Heiligen van de dag
- Dit evenement is voorbij.
Heiligen van de dag
1 december
De heilige profeet Nahum is de zevende van de twaalf ‘Kleine Profeten’, van de stam Simeon‚ uit het dorp Elkosj. Hij profeteerde onder de koningen Hizkia en Manasse. Zijn boek behandelt vooral de volkomen verwoesting van Ninivé. de hoofdstad van het Assyrische Rijk. Deze ondergang voltrok zich, door de hand van de koning der Meden‚ in 612 voor Christus. Maar de profeet verkondigde ook Gods tederheid voor Zijn uitverkorenen: De Heer is goed‚ Hij is een toevlucht in de tijd van ellende, want Hij kent hen die zich aan Hem toevertrouwen. Ook ziet hij het ochtendgloren van Christus’ komst: Zie, op de bergen de voeten van de drager van de Blijde Boodschap die de vrede aankondigt.
Het woord Na-oem betekent: ‘rust’‚ ‘vertroosting’. Na zijn zending volbracht te hebben is de profeet in vrede ontslapen en hij werd begraven in de vaderlijke grond.
Vele profeten worden juist in deze maand herdacht omdat zij de voorboden waren van de komst van Christus in het vlees.
De heilige Filaretos de Barmhartige leefde in het dorp Amnia (Paflagonië, Klein-Azië). Hij deed zijn naam: ‘Deugdminnaar’ alle eer aan, want hij was rijk en gebruikte zijn bezit om de behoeftigen bij te staan. Hij was ervan overtuigd dat God hem aardse goederen geschonken had om hen te helpen, die Christus bij het Laatste Oordeel ‘Zijn broeders’ noemt. Want dan zullen alle aardse schatten niets meer voor ons kunnen doen.
Eens verwoestten de Ismaëlieten het gehele gebied en roofden al zijn rijkdom. Filaretos bezat alleen nog maar een kleine akker, een paard en een paar runderen, en daarmee moest hij zijn gezin in leven houden. Maar ook in deze omstandigheden hield hij zich vol vertrouwen aan Christus’ gebod. Toen zijn buurman zijn laatste rund verloor, schonk Filaretos hem een van het paar dat hem overgebleven was, zodat de ander zijn akker kon bewerken. En hij zei tegen zijn vrouw die zich beklaagde: God zal ervoor zorgen dat mijn gezin geen schade lijdt, want in de psalm (36:25) zegt David: “Ik was jong en werd oud, maar nooit zag ik een rechtvaardige volkomen verlaten, noch zijn kinderen bedelen om brood”. En met zijn zoon werkte hij nog harder dan tevoren.
Het verhaal heeft een sprookjesachtig slot. Keizerin Irene, de regentes van haar zoon Constantijn Porfyrogenetos (780-797), zond vertrouwelingen door het land om voor hem een goede vrouw te vinden. De uitverkorene was de dochter van de alom geroemde Filaretos, die op deze wijze weer tot aanzien en rijkdom kwam, want de keizer schonk hem vele bezittingen. Opnieuw kon hij zich wijden aan de zorg voor de armen. En wanneer hij feest hield, richtte hij een feestmaal aan voor armen, invaliden en noodlijdenden, waarbij hij met heel zijn gezin de tafels bediende, gehoor gevend aan Christus’ woord: “Wat ge aan Mijn geringste broeders hebt gedaan, dat hebt ge voor Mij gedaan”.
Met deze zorgen was zijn tijd volledig bezet Hij wees alle ereambten af, en toen hij op 90-jarige leeftijd zijn einde voelde naderen, maakte hij al zijn bezit te gelde om het aan de armen te kunnen uitdelen. Zo is Filaretos gestorven, rond het jaar 800, terwijl hij aan zijn kinderen de raad gaf evenzo te handelen. Hij ligt begraven in het Suda-klooster te Constantinopel.
De heilige vader Antonios de Jongere was geboren als Johan in 785 in de buurt van Jeruzalem‚ werd opgevoed door een kluizenaar in het bergland. Daarna doorliep hij een briljante carrière als gouverneur van een militaire provincie van het keizerrijk, onder Michaël II (820-829), en stond op het punt te trouwen. Maar toen kwam er een boodschap van zijn kluizenaar dat hij tot het monnikschap geroepen was.
Dit riep weer het verlangen naar een meer geestelijk georiënteerd leven in hem wakker. Johan ontvluchtte met zijn dienaar Theodoros heimelijk het grote banket dat hij had aangericht (om de aandacht af te leiden). Zij ontvingen het monnikskleed uit de handen van de styliet Eustratios, waarbij zij de namen Antonios en Sabbas kregen. Zij reisden van het ene klooster naar het andere, om aan de nasporingen van de keizer te ontsnappen. Tenslotte vestigden zij zich in een kluis op de Olympos.
Toen Antonios bij de heilige Johannes Klimakos gelezen had over de waarde van de gehoorzaamheid. werd hij monnik in een klooster te Kios, waar hem het grofste werk werd opgedragen dat hij jarenlang met toewijding verrichtte. Na de dood van de hegoumen ging Antonios weer naar de Olympos terug. ln 843 werd hij daar opgenomen in het klooster van Heraklion en van daar uit gezonden naar het metochion van het klooster in Constantinopel.
Daar leefde hij zeven jaar als recluus; daarna knoopte hij betrekkingen aan met andere monniken en ontving bezoek. Zo werd hij de geestelijke vader van generaal Petronas die zeer aan hem gehecht raakte, en bij wie hij zelfs introk, tot aan zijn laatste levensjaar. Toen trok Antonios zich weer terug in een klooster, waar hij stierf toen hij 85 jaar oud was. Petronas stierf op dezelfde dag en werd dus niet van zijn vader gescheiden.
De heilige Algeric (Agiric), bisschop van Verdun, was een gewone jongen uit dat district, maar op een of andere manier was hij in aanraking gekomen met koning Dirk van Austrasië, en deze beschouwde zich als zijn peetvader. Toen de jongen 7 jaar oud was, kwam hij dan ook al op het seminarie van Verdun; en Algeric was nog pas 33 toen hij in 554 tot bisschop van de stad werd gekozen. Hij werd door Gregorius van Tours geprezen om zijn eenvoud, zijn deugdzaam leven en om zijn liefdadigheid. Na een bestuur van 34 jaar is hij gestorven in 588.
De heilige Eligius (wat betekent: ‘Uitverkorene’), bisschop van Noyon. Hij was geboren in de buurt van Limoges (588), en werd daar reeds op jonge leeftijd leerling edelsmid. Bij de bekende Abbo leerde hij het vak tot in de puntjes, vooral het werk met goud en zilver, en ook het emailwerk‚ dat een specialiteit was van Limoges. Toen hij volleerd was, ging hij naar Parijs, waar hij een plaats kreeg bij de rijksmunt, waar blijkbaar ook gelegenheid was om zijn kunst te beoefenen.
Koning Clotarius II gaf hem een hoeveelheid goud om een troon te maken. Eligius maakte niet alleen een schitterende troon, maar had het goud daarbij zo dun uitgehamerd dat hij slechts de helft van het materiaal gebruikt had. Van de rest maakte hij daarom nog zulk een troon. Hij gaf de ene aan de koning, die het werk bewonderde en hem zijn loon uitbetaalde. Toen kwam Eligius tot aller verbazing met de tweede troon tevoorschijn. De koning was getroffen door dit bewijs van eerlijkheid en maakte Eligius tot zijn financier en vertrouwensman. Om hem nog meer aan te binden wilde Clotarius hem met de hand op de heilige relieken trouw laten zweren, doch Eligius maakte bezwaar omdat hij er niet zeker van kon zijn of hij de koning in alles met een goed geweten zou kunnen volgen. Clotarius was ruim van geest en werd hierdoor niet beledigd, ja, hij kreeg nog groter respect voor hem en verklaarde dat hij meer waarde hechtte aan het woord van Eligius dan aan de eed van ieder ander.
Hij trok zich bijzonder het lot van de slaven aan. Door de vele oorlogen werden dezen in groten getale te koop aangeboden, en Eligius kocht hele partijen op, soms wel honderd tegelijk, vooral de Saksers die blijkbaar goedkoop werden aangeboden. Hij stelde hen in vrijheid met de keuze naar hun land terug te keren of in een van de door hem begunstigde kloosters te treden. Sommigen kwamen bij hem in dienst.
Met sommigen van zijn werkvolk bad hij dagelijks de getijden. Onder hen zijn bekende namen van latere geestelijken. Altijd had hij armen aan tafel, die hij zelf bediende, en hij at slechts van de overgebleven resten. Hij was een grote man met een onschuldig en vriendelijk uiterlijk. Zijn trouwhartigheid boezemde ieder het grootste vertrouwen in.
ln die tijd was ook Ouen, een edelman, aan het hof verbonden. Hij was nog een paar jaar jonger dan Eligius en een verwante ziel, en tussen hen ontstond een diepgaande vriendschap. Ook prins Dagobert, die weldra zijn vader zou opvolgen, werd in deze vriendschap opgenomen. Deze had, toen hij koning geworden was, zulk een vertrouwen in het helder inzicht van Eligius, dat hij hem als afgezant gebruikte wanneer bijzonder moeilijke kwesties tot een oplossing gebracht moesten worden.
In deze tijd ontwikkelde zich ook het religieuze besef bij de jonge hoveling. Omwille van zijn positie, en om zijn vakmanschap te tonen, droeg hij bijzonder rijke kleding, versierd met goudborduurwerk, maar daaronder droeg hij een hemd van ruwe zakkenstof. Toen zijn positie gevestigd was, verkocht hij zijn rijke gewaden om armen te kunnen bijstaan en hij kleedde zich in heel gewone kleren, zodat de koning hem soms zijn eigen mantel omdeed zeggend, dat zij die alles weggeven omwille van Christus er niet havelozer moesten uitzien dan de wereldlingen.
Toen Dagobert zei dat Eligius alles mocht vragen wat hij wenste, vroeg deze om de bezitting Solignac in Limousin, om daar een klooster te stichten. Het was een uitgelezen plaats, op een brede landtong, omspoeld door een rivier met rotsige oevers, bestaande uit heuvelland, overdekt met bossen. Het klooster was weldra gebouwd en trok binnen enkele jaren ver over de honderd monniken aan. Zowel de regel van Benedictus als de spiritualiteit van de Ierse kloosters werd daar in ere gehouden onder het bestuur van de heilige abt Remaclus. De heilige Ouen kwam er graag en rekende het tot de beste kloosters van Frankrijk wat trouw aan de Regel en het onderhouden van de dagelijkse diensten betrof. Verder werden er allerlei ambachten tot in de perfectie beoefend.
Eligius bouwde ook andere kloosters en herbouwde ook de kerk van de heilige Martialis in Parijs. Toen deze kerk eens door brand bedreigd werd, riep Eligius uit: “Martialis, Martialis, let op je kerk want ik ben niet van plan die nog eens op te bouwen”. De heilige Martialis heeft blijkbaar goed opgelet want de kerk bleef gespaard.
Intussen bleef hij trouw aan zijn beroep. Vooral de kostbare door hem vervaardigde reliekschrijnen zijn beroemd. Maar in 640 werd hij, na een gewetensvolle voorbereiding, bisschop gewijd van Noyon en Turnhout, met jurisdictie over Gent en Kortrijk. Op 14 mei, de Litanie-Zondag, werd hij gewijd, evenals zijn vriend Ouen, die nu bisschop werd van Rouen.
In zijn bisschopsambt toonde Eligius zich even gewetensvol als in zijn handwerk. onvermoeibaar werkte hij aan de kerstening van zijn nog half-heidense Vlamingen in de streken van Doornik, Gent en Kortrijk; en de geestelijken wist hij te bezielen met werkelijke geestelijkheid. Het ging om het bestrijden van allerlei bijgelovige gebruiken welke nog in zwang waren, vooral in de streek rond Antwerpen. Zo werd hij een van de beroemdste apostelen van Vlaanderen. Maar tegelijk bleef hij werken aan zijn reliekschrijnen voor allerlei kerken in zijn bisdom.
De heilige Eligius is gestorven te Noyon, op de 1e december van het jaar 659, omringd door zijn trouwe dienaren, en betreurd door de gelovigen, die hem zeer waren toegedaan. Hij is de patroon van smeden en ijzerwerkers, maar ook van de boeren.
De heilige Castritianus, bisschop van Milaan, die te midden van de grote beroeringen welke de stad teisterden, door zijn heilige levenswandel en zijn liefderijke zorg voor allen die in nood verkeerden, een sieraad is geweest voor de kerk van Christus.
De heilige Domnolus, bisschop van Le Mans. Hij werd gerekend tot de grootste bisschoppen van zijn tijd, en was een vriend van de heilige Germanus van Parijs. Hij leefde voorbeeldig. Elk vrij ogenblik besteedde hij aan studie of aan gebed, en ook tijdens de maaltijd liet hij zich uit geestelijke boeken voorlezen. Zijn dienst aan het Altaar voltrok hij altijd met diepe ontroering. Een groot deel van de nacht gebruikte hij voor persoonlijk gebed.
Langzamerhand werd hij verzwakt door allerlei ziekten. Als hulp kreeg hij niet de door hem verlangde priester maar een hofmeier van Chilperic. Dit ontmoedigde hem zo dat hij een maand later stierf in 581, in het 36e jaar van zijn episcopaat. Zijn levenswijze had zoveel indruk gemaakt dat reeds spoedig een uitvoerige levensbeschrijving tot stand werd gebracht.
De heilige Leontius, bisschop van Fréjus (Provence). Hij was een vriend van de heilige Honoratius, de stichter van het beroemde klooster van Lerins. Cassianus droeg hem het eerste boek op van zijn ‘Conferenties’, gesprekken met de Egyptische monnikvaders. De heilige Leontius is gestorven tegen 432.
De heilige priester Diodorus met zijn diaken Marianus en nog andere christenen. Onder keizer Numerianus werd de onderaardse zandgroeve, waar zij de heilige Liturgie vierden, door een teweeggebrachte instorting versperd, en zo verwierven zij de martelkroon.
De heilige martelaar Olympiades, een oud-consul die door de heilige Firmina tot Christus was gebracht. Onder Diokletiaan werd hij te Amelia op de pijnbank ter dood gebracht
De heilige Constantinus, kluizenaar in het Maine-district. Daar was hij heengetrokken, met zijn vriend Frambourg, in de eenzaamheid van een uitgestrekt woud. De bisschop van Le Mans overreedde hem het priesterschap te aanvaarden, om van nut te zijn voor de bewoners van die streek. Zijn ijver, zachtmoedigheid, goede voorbeeld en zijn gebeden brachten velen tot bekering.
Zo raakte hij in geheel Frankrijk bekend en ook koning Clotarius kwam hem bezoeken. Kort daarna is Constantinus gestorven op de 1e december in 562, maar in Beauvais wordt hij op 2 december gevierd.
De heilige maagd Florentia was nog een jong meisje toen de verbannen heilige Hilarion haar dorp in Isaurië passeerde in het jaar 359, op weg naar een concilie in Seleucië. Hij ging de dorpskerk binnen om te bidden en daar viel Florentia te voet en smeekte om het Sacrament der wedergeboorte en dat hij haar met zich mee zou nemen. Hilarion zorgde ervoor dat zij gedoopt werd, en toen hij naar Arles terugkeerde kwam Florentia hem achterna Hilarion zat wat verlegen met het enthousiaste maar wel erg impulsieve kind, en stelde haar onder de hoede van de heilige Triasia, die als kluizenares leefde te Comblé, in de buurt van zijn landgoed. Uitgeput door de lange gebeden, het vasten en de nachtwaken, stierf Florentia binnen enkele jaren in 367.
Ook op deze dag de heilige martelaren Natalia te Constantinopel; Lucius, Rogatus, Cassianus en Candida te Rome; bisschop Proclus, onder de gothenkoning Totila onthoofd; Ananias (of: Menas) de Pers, uit Arbela. Hij werd als christen gevangen genomen, en stierf tijdens de martelingen; en Ansanus, te Rome gemarteld onder Diokletiaan. Later werd hij naar Siëna vervoerd en daar onthoofd.
Eveneens op deze dag de heilige aartsbisschoppen van Efese Onesimos (Onesiforos), Ananias en Solochonos; Joannikios Djevitsj, in Servië; Evasius, bisschop van Casale; Ursicinus, bisschop van Brescia; Theoklitos, bisschop van Sparta‚ gestorven in 870; en de monnik Florentinus.
Door de gebeden van deze en al Uw heiligen, Heer Jezus Christus onze God, ontferm U over ons en red ons. Amen.
teksten samengesteld door archimandriet Adriaan – eeuwige gedachtenis !
illustraties door matj. Johanna – eeuwige gedachtenis !
overgenomen met toestemming van het klooster St. Jan de Voorloper in Den Haag.