Heiligen van de dag
Heiligen van de dag
26 november
De heilige lnnokentios, de eerste bisschop van Irkoetsk. Hij is gestorven op 26 november 1731 en wordt herdacht op de dag van zijn heiligverklaring, 9 februari (1805).
De heilige Alypios de Styliet was geboren te Adrianoupolis in Frygië. Toen hij drie jaar oud was, stierf zijn vader, en Alypios werd toevertrouwd aan bisschop Theodoros om opgevoed te worden in de dienst van de kerk. Hij toonde zich zo begaafd, en tegelijk zo toegewijd, dat hem steeds meer zaken die met het bestuur van het bisdom te maken hadden, werden overgelaten. Zodra hij oud genoeg was, werd hij diaken gewijd, en vol ijver kweet hij zich nu van een dubbele taak. Maar in zijn hart verlangde hij steeds meer naar de eenzaamheid om in liefde te leven voor Christus alleen. Hij besloot nu zijn leven naar eigen hand te zetten. Hij vroeg zijn persoonlijk erfdeel op om het aan de armen uit te delen, en hij vertelde aan zijn moeder dat hij naar het Heilig Land wilde om daar monnik te worden. Zij maakte geen bezwaren, integendeel, zij moedigde hem aan en zei dat hij daarmee het verlangen van haar hart vervulde: reeds voor zijn geboorte had zij hem op bijzondere wijze toegewijd aan God, en daarom had zij hem ook als kind naar de bisschop gebracht.
Alypios begaf zich nu in stilte op weg, maar blijkbaar toch niet stil genoeg, want het duurde niet lang of de bisschop achterhaalde hem en bracht hem naar huis terug. Alypios bleef niet treuren maar kwam tot het inzicht dat niet alleen Palestina maar de gehele aarde geheiligd is doordat God als Mens daarop heeft geleefd. Overal zijn de heilige plaatsen te vinden: Bethlehem, Nazareth, Jeruzalem, Golgotha, ze zijn hier aanwezig zodra wij de ogen van ons hart slechts willen openen. Hij zocht daarom naar een nieuwe mogelijkheid om de innerlijke roep te volgen.
Hij verkende de omstreken en vond een dorre berg, waarop hij op wonderbare wijze een bron ontdekte waarbij hij in leven zou kunnen blijven. Enthousiast begon hij daar een kerkje en een cel te bouwen, totdat de bisschop, die hem dichter bij zich wilde hebben, tussenbeide kwam. Hij liet de bron verstoppen en het bouwsel afbreken, en weer was Alypios thuis en met allerlei taken belast en blootgesteld aan alle luidruchtige zaken die daarmee gepaard gingen, zodat zijn honger naar gebed niet kon worden gestild.
Maar Alypios had nog een andere mogelijkheid gezien. Dicht bij de stad bevond zich een verlaten heidens kerkhof, een sinistere plaats die door de mensen gemeden werd: het was daar niet pluis! Hij vestigde zich in een van de vervallen grafmonumenten. Dit werd bekroond met een hoge zuil, waarop een duivelachtige figuur prijkte, half leeuw, half stier. Hij wrikte dit beeld los en verving het door een groot houten kruis, het symbool van het lijden van Christus: de heerschappij van de duivel moest worden overgenomen door Christus, Die het rij van de satan neerwerpt. Nu liet hij zich door niets meer van zijn weg afbrengen.
Met behulp van vrienden bouwde hij een kerkje ter ere van de heilige Eufemia, die hem in een droom was verschenen en hem gezegd had dat hier zijn weg lag. Nu kon hij zich geheel wijden aan het ascetische leven. Maar juist dit feit trok de mensen, die hij had willen ontvluchten, onweerstaanbaar naar hem toe. Zijn vriendelijke aard maakte dat men zich bij hem welkom voelde, vanaf kleine kinderen tot ouden van dagen. En nu kwamen de meesten om iets veel wezenlijkers van hem te ontvangen dan de sociale hulp die hij hun vroeger kon bieden.
Alypios predikte nu het Kruis van Christus, dat de wereld overwint, maar slechts wanneer wij eraan deel hebben, wanneer wij het op ons nemen. Het staat niet opgetekend, maar het lijkt mogelijk dat hij nadacht over het Kruis als symbool van Christus’ Lijden. Toch bestaat dit kruis maar uit een paar stukken hout. Zou hij er niet zelf daadwerkelijk aan deel moeten hebben, zoals de apostel zegt, dat wij uitgenodigd worden om aan te vullen wat er nog aan Christus’ Lijden ontbreekt? Dit inzicht was toch de vreugde der martelaren? En het houten kruis, dat op deze zuil de omgeving domineerde om die te heiligen, zou het niet zinvol zijn een levend symbool van het lijden op die zuil te plaatsen?
Welke redenering Alypios ook gevolgd heeft, wij staan voor het feit dat hij op een dag een balustrade rond de top van de zuil timmerde om te verhinderen dat hij van vermoeidheid naar beneden zou vallen; en dat hij op die zuil ging staan als een levend standbeeld. Die plek, te klein om te zitten of te liggen, werd nu zijn kruis, de plaats van zijn onophoudelijke foltering. Wat de vroegere martelaren gedurende beperkte tijd van hun beulen moesten verduren, deed Alypios, om zich met de lijdende Christus te vereenzelvigen, zichzelf aan: uur na uur, dag en nacht, week na onduldbare week, in een onbegrijpelijke reeks van 53 jaren. Het zachte moederskind was een held geworden en deed wat naar mensenmaat onmogelijk is. Hier was Gods kracht zichtbaar aan het werk, en hij werd een Teken, in dubbel opzicht: van Christus’ Lijden en van Gods kracht.
Er kwamen mensen die wilden verblijven in deze zichtbare Gods-nabijheid. Zijn moeder had zich gevestigd aan de voet van de zuil, om haar zoon bij te staan in wat hij absoluut nodig had. Daarbij kwam een groep vrouwen, die zich tot een klooster vormden. Later kwamen ook monniken die aan de andere kant van de zuil hun verblijf bouwden. Vanaf zijn zuil nam Alypios deel aan de goddelijke Diensten die tot hem opklonken.
Verder gaf hij geestelijk onderricht aan de gelovigen die hem kwamen opzoeken; hij schreef brieven met raadgevingen, voorspelde vaak toekomstige dingen, bewerkte de genezing van zieken, verzoende vijanden. Armen werden gespijzigd en vezorgd door de monniken en monialen. Deze bleken echter niet altijd op hun post te zijn, want in de winter kwam eens een bedelaar bij de zuil terwijl er verder niemand aanwezig was. Alypios wierp toen zijn kleed omlaag en bleef zonder enige beschutting aan de kou blootgesteld totdat eindelijk een van de monniken het bemerkte.
De laatste 14 jaar van zijn leven raakten zijn benen verlamd, maar tegen de balustrade hangend, bleef Alypios op zijn zuil, zonder acht te slaan op de afschuwelijke zweren die hem kwelden. Met onverzettelijke moed hield hij stand totdat hij eindelijk zijn ziel teruggaf aan zijn Heer, Die hij zozeer had liefgehad. Hij stierf in de ouderdom van 99 jaar, rond het midden van de 7e eeuw.
De heilige Jakobos de Eremiet leefde in de bergen bij de stad Kyros, in de streek Antiochië. Hij leefde zonder enige beschutting, onder de blote hemel, onophoudelijk blootgesteld aan de scherpe temperatuur-wisselingen van een ruw landklimaat. Het kwam herhaaldelijk voor dat de boeren uit de omtrek hem ‘s winters opgroeven uit de sneeuw waaronder hij lag, geheel door koude bevangen.
Zijn gedachten waren uitsluitend op God gericht, daardoor vergat hij al het andere. Zijn lichaam bedwong hij door het te beladen met zware kettingen in de vorm van een kruis. Zijn tijd verdeelde hij tussen psalmgezang en innerlijk gebed. Nooit kon hij zich afzonderen en de deur achter zich sluiten, maar in vreugdevolle gastvrijheid ontving hij ieder die bij hem kwam.
Zijn volhardende strijd tegen zichzelf en tegen de verleidingen van de duivel maakte zijn geest vervuld met Gods kracht. Zijn gebed werd machtig en bracht wonderen tot stand. Hij kon anderen genezen terwijl hij zelf vaak zwaar ziek was door alles wat hij zijn lichaam aandeed. Hij wekte zelfs een dode op en zijn mening werd zo een gewichtig argument in de strijd tegen de ketterse leringen. Tenslotte is hij in vrede ontslapen.
De heilige Nikon Metanoite (“bekeert u”) werd geboren nabij Trapezunt tegen het jaar 920, op een aanzienlijk landgoed. Hij was een vroegrijpe jongen en kwam sterk onder de indruk van het grote verschil tussen de ellende waarin de landarbeiders moesten leven, en het behaaglijke lot van de weinigen die hun eigenaar waren. Het gaf hem een scherp besef van de onzekerheid van dit aardse leven: door allerlei onvoorziene omstandigheden kon hun immers eenzelfde lot treffen. En zelfs als alles goed ging, kwam er toch met absolute zekerheid een einde aan door de dood.
Hij besloot daarom afstand te doen van alles wat hem aan het aardse zou hechten, maar zijn inspanningen te richten op het bereiken van het eeuwige leven. Daarom verliet hij in stilte zijn ouders en ging naar een afgelegen klooster in het grensgebied, dat de Gouden Steen heette. Hij kwam daar aan op het ogenblik van de Heilige Liturgie en de hegoumen, die profetisch begaafd was, herkende de ware gezindheid in de jongen en bekleedde hem, zonder voorafgaande beproeving, direct met het grote engelschima Hij bleek het goed gezien te hebben, want de nieuwe monnik oogstte weldra de algemene bewondering door zijn toewijding aan de monastieke deugden, de ascese en het gebed.
Na twee jaar gaf de hegoumen hem zegen om in de kluis te gaan leven en zich uitsluitend op het gebed toe te leggen. Hoe meer hij in contact kwam met God, des te sterker groeide het besef van zijn eigen onwaardigheid, zodat hem vaak de tranen over het gezicht stroomden.
Toen hij zo twaalf jaar had geleefd, kreeg zijn geestelijk vader de ingeving dat Nikon een einde moest maken aan zijn afgescheidenheid maar dat hij de roeping had om als apostel onder het volk te gaan, om aan de mensen Gods barmhartigheid te verkondigen. Overal waar de Voorzienigheid hem heenvoerde moest hij uitroepen: “Bekeert u, want het Koninkrijk der Hemelen is nabij” (Mt. 4: 17), in navolging van de Heer en van Zijn Voorloper, de heilige Johannes de Doper. Alle broeders werden bijeengeroepen en er werd roerend afscheid genomen.
Nu trok Nikon blootsvoets en in een armzalige tuniek door Klein-Azië, terwijl hij zich in leven hield met wat eetbare dingen die hij plukte op de velden waarlangs zijn weg hem voerde. En waar hij mensen aantrof, klonk zijn “Bekeert u” met zulk een overtuigingskracht, dat allen diep onder de indruk kwamen.
Drie jaar later scheepte hij zich in voor Kreta, dat juist was vrijgekomen uit een langdurige, wrede bezetting van de Arabieren, door de overwinningen van Nikeforos Fokas. De bevolking was er in allerlei opzicht ellendig aan toe. Zeven jaar trok Nikon predikend het eiland rond en hij had daardoor een groot aandeel in de wederopbloei van het christendom.
Na deze tijd werd Zuid-Griekenland zijn werkterrein, te beginnen bij Corinthe. Vandaar trok hij steeds zuidelijker, tot hij in Sparta door zijn gebed een einde maakte aan een moorddadige epidemie, welke de bevolking teisterde. Hij trof daar een open geest aan, en besloot daar de rest van zijn leven te blijven om zijn apostolisch werk diepgang te verschaffen. Hij won de liefde van heel de bevolking, en overal waar hij kwam, stroomden de mensen naar hem toe om zijn prediking te horen en van hun kwalen genezen te worden.
Met zegen van de bisschop startte hij de bouw van een grote en prachtige kerk. Heel het volk nam deel aan de werkzaamheden die door Nikon geleid werden, die ook alle moeilijkheden uit de weg ruimde: desnoods hielp God door een wonder. Hinderlijke rotsen verdwenen, ontbrekend materiaal bleek plotseling voorhanden te zijn, er was altijd weer voedsel voor de werklieden, ofschoon dezen hem soms mishandelden als er geen geld voorhanden was.
In korte tijd was op deze wijze het werk voltooid, en Nikon had nu tot aan zijn laatste dagen een vaste plaats om te prediken en zijn bezoekers te ontvangen. Er ontstond zelfs een klein klooster voor wie zijn leerlingen wilden worden.
Tenslotte bemerkte Nikon dat zijn krachten hem begaven en dat zijn einde naderde. Hij riep zijn leerlingen en medewerkers bijeen en verhaalde hun heel zijn leven, de veelvuldige strijd die hij had moeten voeren met den boze, en de wonderen die Gods genade in hem had verricht. Hij troostte hen over zijn nabije vertrek en riep nogmaals op tot bekering om het Koninkrijk te kunnen binnengaan, waarvoor zij met alle kracht moesten vasthouden aan de liefde tegenover God en voor alle mensen. “Ontvlucht de hovaardigheid, klamp je vast aan de deemoed, heb minachting voor niemand, al is die nog zo armzalig, mijd alle kwaad, alle jaloersheid en alle haatdragendheid, maar vergeef elkaar. Bezoek volhardend de kerk en belijd vaak je zonden voor de priesters en geestelijke leiders …” Daarna bad hij tot God om bescherming voor zijn geestelijke kinderen, hief voor de laatste maal zijn handen ten hemel, en schonk zijn ziel terug aan de hemelse Vader.
Hij werd aanstonds als een heilige vereerd door de bewoners van Sparta, en nog altijd is hij de beschermer van de stad, waar zijn hooggeëerde relieken zich bevinden.
De heilige Georgios, de nieuwe martelaar van Chios. Hij was een jonge christen die vanaf zijn zevende jaar in de leer was bij een schrijnwerker. zijn baas had hem eens meegenomen naar het eiland Psaras waar hij een iconostase moest bouwen. De jongen trok op met een stel kwajongens, en ze waren bezig meloenen te stelen in een tuin. Ze werden betrapt en hij, de kleinste, die zich niet zo snel uit de voeten kon maken, werd gegrepen en naar de Turkse rechter gebracht. Uit angst voor straf nam hij de islam aan en hij kreeg de naam Ahmed.
Toen het werk klaar was, keerden ze naar huis terug. Georgios was intussen tien jaar geworden en had hevig berouw over wat hij had gedaan. Zijn vader bracht hem toen naar een vertrouwde christen in Kydonia, die het kind weer onderbracht bij een oudere vrouw die hem als haar zoon aannam. Op deze wijze werd zijn spoor uitgewist.
Georgios leefde nu weer als christen, en toen hij 22 jaar oud was, verloofde hij zich met een meisje uit de stad. Hij kreeg echter ruzie met zijn toekomstige zwager; deze liep kwaad naar de kadi en bracht de ander aan als afvallige moslim. Georgios werd gevangen genomen en mishandeld, maar hij bleef standvastig. De nacht voor de terechtstelling ontving hij de heilige Mysteriën, en hij bereidde zich voor op zijn dood. De volgende nacht kwamen de priesters en zijn vrienden bij elkaar in de kerk voor een grote nachtvigilie om kracht af te smeken voor de martelaar. En terwijl in de kerk nog de hymnen weerklonken in de vroege morgen, werd Georgios naar het executieterrein gebracht, terwijl hij onophoudelijk de Naam van Jezus en van Zijn alheilige Moeder herhaalde. Daar werd hij neergeschoten en onthoofd, in 1807.
De heilige Stylianos van Paflagonië deelde zijn bezittingen uit onder de armen en omhelsde daarna het monastieke leven. Nadat hij in het gemeenschappelijk leven moedig gestreden had en zijn standvastigheid had bewezen, nam hij zijn intrek in een grot, waar hij in grote heiligheid leefde. Hij werd de toevlucht van de zieken, vooral van de kinderen en de onvruchtbare vrouwen, tijdens zijn leven, maar ook na zijn dood.
De heilige Konrad, bisschop van Konstanz. Hij was een heilige te midden der vele militaire beroemdheden van het vorstenhuis der Welten in Duitsland. Vanaf zijn jeugd had hij verkondigd dat hij een heilige wilde worden, en hij heeft dat voornemen trouw ten uitvoer gebracht Hij werd opgevoed op de beroemde abdijschool van Konstanz, onder leiding van de bisschop van die stad. Met heel zijn hart gaf hij zich over aan de dienst van God. De oneindige wijdte der eeuwigheid was voortdurend Zijn bewustzijn en deed hem alle wereldse zaken van klein belang schijnen. Hieruit putte hij een innerlijke vrede die zijn gelaat deed stralen van een onaantastbare vreugde. Zijn gedrag had zowel een natuurlijke waardigheid als een kinderlijke eenvoud. Hij boezemde tegelijk respect en vertrouwen in.
In 934 werd hij unaniem tot bisschop gekozen, maar het duurde geruime tijd eer men hem ertoe kon brengen die keuze te aanvaarden. Nu schonk hij zijn bezittingen aan de kathedraal en aan de armen, voor wie hij werkelijk een vader was, altijd bereid om te troosten en te helpen waar hij kon. Verder besteedde hij niet veel van zijn tijd aan de materiële kant van het bisschopsambt, hij hield zich vooral bezig met de prediking, met het geloofsonderricht.
Nadat hij zijn bisdom zo 42 jaren in volhardende trouw had bestuurd, is hij in vrede ontslapen in 976.
De heilige Basolus, kluizenaar in Champagne, Verzy, stamde uit een rijke familie in Limousin. Hij ging op bedevaart naar Reims voor het graf van de heilige Remigius en om een bezoek af te leggen bij de bisschop die wel eens bij zijn ouders te gast was geweest. Deze beloofde hem te helpen bij zijn plannen voor een geestelijk leven, en eventueel plaats te verschaffen voor een kluis. Basolus ontving het monnikshabijt in de abdij van Verzy, dicht bij de stad, waar nog slechts een 12-tal monniken woonde. Reeds daar viel hij op door zijn vurige toewijding en zijn liefde voor zelfverloochening en voor de armoede. Om tot een nog volmaaktere beoefening te komen zocht hij in de wildernis te leven. Op een naburige berg bouwde hij een kerkje met een cel, en daar leefde hij 40 jaar. Toen is hij gestorven, tegen 620. Hij werd in zijn eigen kerkje begraven.
Ook nog op deze dag de heilige martelaren Ammonios te Alexandrië; Bellinus, bisschop van Padua; Didios te Alexandrië; Faustos, priester te Alexandrië; Markellos, priester te Nikomedië; en Fileas, Hesychios, Pachomios en Theodoros, bisschoppen in Egypte.
Eveneens op deze dag de heilige Silas, bisschop van Corinthe in Perzië; Amator, bisschop van Autun; Justus, 4e eeuw; Magnantia, maagd in de 5e eeuw; Martinus, monnik, 726; Maxima, maagd, 5e eeuw; Nikon, monnik in Armenië; Romphairus, bisschop van Coutances, 6e eeuw; Siricius, bisschop van Rome; en Heraklios.
Door de gebeden van deze en al Uw heiligen, Heer Jezus Christus onze God, ontferm U over ons en red ons. Amen.
teksten samengesteld door archimandriet Adriaan – eeuwige gedachtenis !
illustraties door matj. Johanna – eeuwige gedachtenis !
overgenomen met toestemming van het klooster St. Jan de Voorloper in Den Haag.