Japanse Kerk waarschijnlijk beperkt.
De bisschop moedigde de Japanse christenen aan om te bidden voor de overwinning van hun land, maar zelf kon hij nu niet meer deelnemen aan de diensten waarin gebeden werd voor de nederlaag van Rusland. Hij organiseerde nu het hulpwerk voor de Russische krijgsgevangenen, en zorgde ook voor lees- en schrijfles voor de ongeletterde gevangenen. Na de oorlog kwam daarbij de zorg voor de Russische oorlogsgraven.
Eindelijk kwam er nu ook assistentie, en bisschop Nikolaas kon zelf zijn opvolger vormen. In 1911 werd het vijftigjarig jubileum van de missie gevierd. Er waren nu 1 aartsbisschop, 1 bisschop, 35 priesters, 6 diakens, 14 zangleraren en 116 catechisten, met 33.000 gelovigen in 266 parochies. Er waren 94 studenten op het seminarie, en 80 leerlingen aan de twee meisjesscholen. Maar het einde van dit vruchtbare leven was nabij. Aartsbisschop Nikolaas stierf op deze dag in 1912, en in 1970 werd hij plechtig heilig verklaard.
De heilige Stamatios met zijn broeder Johannes en hun medemartelaar Nikolaas. Zij waren kleine kooplui van het eiland Spetsai, die tijdens de opstand van 1822 handel wilden drijven met de vrije Grieken. Door een zware storm kwamen zij met hun beschadigde boot op Chios terecht, waar juist de Turkse Pasja vertoefde. Toen zij aan land gingen om materiaal te kopen voor het herstel van hun scheepje, werden zij door een Griek aan de Turken verraden. Zij werden naar de Pasja gebracht voor het verhoor. De oudere Nikolaas werd direct weggevoerd om onthoofd te worden, maar de jongere mannen wilden de Turken graag tot hun zijde overhalen, en zij werden daarom gevangen gehouden.
De gevangenis was door Turkse soldaten bezet, zodat niemand bij hen kon komen, maar er was een Griekse werkvrouw die ongehinderd binnenkwam. Deze bracht een brief van de broeders over aan de bisschop en ontving ook uit diens handen de heilige communie om deze naar de gevangenen te brengen, met zijn zegen en aansporing tot standvastigheid. Toen vijf dagen van voortdurende overredingen en bedreigingen niets veranderden, werden zij naar de strafplaats gevoerd. Onderweg liet de beul het ontblote zwaard zo dreigend rond hun hoofden dansen dat Johannes bang begon te worden‚ maar Stamatios sprak hem moed in. Zij riepen toen samen luidkeels: ‘Broeders christenen, wij zijn christen en we worden ter dood gebracht omwille van Christus’. En nog eens riepen zij: ‘We zijn christen! christenen! christenen!’ En ze werden onthoofd ter zijde van het slachthuis.
De heilige Werburgh, abdis, was een dochter van koning Wulfhere, koning van Mercië, en kleindochter van de koning van Kent. Twee van haar broers waren als martelaar gestorven, een sprekend getuigenis van de christelijke opvoeding die zij van hun moeder, de heilige Hermenilda, ontvangen hebben. Met haar moeder bad zij reeds als kind de gebedsuren van de kerk en daarboven toonde zij reeds vroeg een neiging tot langdurig persoonlijk gebed.
Haar grote schoonheid en haar aantrekkelijke persoonlijkheid brachten verschillende huwelijksaanzoeken maar zij wilde zich geheel aan God wijden. Hierin werd zij gesteund door haar broers, die eveneens christen waren geworden. Haar vader, die haar wilde uithuwen aan de vorst der West-Saksen, was daarover zo vertoornd, dat hij instemde met een moordaanslag. Toen de twee prinsen werkelijk vermoord waren, kwam de koning tot bezinning en hij begreep wat hij gedaan had. Hij deed boete voor zijn misdaad en nam het geloof aan van hen die hij eerst vervolgd had. En op den duur stond hij ook Werburgh toe haar roeping te volgen en in het klooster te treden en hij was later aanwezig bij haar wijding.
In het klooster bleken haar bijzondere kwaliteiten, en nadat haar vorming voltooid was, werd zij uitgezonden om de orde te herstellen in verschillende kloosters die laks waren geworden. Zelf stichtte zij ook drie kloosters, waar zij beurtelings woonde. ln dat van Trentham is zij ook gestorven, tegen het einde van de zevende eeuw.
Ook nog op deze dag de heilige martelaren: Papias, Diodoros en Claudianos, herders uit Attilea in Pamfylië; tijdens de vervolging van Decius werden zij onthoofd in Pergos, 250; ook Paulos en Simon werden met het zwaard gedood; Celerinus, diaken, werd negentien dagen achtereen gefolterd in Noord-Afrika, tot hij zijn geest teruggaf aan zijn Heer; ook zijn ooms Laurentinus en Ignatius en zijn grootmoeder Celerina hadden daar de marteldood ondergaan; samen met Felix, Symfronius, Hippolytus en vele anderen; en Fortunatus, die zijn lijden in Rome heeft ondergaan in de derde eeuw.
Eveneens op deze dag de heilige Tigides en Remedius, bisschoppen van Gap (Frankrijk); Laurentius, bisschop van Spoleto, afkomstig uit Syrië; Lupicinus en Felix, bisschoppen van Lyon; Claudios, monnik; Evancius, bisschop van Vienne (586); Theodorus, bisschop van Marseille‚ 594; en Anatolius te Salins, eind vierde eeuw.
Door de gebeden van deze en al Uw heiligen, Heer Jezus Christus onze God, ontferm U over ons en red ons. Amen.
teksten samengesteld door archimandriet Adriaan – eeuwige gedachtenis !
illustraties door matj. Johanna – eeuwige gedachtenis !
overgenomen met toestemming van het klooster St. Jan de Voorloper in Den Haag.