Heiligen van de dag

Laden Evenementen

« Alle Evenementen

  • Dit evenement is voorbij.

Heiligen van de dag

7 december

Nieuwe heilige: Heilige Gerásimos Mikragiannanítis (2023)

De heilige Nilos Stolbenski, een leerling van de in 1495 gestorven heilige Sabbas van Pskov‚ werd, na 10 jaar kloosterleven, kluizenaar op een eilandje, Stolbensk‚ waar hij nog 26 jaar leefde tot aan zijn dood in 1553. Hij had zelfs geen kapel gebouwd omdat zijn leven een voortdurend gebed was. Ook in de nacht legde hij zich niet neer, maar dommelde wat, hangend op een paar krukken. Hij was niet welkom bij de nog heidense inwoners van die dunbevolkte streek, die hem probeerden te verdrijven door het woud rondom in brand te steken. Eerst jaren later werden zij er trots op dat een heilige in hun midden had geleefd en toen werd op zijn graf het naar hem genoemde klooster gesticht.

De heilige Paulos de Gehoorzame, een naam die hij verwierf tijdens zijn kloostertijd, maar die verder het grootste deel van zijn leven op pelgrimstocht was. Hij verbleef enige tijd op Cyprus en verzamelde daar een aantal leerlingen. Maar na verloop van tijd vertrok hij weer van daar en werd kluizenaar, niet ver van Constantinopel. Daar is hij ook gestorven.

De heilige kerkvader Ambrosius, bisschop van Milaan, 374-391. De ariaanse bisschop, die de zetel sinds 20 jaar bezet had, was gestorven tegen het einde van het jaar 374. Het volk was in de kathedraal bijeen om onder leiding van Ambrosius, de jonge prefect van de stad, een nieuwe bisschop te kiezen. Er dreigde een steeds groter wordende onenigheid tussen de orthodoxen en de arianen, die weinig geneigd waren om afstand te doen van hun machtspositie. Plotseling klonk een kinderstem: “Ambrosius bisschop!” Het sloeg in als een bliksemstraal: deze talentvolle, bekwame bestuurder, alom geacht om zijn bezonken en rechtvaardig oordeel en zijn strikte onomkoopbaarheid: er zou geen betere keuze mogelijk zijn. En na enig onduidelijk rumoer galmde door heel de kerk de kreet: “Ambrosius bisschop”!
En hoezeer deze zich ook verweerde dat hij nog slechts catechumeen was en niet eens gedoopt, dat de canons een Voorbereidingstijd eisen, het werd van geen belang tegenover zulk een duidelijke aanwijzing van de kant van God. Wat Ambrosius ook zei of deed, het volk riep dat het de verantwoordelijkheid voor zijn zonde op zich nam. Ambrosius nam de vlucht maar werd ontdekt en teruggebracht. Tenslotte gaf hij zijn verzet op en vroeg alleen nog maar om niet door een ketter gedoopt te worden.
Hij werd dus gedoopt, doorliep binnen één week alle rangen van het priesterschap, en werd zeven dagen later bisschop gewijd op de 7e december 374, in de ouderdom van 34 jaar. En hij kon van zichzelf zeggen dat hij anderen al moest onderrichten voordat hijzelf was begonnen te leren. Maar tegelijk begon hij met alle energie aan de studie onder leiding van de priester Simplicianus. Hij studeerde vooral filosofie en de Griekse kerkvaders, onder wie vooral Origenes, de grote Bijbelkenner. Hij ontdeed zich van al zijn goederen en bezittingen door ze grotendeels over te doen aan de kerk. Het duurde geen drie jaar of zijn roem als bisschop was over heel het Rijk verbreid. Toen de keizer zich in de strijd moest werpen tegen de oprukkende Gothen‚ vroeg hij Ambrosius om een samenvatting van de orthodoxe theologie om sterker te staan tegenover de argumenten der verschillende ketterijen. Ambrosius schreef toen een verhandeling in twee delen over het geloof, en zond het de keizer toe in 379.
Ook veel jonge vrouwen kwamen naar hem toe en vroegen zijn geestelijke leiding. De preken die hij voor hen hield, verzamelde hij op de wens van zijn oudere zuster, de heilige Marcellina, en hij gaf ze uit als boek over de maagden. Op dezelfde wijze kwam ook een boek over de weduwen tot stand.
Toen de Gothen veel slachtoffers en slaven gemaakt hadden in Oost-Europa, liet Ambrosius het gouden en zilveren altaargerei uit de kerken van zijn diocees omsmelten om met de opbrengst de slachtoffers te hulp te komen. De Arianen beschuldigden hem toen van heiligschennis maar Ambrosius antwoordde dat het niet de taak van de kerk was goud op te potten maar het te gebruiken voor de noden van haar kinderen.
Tijdens de Grote Vasten van 384 waren er veel moeilijkheden met de nieuwe, nog heel jonge keizer die, onder invloed van zijn ariaanse moeder, een ariaanse bisschop in Milaan wilde plaatsen. Ambrosius hield de kathedraal dag en nacht bezet, en om de in groten getale opgekomen gelovigen op passende wijze bezig te houden, liet hij de door hem geschreven hymnen zingen en de psalmen met antifonen ‘zoals dat in het Oosten gebruikelijk was’, zei hij. De telkens herhaalde doxologie: ‘Eer aan de Vader en aan de Zoon en aan de Heilige Geest…’ was tegelijk het solide onderricht tegenover subtiliteiten der arianen. Na enige tijd trok de keizer de troepen van de kerk terug. De energieke Ambrosius vond steeds nieuwe manieren om weerstand te bieden tegen de telkens weer opdringende staatsmacht, maar hij wilde geen rol spelen op politiek gebied.
Met Pasen werden de catechumenen die in de Vasten het onderricht hadden gevolgd, plechtig gedoopt. De beroemdste dopeling van Ambrosius is de heilige Augustinus met zijn vriend Alypius (eveneens later bisschop) zijn onwettige zoon Adeodatus, in de paasnacht van het jaar 387. Ambrosius zorgde zelf voor het onderricht, schreef theologische werken, en dichtte liturgische hymnen, waarvan het nog altijd gezongen ‘Te Deum’ de beroemdste is.
Hij heeft gedurende 23 jaar zijn diocees als een vader bestuurd. Hij was een steun voor de ongelukkigen maar trad streng op tegen de hooggeplaatsten. Van keizer Theodosios vorderde hij strenge kerkelijke boete toen deze 7000 mensen ter dood had veroordeeld om een niet zo omvangrijke opstand in Thessalonika de kop in te drukken, waarbij hij hem zei: “Ge moogt het Bloed van Christus niet drinken met lippen die zulk een verschrikkelijk vonnis hebben uitgesproken”. Hij deed veel voor de opleiding van de geestelijkheid, schreef praktische raadgevingen en was daarnaast een begaafd en geïnspireerd dichter. Hij hoorde biecht met de biechteling in zijn arm, en hij weende mee met de treurnis van de ander.
Ambrosius is gestorven in de nacht na Grote Vrijdag, de 4e april van het jaar 397, terwijl zijn lippen voortdurend bewogen in stil gebed. Zijn lichaam rust in de aan de heilige Ambrosius gewijde basiliek in Milaan.

De heilige Antonios van Sia was een welgestelde boerenzoon uit Kecht bij Archangelsk, geboren in 1477. Als jongen was hij een echt studiehoofd, hij las alle boeken die hij te pakken kon krijgen; en daarnaast was hij enthousiast bezig met het schilderen van iconen.
Na de dood van zijn ouders huwde hij een rijke erfdochter die echter reeds na een jaar overleed, misschien ten gevolge van een miskraam. Ook de adellijke schoonvader, in wiens dienst hij 5 jaar tevoren getreden was, stierf kort daarna. Antonios bleef eenzaam achter.
Nu deelde Antonios zijn bezittingen uit aan de armen en hij werd monnik in de Pachomioswoestijn. Hij leidde daar een voorbeeldig monastiek leven: altijd het eerste in de kerk, steeds ingetogen en in gebed; onvermoeibaar bij het werk, terwijl hij de nachten doorbracht in gebed. Naast het zware boerenwerk dat hij verrichtte, verzorgde hij met tederheid de zieken van het klooster. Later werkte hij in de bakkerij. Reeds na korte tijd werd hij priester gewijd, hij was toen 30 jaar oud.
Later kreeg hij zegen om met twee andere monniken in de eenzaamheid te gaan leven. Het was moeilijk een onbewoonde streek te vinden en tenslotte kwamen zij in het moerasgebied van de Witte Zee. Op een dag baden zij gezamenlijk het officie op een open plek in het woud. Zij werden toen benaderd door een plaatselijke jager, die hun de zegen vroeg. Toen hij hoorde waarnaar ze op zoek waren, geleidde hij hen langs bijna onbegaanbare paden naar een plek aan een krans van meren, waar jagers vaak klokgelui hadden gehoord en visioenen hadden gezien van monniken die bomen omhakten en bewerkten. Het was een woeste streek, met diepe ravijnen, dichte wouden, uitgestrekte moerassen en poelen. De Sia vlood van het ene diepe meer in het andere en bond ze samen tot een geweldig geheel.
Daar stichtte Antonios, aan de monding van de Sia-rivier aan het Michailov-meer, in 1524 het Drie-eenheidsklooster, waar velen monnik werden. Het werk vroeg een geweldige inspanning, alles moest gebeuren te midden van een vijandige natuur. Zij leefden van wilde planten, uitgegraven wortels, bessen, schelpdieren. Dikwijls betekende dat ernstig honger lijden. Verschillende broeders stonden in het vierde jaar op het punt de zaak op te geven en naar de bewoonde wereld terug te keren. Plotseling kwam een volkomen onbekende man aan die een kleine expeditie bij zich had en hen voorzag van olie, meel en brood, en die ook geld gaf voor de opbouw van het klooster. Hij trok daarna verder naar Novgorod, en er werd nooit meer iets van hem gehoord.
Na 20 jaar zond Antonios monniken naar Moskou om de status van het klooster te regelen. Er werd hun land toegewezen waardoor het klooster van geregelde inkomsten verzekerd was. Er kon nu ook een kerk worden gebouwd, waarvoor Antonios de icoon schilderde van de heilige Drie-eenheid. Toen de broeder die voor de kerk zorgde, vergeten had een kaars te doven die voor een icoon brandde, raakte alles in brand terwijl de broeders aan het werk waren. Toen echter bleek dat de icoon ongeschonden teruggevonden werd te midden van de as-hopen, vatte ieder weer moed, en met nog meer ijver werd alles weer opgebouwd.
Antonios werd op dringend verzoek van de broeders tot hegoumen gewijd. Hij was dagelijks het eerste in de kerk en het eerste bij het werk. Hij bleef staan gedurende de gehele dienst en leunde zelfs niet op een staf of tegen een muur. Hij hield de broeders voor alleen bij strikte noodzaak buiten het klooster te gaan en trouw hun gebedsregel in de cel te voltrekken. Hij hield van geestelijke lezing, zorgde voor boeken van de vaders: er groeide een belangrijke bibliotheek. De nachten besteedde hij aan gebed en hij nam slechts weinig rust. Zijn voedsel was even karig als van de anderen, zijn kleding oud en opgelapt. Hij hield een waakzaam oog op het werk in het klooster, de keuken en de bakkerij. Bijzondere aandacht wijdde hij aan de ziekenafdeling en hij wekte de zieken op zich bijzonder toe te leggen op het ononderbroken gebed. Sterke drank was volstrekt verboden en mocht ook niet aanvaard worden van bezoekers. Aan armen moest royaal gegeven worden. Het aantal broeders groeide tot 70.
Antonios was intussen 42 jaar oud; hij trok zich enige jaren terug in de ontoegankelijke wouden, maar op het dringend verzoek van de broeders kwam hij toch weer bij hen wonen.
Toen hij, 79 jaar oud, zijn einde voelde naderen, schreef hij zijn geestelijk testament. Als allereerste zorg moesten de broeders de onderlinge liefde bewaren. Vervolgens kwam de gehoorzaamheid, de deemoed, de volharding in de ascese en het onophoudelijk gebed. Alleen op die weg kunnen monniken werkelijk Christus volgen en tempels worden van de Heilige Geest. Tenslotte beval Antonios dat na zijn dood zijn lichaam weggeworpen moest worden in het meer, maar dit gedeelte van zijn gebod werd niet opgevolgd. Toen hij in 1556 stierf werd hij begraven en aan zijn graf geschiedden vele wonderen. Antonios geldt als een van de beschermheiligen van de iconenschilders.

De heilige martelaar Athenodoros uit Mesopotamië, die van kind af zijn leven aan God had gewijd. Tijdens de vervolging van Diokletiaan (304) werd hij aan allerlei folteringen onderworpen, en hij was reeds gestorven voordat het slotvonnis: onthoofding, ten uitvoer kon worden gebracht.

De heilige Gregorios de zwijger, afkomstig uit Servië. Hij was geboren in het begin van de 14e eeuw, ergens in de Balkan. Hij was een van degenen die werd aangetrokken door de faam van de heilige Gregorios de Sinaïet en hij was bij hem tot aan diens levenseinde. In 1350 kwam hij naar Paroria aan de Bulgaarse grens, en hij vond daar een nieuwe geestelijke vader, Hilarion, die hij op diens vlucht vergezelde naar Zagora, steeds weer vanwege de plundertochten der Turken.
Nadat ook Hilarion gestorven was, vestigde Gregorios zich met zijn langjarige metgezel, de heilige Romylos, in een kluis van de Athos- woestijn, bij de Grote Laura. Voor de broeders die onder zijn leiding wilden leven, bouwde hij in zijn nabijheid het klooster van de heilige Nikolaas, dat nu Gregoriou heet.
Maar ook hier werd hij weer door de Turken opgejaagd en hij vertrok naar Servië, waar hij met Romylos en de overige gevluchte monniken vreugdevol ontvangen werd door de vrome vorst Lazaros, die reeds vele kloosters had gebouwd in de bergstreken van zijn land. Om hun trouw aan hun geestelijke vader werden zij de ‘Sinaïeten’ genoemd. Gregorios vestigde zich in een grot, bouwde daar het klooster van Gorniak, terwijl van daaruit kloosters werden gesticht door heel Servië, waar de traditie van het Jezus-gebed in ere gehouden werd. Het is niet meer bekend waar de heilige Gregorios gestorven is.

De soldaat Agathon te Alexandrië. Toen hij de lichamen der martelaren tegen ontering in bescherming nam, werd hij zelf als christen herkend en veroordeeld.

De heilige martelaren van Afrika. In 429 viel een volksstam Vandalen, meer dan 80.000 man, het verzwakte Noord-Afrika binnen, en ontketende daarmee een tientallen jaren durende terreur tegen de orthodoxen‚ welke in wreedheid die van de Romeinse keizers ver overtrof. De Vandalen waren ariaans, niet zozeer uit godsdienstige overwegingen, maar uit fanatieke haat tegen Rome. De namen van hun opeenvolgende aanvoerders: Genseric, Huneric en Gonthamond, genieten een treurige vermaardheid. Sadisme werd aangemoedigd en verplicht gesteld. De slachtoffers werden geteld bij duizenden, en vooral de geestelijken werden op allerlei manieren uitgeroeid. Eerst na de overwinning van Justinianus, in 523, keerde de vrijheid terug, maar de vitaliteit van het christenvolk was verdwenen, en dit heeft misschien ook geleid tot overgang naar de islam in de volgende eeuwen.

Een martelares in Rome, een adellijke dame die tijdens de volksverhuizing onder dwang door een ariaanse bisschop was gedoopt. Toen ze uit het water kwam wierp ze hem minachtend een geldstuk voor de voeten, de prijs van een bad in het openbaar badhuis. Zij werd door het woedende volk verscheurd en op de brandstapel gedood.

De heilige abdis Fara (Bourgondofara). Zij was de dochter van de voornaamste raadsheer van koning Theodebert van Austrasië, en haar naam was eigenlijk haar titel: Barones van Bourgondië. In 612 bezocht de heilige Columbanus het slot, en haar vader bracht de kleine Fara bij hem om de zegen te vragen. De impulsieve Columbanus wijdde haar tegelijk toe aan de Heer.
Toen Fara de huwbare leeftijd van 14 jaar bereikte, werd er uitgezien naar een bruidegom; maar Fara werd doodziek en lag op sterven. Op dat ogenblik kwam er bezoek van de heilige Eustatius, de opvolger van Columbanus in Luxeuil. Deze verweet de vader dat hij zo inging tegen het verlangen van zijn dochter om in het klooster te treden en daardoor haar leven in gevaar bracht De vader gaf nu toe, Eustatius bad voor Fara en deze genas. Nauwelijks echter had hij Soissons verlaten of de vader ‘vergat’ zijn belofte en begon opnieuw over trouwen.
Nu liep zij weg van huis en vluchtte naar de kerk van de heilige Petros in Soissons. Haar vader zond zijn soldaten achter haar aan die moesten dreigen haar te doden als ze niet meeging. Fara zei natuurlijk: “Doe het maar, ik kan me niets beters voorstellen dan mijn leven te geven voor Hem Die Zijn leven voor mij gegeven heeft.” Zij bleef in de kerk tot Eustatius gekomen was. Deze wist opnieuw haar vader te overreden, zodat hij zelfs het benodigde land schonk voor het bouwen van een abdij. Dit werd het beroemde Faremoutier dat een grote rol vervuld heeft in de christelijke ontplooiing van Europa. Hier heeft Fara nog 40 jaar geleefd volgens de strenge regel van Columbanus‚ tot aan haar dood in 657. Haar gedachtenis wordt ook gevierd op 3 april.

De heilige Martinus en zijn opvolger Eutropius‚ abten van Saintes, 4e en 5e eeuw. Martinus was een leerling van de heilige Martinus van Tours. Hij ging als kluizenaar leven en er groeide een abdij.

Ook nog op deze dag de heilige martelaren Dometios, onthoofd; lsidoros, Akepsimas en Leo die levend zijn verbrand; Priskos, die de hongerdood gestorven is; Martinos, met bijlen omgebracht; Nikolaas, gestraft met de vuurdood; Neofytos, verdronken; Gaius en Gaien, verbrand; Polykarpos en Theodoros te Antiochië; en Servus te Tuburbum (Noord-Afrika) onder de Vandalenkoning Huneric.

Eveneens op deze dag de heilige Johannes de Vaster van het Holenklooster in Kiev, leerling van de heilige Antonios; lgnatios, monnik bij Blacherna; Algnan, bisschop van Chartres, 5e eeuw; Gerbold‚ bisschop van Bayeux, 7e eeuw; en Urbanus, bisschop van Teano (Campanië).

Door de gebeden van deze en al Uw heiligen, Heer Jezus Christus onze God, ontferm U over ons en red ons. Amen.

teksten samengesteld door archimandriet Adriaan – eeuwige gedachtenis !
illustraties door matj. Johanna – eeuwige gedachtenis !
overgenomen met toestemming van het klooster St. Jan de Voorloper in Den Haag.

Gegevens

Datum:
7 december
Evenement Categorie: