Heiligen van de dag

Laden Evenementen

« Alle Evenementen

Heiligen van de dag

23 november

De heilige Amfilochios was geboren kort na 340. Nonna, de zuster van zijn vader, was de moeder van de heilige Gregorios de Theoloog. Hijzelf was een vriend van de heilige Basilios, maar veel jonger dan deze. Heel zijn leven bleef Amfilochios de vriend en medestrijder van de drie grote hiërarchen, de Kappadocische vaders.
Na briljante studies, onder andere bij de beroemde Libanios, werd hij advocaat en hij had naam gemaakt door zijn wijsheid, welsprekendheid en onkreukbaarheid. In het bijzonder sprong hij in de bres voor de onrechtvaardig verdrukten. Zijn onwereldsheid en bereidwilligheid brachten hem ertoe een notoire misdadiger te verdedigen, en dat kostte hem zijn aanstelling, in 360.
Hij liet zich hierdoor niet terneer slaan, maar zag het als een aanwijzing om zich geheel te wijden aan de dienst van God, daarbij gehoor gevend aan de dringende aanbevelingen van Gregorios. Hij wilde zich met zijn vriend Heraclides terugtrekken in de woestijn, maar hij kon dit plan niet ten uitvoer leggen, omdat op hem de zorg lag voor zijn oude en ziekelijke vader, die alleen was achtergebleven op het familiebezit in Oziziala. Hij onderhield een uitvoerige briefwisseling met Basilios die toen als monnik leefde, en hij beproefde de beide taken zoveel mogelijk te combineren. En ook toen Basilios in 370 bisschop geworden was, wachtte Amfilochios er zich wel voor hem op te zoeken, omdat hij wel wist dat deze hem dan zou meeslepen in het kerkelijk bestuur.
Maar in 374 kon hij het toch niet langer tegenhouden en werd hij tot bisschop van Iconium gekozen, op aanraden van Basilios, die hem als een eigen zoon beschouwde. Het was de tijd van de grote christologische twisten, toen de grote denkers in de kerk alle krachten inspanden om tot een juist begrip te komen van de God-Mensheid van Christus, terwijl allerlei ketterijen actief waren om deze kern van het christelijk geloof aan te tasten. De grote Basilios stond in het brandpunt van deze strijd, en trok alle krachten aan zijn zijde die hierbij behulpzaam konden zijn. Ook Amfilochios had hierin een trouw aandeel.
Hij bezocht ook de reeds vroeg afgeleefde Basilios, en bracht hem ertoe zijn werk te schrijven over de Heilige Geest. Amfilochios hield de grote herdenkingsrede nadat Basilios in 379 gestorven was, en nam deel aan het concilie van Constantinopel in 381, waar hij de leer van Basilios over de volkomen Godheid van de Heilige Geest geïnspireerd verdedigde. Het concilie was eveneens gericht tegen de Arianen, een strijd die steeds een groot deel van zijn activiteiten uitmaakte. Hij nam ook nog deel aan het vervolg van dit concilie in 394, maar is kort daarna gestorven. Hij liet een aantal geschriften na, die in die tijd hoog gewaardeerd werden, maar daarvan zijn slechts enkele schamele resten overgebleven.

De heilige Gregorios, bisschop van Agrigentum (Sicilië), waar hij ook geboren was in het naburige Preterium in 559, tijdens het bewind van keizer Justinianos. Toen de jongen acht jaar oud was, vertrouwden zijn ouders, Chariton en Theodota, hem voor zijn opvoeding toe aan zijn peetvader, bisschop Potamiënos. Deze nam hem mee naar alle diensten in de kerk. Toen Gregorios 12 jaar was kende hij reeds alle psalmen uit het hoofd en hij werd lector gewijd. Zijn heldere stem verrukte de toehoorders, en omdat hij dag en nacht de Heilige Schrift bestudeerde, las hij ook met veel begrip. Om deze studie aan te vullen, ging hij toen hij 18 jaar oud was op pelgrimstocht naar het Heilige Land.
In Carthago vond hij reisgezelschap: drie monniken uit Rome hadden hetzelfde doel. Na een voettocht van vier maanden kwamen zij in Jeruzalem. Op reis volhardde Gregorios in zijn ascetische levenswijze: hij at slechts om de andere dag en was voortdurend bezig met de Heilige Schrift. Ook in de strenge Palestijnse kloosters oogstte zijn gedrag grote bewondering.
De drie monniken reisden na de Paasfeesten naar Rome terug, maar Gregorios bleef bij patriarch Makarios, die hem weldra diaken wijdde. Daarna leefde hij vier jaar in de woestijn, onder leiding van een oude woestijnmonnik. Tegelijk preekte hij in de diensten met zoveel gloed en met zulk een klaarblijkelijke diepe kennis, dat men hem reeds de naam ‘Tweede Chrysostomos’ begon te geven.
Daarna diende hij een jaar in het patriarchaat van Jeruzalem en eveneens een jaar in dat van Antiochië, maar toen begaf hij zich, na een nachtelijk visioen, naar Constantinopel, Daar verdiepte hij zich in de werken van de heilige Johannes Chrysostomos, en hij dreef het vasten zo ver, dat hij alleen in de weekeinden wat groenten tot zich nam.
De patriarch hoorde spreken over zijn geleerdheid, en om hem op de proef te stellen vroeg hij hem een moeilijke passage uit het werk van de heilige Gregorios de Theoloog voor te lezen en te verklaren. Gregorios had het boek niet nodig: hij zegde het betreffende hoofdstuk uit zijn geheugen op, en gaf er zulk een heldere verklaring van dat de patriarch hem bij zich hield en hele nachten met hem over de christelijke dogma’s discussieerde. Door zijn woord bracht hij ook velen die zich door verschillende ketterse leerstellingen in verwarring hadden laten brengen, tot het ware geloof terug. Hij nam ook deel aan het vijfde oecumenische concilie (Constantinopel, 553), dat weer over de volledige mensheid ging van de tweede Persoon van de Heilige Drie-eenheid, en was daar een van de vurigste verdedigers van de orthodoxie.
Nu zette Gregorios zijn reis voort naar Rome, om de graven van de apostelvorsten te vereren. Daar vond hij ook Markos‚ zijn eerste geestelijke vader, terug, aan het hoofd van het klooster van de heilige Sabbas. Maar daar kon hij zich, niet vestigen, want op dat ogenblik kwamen gezanten uit Agrigentum‚ die hem vroegen hun bisschop te zijn.
Ook als bisschop leidde hij een leven van ascese en gebed, en hij bracht veel voor anderen tot stand, dikwijls op wonderbare wijze. Maar er restte hem nog een grote beproeving. Enkele priesters werden jaloers. beschuldigden Gregorios van toverij en lieten een jonge vrouw tegen hem getuigen dat hij met haar ontucht had bedreven. Gregorios werd gevangen genomen, nadat hij het woedende volk dat hem wilde ontzetten, tot bedaren had gebracht, en men bracht hem over naar Rome. Daar was hij twee en half jaar in de gevangenis totdat zijn zaak berecht werd en zijn volkomen onschuld bleek.
Intussen was de zetel van zijn stad bezet door een ketterse bisschop, die nu verjaagd werd, maar in deze gespannen sfeer voelde Gregorios zich niet meer thuis. Hij vroeg om ontheffing van zijn taak en begaf zich naar Constantinopel, in de rustig de omgeving van het Sergios en Bacchosklooster. Toen de gemoederen tot kalmte waren gekomen, keerde hij naar zijn zetel terug, waar hij door het volk in triomf werd ingehaald. Tot aan zijn dood in 603 kon hij in vrede zijn herderstaak vervullen en zich wijden aan zijn publikaties.

De heilige Alexander Nevski, de zoon van Jaroslav II, prins van Novgorod, was geboren in 1219. Het land verkeerde in grote ellende door de invallen van de Gouden Horde uit Mongolië. De steden waren verwoest, de inwoners waren in de wouden gevlucht, de kerken waren in brand gestoken en de priesters vermoord. Jaroslav moest onderhorigheid betuigen aan de Mongolen om zijn positie te kunnen handhaven. Nadat hij gestorven was in 1246, werd hij opgevolgd door de twee oudste zonen, lsjaslav, in 1248 gedood tijdens een schermutseling met de Litauers, en Andreas II, door de Khan uit het land verdreven in 1252. Nu werd de jongste broer, Alexander, prins van Novgorod. Deze had, in 1241, de Zweden bloedig verslagen aan de oevers van de Newa, en droeg sindsdien de bijnaam ‘Nevski’.
Ook had hij het volk aan zich verknocht door in 1231, tijdens de grote hongersnood, al zijn middelen ter beschikking te stellen, en zich persoonlijk in te zetten voor de leniging van de barre nood tijdens de buitengewoon strenge winter.
Van 1237 tot 1239 drongen de tataarse ruiterbenden Rusland binnen, alles verwoestend wat zij op hun weg vonden. Wladimir werd door hen ingenomen, maar op 100 km afstand van Novgorod bogen zij af naar het zuiden, verwoestten Kiev en vestigden zich in het zuid-westen van Rusland, in de streek langs de Zwarte Zee. Gedurende twee eeuwen legden zij de Russische volkeren onmetelijk zware belastingen op, onder bedreiging anders tot een verwoestende inval te zullen overgaan.
Hoewel Novgorod door de Horde met rust werd gelaten, moest Alexander steeds weer de strijd aanbinden met aanvallers uit het westen: zowel het Zweedse koninkrijk als Litauen en de Duitse ridderorde. Op 16 juli 1240 werd Alexander met zijn kleine leger geconfronteerd met een machtige Zweedse invasie. Gesterkt door een verschijning van de heilige Boris en Gleb op de Newa, behaalde hij een roemrijke overwinning. Maar het volk van Novgorod raakte opnieuw verdeeld en verdreef de jonge prins uit hun gebied. Toen het volgend jaar echter de Duitse orde zich meester had gemaakt van Pskov en het gevaar voor Novgorod dreigend werd, schreeuwden ze in hun nood weer om Alexander, die kwam aansnellen en een nieuwe overwinning behaalde bij het Peipusmeer. Nu werd hij in triomf Novgorod binnengehaald, en de volgende vier jaar werd hij in beslag genomen door de steeds hernieuwde invallen der Litauers.
Hij was ook grootvorst van Wladimir geworden, en de macht die in zijn handen lag door het beheer over de twee belangrijkste steden uit dit gebied, gebruikte hij om meer eenheid te brengen tussen de elkaar beconcurrerende vorsten. Want deze onderlinge verdeeldheid was de oorzaak van de Russische machteloosheid tegenover de tataarse legers.
Na de dood van zijn vader werd Alexander opgeroepen om voor de Gouden Horde te verschijnen voor de tataarse Khan, samen met de andere Russische prinsen. Ofschoon hij wist dat de doodstraf stond op het niet volgen van het afgodische begroetingsritueel, verklaarde Alexander: “Vorst, ik buig mij eerbiedig voor u neer, want God heeft u de oppermacht geschonken, maar uw goden kan ik niet vereren, want ik ben christen, en ik vereer de Ene God in Drie Personen, de Schepper van hemel en aarde”. De Khan bewonderde zijn moed en toen hij gehoord had welke heldendaden Alexander had verricht, nam hij hem op als een geëerde gast.
Van daar werd hij met zijn broer doorgezonden naar de Groot-Khan in de Karakorum, het uiterste grensgebied van Mongolië. Pas in 1251 kwam hij in Novgorod terug, ziek en uitgeput van de reis, maar als bevestigde prins van Novgorod en vertrouwde bondgenoot van de invallers.
Het volgende jaar kwam prins Andreas van Wladimir in opstand tegen de Tataren. Hij sloot een bondgenootschap met de Zweden, en lokte zo afgrijselijke represailles van de Mongolen uit. Opnieuw begaf Alexander zich naar de Gouden Horde, en hij wist het gevaar af te wenden, en met de laatste reserves van de staatskas kocht hij talrijke gevangenen vrij. Nu kreeg hij de macht toebedeeld over geheel Rusland. Nog tweemaal begaf hij zich naar de Khan, om tussenbeide te komen voor het opstandige volk en verlichting te verkrijgen van de verpletterende belastingdruk.
In diezelfde jaren kwam ook sterke druk uit het westen. Paus Innocentius IV zond missionarissen naar de Russische vorstenhoven om het orthodoxe volk te bekeren, en toen Alexander weigerde het oude geloof op te geven, werd een soort kruistocht georganiseerd: in 1256 trokken de Zweedse, Deense, Finse en Duitse legers op tegen Novgorod, maar Alexander versloeg de coalitie en bezette zelfs Finland.
In 1260 werd het tataarse tribuut weer opgeschroefd, terwijl tevens manschappen werden verlangd voor een mongoolse inval in Perzië. Opnieuw trok Alexander naar de Horde en wist in Iangdurige besprekingen beide gevaren af te wenden. Maar de nauwelijks 44-jarige was aan het einde van zijn krachten, hij had zich letterlijk versleten in dienst van zijn volk. Hij werd ziek, en op de terugweg stierf hij, op 14 november 1263, nadat hij op zijn sterfbed de monniksgeloften had afgelegd.
ln dit zeer kritieke tijdperk van de bewogen geschiedenis van het Russische volk, schitterde de heilige Alexander door zijn moed en staatsmanswijsheid, zijn energie en zijn ijver voor het geloof.

De heilige Metrofanes, de eerste bisschop van Voronesj, was monnik in het SoIotnikov-klooster bij Susdal. Om zijn talenten en zijn werkkracht werd hij eerst tot hegoumen gekozen in twee verschillende kloosters, en in 1682 werd hij bisschop van Voronesj. Hier kwamen zijn gaven ten volle tot ontplooiing tijdens een zegenrijk, twintigjarig bestuur. Hij is gestorven in 1703.

De heilige Sisinios de belijder, bisschop van Cyzicus, moest bloedig voor het geloof getuigen tijdens de vervolging van Diokletiaan, tegen 304. Hij werd achter wilde paarden gebonden, gegeseld, gemarteld en in de gevangenis vergeten, tot hij vrijkwam bij de vrede van Constantijn. Als martelaar werd hij op het concilie van Nicea (325) opgeroepen om te getuigen tegen de dwaling van Arios, en de gelijke goddelijke natuur te bevestigen van de Vader en de Zoon. Niet lang daarna is hij in vrede ontslapen.

De heilige Deiniol de Jongere, bisschop van Bangor (het mooie koor) in Wales, bij het eiland Anglesey. Hij is gestorven in 615 en werd vereerd in alle kerken van Groot-Brittannië.

De heilige Trudo (Trond) toonde reeds als kind een bijzonder godsdienstige aanleg. Op een stuk grond, buiten het landgoed van zijn vader, bouwde hij van ruwe stenen een kapelletje, waar hij geregeld heenging om te bidden. Bij de dood van zijn vader vermaakte hij zijn eigendommen aan de kerk van Metz, waar hij eerst priester was gewijd. Zelf ging hij naar de heilige Remaclus, de reizende bisschop. Hij bouwde een kerk, die door de wonderen welke op zijn graf geschiedden, het middelpunt werd van een nederzetting die zich ontwikkelde tot het huidige Sint-Truiden. Daar leefde hij, samen met enkele leerlingen, en daar is hij na een heilig leven gestorven, 65 jaar oud, in het jaar 698.

Ook nog op deze dag de heilige martelaren Theodoros te Antiochië, in de 4e eeuw; Felicitas, ter dood gebracht in Rome met haar 7 zonen (zie ook 25 januari); Lamanus, gedood rond 800; en Lucretia te Merida (Spanje) onder Dacianus.

Eveneens op deze dag de heilige lschyrion, bisschop in Egypte; Helenos, bisschop van Tarsos; Amfilochios, monnik van het Holen- klooster in Kiev, en later bisschop van Wolhynië; en Clemens, 1e bisschop van Metz, rond 300.

Door de gebeden van deze en al Uw heiligen, Heer Jezus Christus onze God, ontferm U over ons en red ons. Amen.

teksten samengesteld door archimandriet Adriaan – eeuwige gedachtenis !
illustraties door matj. Johanna – eeuwige gedachtenis !
overgenomen met toestemming van het klooster St. Jan de Voorloper in Den Haag.

Gegevens

Datum:
23 november
Evenement Categorie: