Heiligen van de dag
- Dit evenement is voorbij.
Heiligen van de dag
17 november
De heilige Gregorios de Wonderdoener (Thaumaturgos), bisschop Neo-Caesarea. Hij en zijn broer, heidenen uit Pontus, uit een rijke vooraanstaand geslacht, kregen een wetenschappelijke opvoeding. Voor Gregorios (die toen nog Theodoros heette) was begaafd en hij toonde de aanleg om een groot redenaar te worden. Daar hij ook met gemak latijn had geleerd, stond hem een schitterende loopbaan aan de balie te wachten.
Hun zuster was getrouwd met de secretaris van de gouverneur van Palestina, en op haar tocht daarheen nam zij haar beide broers mee na de dood van hun vader. Theodoros was toen 14 jaar oud. De broers gingen hun studie voortzetten in Beyroet, waar een beroemde school van Romeins recht was gevestigd. Zij hoorden spreken over de grote geleerde Origenes die in 231 uit Alexandrië was gevlucht en nu een school had geopend in Caesarea. De twee jongens waren welgesteld en konden het zich veroorloven erheen te gaan om met die beroemdheid kennis te maken. Die kennismaking beviel zozeer, dat zij vijf jaar bleven om door Origenes te worden onderricht. Zij bestudeerden daar niet alleen de Bijbel maar heel de bestaande filosofie en literatuur.
Gregorios heeft een verslag gegeven van dit onderricht. Men begon met het verzamelen van alles wat de verschillende filosofen en dichters hadden gezegd over het wezen van de Godheid. Door ze met elkaar te vergelijken toonde hun leraar wat er waar was en wat dwaling in de verschillende redeneringen. En tegelijk toonde hij daarmee aan dat het menselijk redeneervermogen geen kennis genoeg bezit om te komen tot wat toch het allerbelangrijkste is: de volle waarheid over God. Want de ene theorie vernietigde de andere, de conclusies waartoe ze leidden waren vaak absurd of zelfs monsterachtig. De enige realistische mogelijkheid om tot kennis te komen is: luisteren naar wat God over Zichzelf heeft gezegd door Zijn Profeten. Zo kwamen ze tot de Heilige Schrift. En met heilig enthousiasme namen de broers zich reeds voor om hun leven in dienst te stellen van het kennen van die grote God Die Origenes hun had laten zien. ln 235 vlamde het vuur der vervolging op in het Nabije Oosten, onder Maximiaan. Origenes trok zich de beide volgende jaren in een schuilplaats terug, want hij wilde niet openlijk de marteldood zoeken, al had hij er een groot verlangen naar. Gregorios zette de volgende drie jaren zijn studies voort in Alexandrië, om die vervolgens te beëindigen in Caesarea, waar Origenes was teruggekeerd. Omstreeks deze tijd is hij ook gedoopt. Op het einde van zijn studie hield hij een openbare lofrede op zijn grote leermeester, een van de mooiste toespraken uit de wereldliteratuur. Ook uit de brieven die Origenes hem later zond, blijkt welk een innige vriendschap deze beide grote geesten verbond.
Het is geen wonder dat de tot een krachtige persoonlijkheid uitgegroeide jongeman bij zijn thuiskomst in Pontus tot bisschop gekozen werd van Neo-Caesarea. Gregorios voelde daar niets voor en zocht zijn toevlucht in het binnenland om op een stille plek een leven van gebed te leiden. Naarmate men meer achter hem heenging, veranderde hij telkens van woonplaats naar steeds eenzamer streken, maar op den duur moest hij zich gewonnen geven. Nadat hij zich een tijd van voorbereiding had bedongen, werd hij bisschop gewijd van zijn stad, een welvarende, grote, volkrijke provinciehoofdstad, waar het heidendom nog oppermachtig was. Er ging een geweldig stimulerende invloed van Gregorios uit: onmogelijke dingen gebeurden bij hem gewoon. Hij bezat een grote levenskracht en tegelijk zulk een vurig geloof dat het rechtstreeks op anderen inwerkte. Vele zieken werden wonderbaarlijk genezen. Hardnekkige twisten werden tot oplossing gebracht. De verwoestende overstromingen van de nabije rivier namen een einde op bevel van de heilige. Een menigte van onverklaarbare feiten brachten hem de naam van Thaumaturgos, Wonderdoener.
Het was niet zo dat hij maar wonderen uit zijn mouw schudde: het vroeg de inzet van heel zijn persoon. Dit bleek het duidelijkst toen na 253 de pest uit Afrika naar Klein-Azië overkwam. Ook hier verrichtten de christenen, geïnspireerd door het voorbeeld van hun bisschop, daden van heldhaftige moed. Allen verpleegden de getroffenen zonder acht te slaan op het grote besmettingsgevaar, en velen zijn het slachtoffer geworden van hun edelmoedig optreden. Dit alles maakte grote indruk op de heidenen en velen kwamen tot het geloof omdat zij deelgenoot wilden zijn van mensen die zo zichzelf vergaten om anderen te hulp te komen.
Gregorios nam deel aan het concilie van Antiochië in 265, waar Paulos van Samosate werd veroordeeld, maar zijn handtekening komt niet voor op de besluiten van het vervolg-concilie uit 270, het jaar waarin hij gestorven is, ongeveer 60 jaar oud. De heilige Gregorios van Nyssa geeft zijn werkzaamheid weer in één enkele zin: “Toen Gregorios stierf waren er in Neo-Caesarea nog 17 heidenen, hetzelfde aantal als dat der christenen die Gregorios aantrof toen hij bisschop werd”. Om de overtuigingskracht van zijn optreden werd Gregorios ook wel ‘de nieuwe Mozes’ genoemd.
De heilige Nikon van Radonesj, uit Jurjev aan de Wolga, kwam als kind in het klooster van de heilige Sergios. Deze vertrouwde hem toe aan de leiding van de grote asceet Athanasios Wyszotski, die met een kloosterstichting was belast. Nikon toonde zich een voorbeeldige monnik en streed zozeer tegen zijn eigen wil dat hij de bijnaam ‘gehoorzaamheids- minnaar’ kreeg. Hij bleef daar tot aan zijn priesterwijding op zijn 30e jaar. Toen werd hij cellenmonnik van de heilige Sergios, en na diens dood zijn opvolger als hegoumen van de beroemde Sergios-Drie-eenheids-Laura. Na enkele jaren droeg hij het bestuur over aan de heilige Sabbas en ging zelf als kluizenaar leven in het woud. Maar na zes jaar moest hij op zijn post terugkeren, toen Sabbas een nieuw klooster moest stichten. ln 1408 werd Nikon in een visioen gewaarschuwd voor de komst van de Tataren. Hij zocht met zijn monniken een veilige wijkplaats, en bij hun terugkomst vonden zij nog slechts de rokende puinhopen van het totaal verwoeste klooster. Zij zetten zich onmiddellijk aan de wederopbouw en in enkele jaren verrees er een uitgestrekt klooster, dat rijke schenkingen ontving. In 1422 was het werk klaar en werden de wonderbaarlijk gespaard gebleven relieken van de heilige Sergios overgebracht naar de nieuwe kerk met de schitterende fresco’s van de monniken Andreas Roebljev en Daniël de Zwarte.
Intussen had Nikon een hoge leeftijd bereikt en hij wenste niet langer hier op aarde te leven. Hij is gestorven in 1426, in de ouderdom van 76 jaar, en hij werd begraven dicht bij het graf van zijn beminde vader, de heilige Sergios.
De heilige Lazaros een priestermonnik van jongsaf met een bijzondere gave voor het schilderen van de heilige iconen, waardoor hij algemene beroemdheid genoot. De strijd tegen de iconen was in volle gang en ging met grote wreedheid gepaard. Keizer Theofilos liet Lazaros daarom de handen verbranden totdat zijn vingers geheel waren verteerd, om hem het iconenschilderen voorgoed onmogelijk te maken. Volgens sommige bronnen is hij aan de gevolgen daarvan overleden, in 857. Volgens een andere traditie is hij genezen en stierf hij na een tweede diplomatieke reis naar Rome (zie ook 23 februari).
De heilige Longinos leefde eind 4e, begin 5e eeuw in Egypte. Er zijn van hem enkele kernachtige spreuken bekend. Een monnik zei: “lk wil als vreemdeling gaan leven”. Hij antwoordde: “Als ge uw tong niet meester wordt, zult ge nergens vreemdeling zijn. Maar als ge hier uw tong bedwingt dan bent ge reeds een vreemdeling”. Toen de ander dan wilde gaan vasten, was zijn antwoord: “De profeet Jesaja zegt: Al buigt ge uw nek als een hoepel, uw vasten zal God niet aangenaam zijn.” En toen de ander op de derde plaats de mensen wilde ontvluchten, zei hij: “Als ge de deugd niet kunt beoefenen temidden van de broeders, dan zult ge er zeker niet toe in staat zijn wanneer ge alleen leeft”.
Over het monastieke leven zei Longinos: “Een dode oordeelt niemand, en hetzelfde geldt voor wie deemoedig wil zijn”. En van hem is ook de vermaarde spreuk afkomstig: “Geef je bloed, dan ontvang je de Geest”.
De heilige Gennadios was priester in Constantinopel en werd om zijn vrome en ongerepte levenswandel tot patriarch gekozen in 458. Hij was een trouwe behoeder van de apostolische tradities en bestreed krachtdadig het grote kwaad van de simonie, het voor geld verkopen van de kerkelijke ambten. Tijdens zijn bestuur kwam ook de verplichte zondagsrust tot stand, en hij pleitte in het algemeen voor de invloed van de kerk in het bestuur van de staat. Maar daarmee vergrootte hij tegelijk de invloed die de staat wilde uitoefenen in de kerk toen een ketterse keizer het bewind voerde. Gennadios deed toen afstand van de troon en vertrok als eenvoudige monnik op pelgrimstocht naar het Heilig Land. Op de terugreis deed hij Cyprus aan om de plaatsen te vereren waar de heilige Hilarion had gewerkt. Hij verdwaalde tijdens een sneeuwstorm en toen hij aanklopte bij het huisje van een weduwe, was deze te bang om hem open te doen. De volgende morgen vond zij de patriarch van koude gestorven voor haar deur. Zijn gedachtenis wordt ook gevierd op 31 augustus.
De heilige Gregorius, bisschop van Tours, stamde uit een beroemde familie van martelaren en heiligen. Hij was geboren in 539 en nog heel jong toen zijn vader stierf. Zijn moeder bleek echter uitstekend in staat voor zijn opvoeding te zorgen. Toen hij meerderjarig werd, kwam hij aan het hoofd van hun landgoed in Auvergne, terwijl de moeder naar het bezit in Bourgondië trok.
Gregorius, die een geestelijke opleiding had genoten bij zijn oom, werd priester gewijd, maar voordat hij zich vestigde, reisde hij verschil- lende malen naar zijn moeder in Chalons-sur-Saône. Hij vertelt hoe het reisgezelschap eens door een zwaar onweer overvallen werd. Gregorius hief de relieken die hij bij zich droeg omhoog in de richting van de zwartste wolken. Deze braken toen open en het verwachte onweer bleef uit. En juist toen hij bedacht dat de hemel misschien ook wel met zijn eigen verdiensten rekening had gehouden, struikelde zijn paard en Gregorius kwam op zijn hoofd in een diepe modderplas terecht. Dat bracht zijn eigendunk weer tot redelijker proporties terug.
In 573 werd de 34-jarige Gregorius tot bisschop gekozen van Tours. Hij was een man met wetenschappelijke aanleg, met een open oog voor alles wat rondom gebeurde en met een wel versneden pen. Verschillende malen werd hij ook belast met belangrijke diplomatieke missies, die hij tot tevredenheid van de betrokken partijen tot een goed einde wist te brengen. Daardoor was hij vaak een rechtstreeks getuige van de door hem beschreven feiten, en was hij van vele zaken bijzonder goed op de hoogte. Hij begon de geschiedenis te schrijven van zijn tijd en deed het op zulk een voortreffelijke wijze dat we juist over deze periode, van 500 tot het jaar van zijn dood in 594, met al zijn verwikkelingen, bijzonder goed zijn ingelicht.
Ook zijn gewone bisschops-plichten vervulde hij op bijzondere wijze. Hij had een vaderlijke zorg voor al zijn gelovigen, en dat uitte zich soms op onverwachte wijze. Toen de dieven, die de kerk van de vereerde heilige Martinus hadden geplunderd, gevat werden en voor het gerecht gebracht, ging hij persoonlijk naar de koning om gratie voor hen te vragen.
Toen hij stervende was, had hij gevraagd om zijn graf te maken in het gangpad van de kerk, zodat zijn naam door de vele voeten zou worden uitgewist en hij uit de herinnering zou verdwijnen. Maar er werd een monument voor hem opgericht naast het graf van de heilige Martinus.
De heilige Anianus (Aignan), bisschop van Orléans, te Vienne in Frankrijk geboren uit Romeinse ouders die gevlucht waren uit Hongarije, toen dit door de ariaanse Gothen werd bedreigd. Reeds op jonge leeftijd trok hij zich in de buurt van de stad in een kluis terug. Toen hij echter hoorde vertellen over de heilige bisschop van Orléans, Evurtius, ging hij daarheen om geestelijke leiding te vragen. Evurtius wijdde hem priester en stelde hem aan tot abt van het klooster van de heilige Laurentius.
Rond 391, toen Evurtius oud geworden was, begon hij uit te zien naar een opvolger. Daartoe riep hij de kiesgerechtigden bijeen die ieder een naam opschreven en de briefjes in een doos bij elkaar deden. Daaruit werd door een klein kind een naam getrokken. Het lot viel op Anianus. Vervolgens zocht men nadere informatie door de Bijbel op een willekeurige plaats te openen en de bovenste regel van die bladzijde te lezen. Dat leverde achtereenvolgens op, bij de psalmen: “Gezegend die Gij hebt gekozen en bij U genomen, hij zal in Uw voorhoven wonen”; bij de apostel: “Niemand kan een ander fundament leggen dan wat is neergelegd”; en in het evangelie: “Op deze rots zal Ik Mijn Kerk bouwen”. Zo was iedereen ten volle overtuigd dat Anianus de juiste keuze was. Hij werd dus gewijd en geïnstalleerd.
Zijn eerste daad was, de gouverneur van de stad te vragen alle gevangenen vrij te laten. Deze weigerde, vrij vanzelfsprekend, maar toen hij in de kerk was, raakte een steen van het gewelf los en viel vlak langs zijn hoofd naar beneden. Daar schrok hij toch van en hij bedacht toen dat het misschien toch maar beter was het verzoek van die nieuwe bisschop in te willigen. Hij opende de gevangenissen en liet iedereen vrij.
In die tijd viel Atilla met zijn Hunnen Gallië binnen. ln 451 was Frankrijk grotendeels onder de voet gelopen en lagen de Hunnen voor Orléans. De Romeinse veldheer Aetius stond aan het hoofd van een uiterst gemengde verzameling troepen: Romeinen, Galliërs, Visigothen, Bourgondiërs, Franken en Alanen, terwijl de invallers verbonden waren met Gothen, andere Bourgondiërs, Gepiden, Alanen en Franken van over de Rijn. Het was een mengeling van barbaarse stammen die elkaar de brokstukken van het uiteenvallende Romeinse rijk betwistten. Anianus zond een noodkreet naar Aetius, maar er kwam geen reactie en Orléans besloot zich over te geven om een complete afslachting te ontgaan. Terwijl de buit werd ingeladen en de groepen gevangenen onder de verschillende aanvoerders werden verdeeld, verscheen plotseling Aetius met zijn leger.
Een gevecht brak los op de oevers van de Loire en in de stad. De bevolking sloot zich bij de strijd aan en de Hunnen kwamen in de verdrukking. Atilla beval de terugtocht op de 14e juni 451. Deze datum werd nog lang gevierd als de bevrijdingsdag.
Twee jaar later stierf Anianus, 95 jaar oud. Hij werd begraven in het klooster van de heilige Laurentius.
De heilige Dionysios, bisschop van Alexandrië. Door zijn tijdgenoten werd hij ‘de Grote’ genoemd om de belangrijke rol die hij heeft gespeeld in de ontwikkeling van de Kerk van Egypte. Hij was een heidense geleerde, maar werd leerling op de beroemde catechetenschool van Origenes, waar hij in 231 zelf aan het hoofd kwam te staan, tot 248. Hij legde zich vooral toe op het bestrijden van de ketterijen en bestudeerde daarom nauwkeurig die verschillende systemen.
Nadat hij dit werk zestien jaar had verricht, werd hij tot bisschop van Alexandrië gekozen. Dit ambt heeft hij zeventien jaar vervuld, in een tijd van grote moeilijkheden en gevaren. De vervolging van Decius bereikte in die tijd haar volle hevigheid en Dionysios bleef rustig afwachten tot hem het lot zou treffen. Op het voortdurend aandringen van de gelovigen trok hij toch de stad uit om een schuilplaats te zoeken, maar hij werd toen gevangen genomen door een rondtrekkende patrouille die iedereen op de weg controleerde. Hij werd afgeleverd in het plaatsje Taposiris‚ maar de daar wonende christenen die ervan hoorden, pleegden een geslaagde overval en wisten de bisschop met twee priesters naar een veilige wijkplaats te brengen. Van daaruit bleef hij de kerk besturen, door brieven en soms door afgezanten, priesters of diakens, die met levensgevaar in de stad doordrongen.
Toch had de kerk veel te lijden, veel christenen werden bang en vielen af van het geloof. Dionysios behandelde hen met begrip en medelijden. Maar aan de tegen-bisschop Novatianos schreef hij met grote gestrengheid: “Als ge werkelijk gedwongen zijt het ambt op u te nemen, lever daarvan dan het bewijs door af te treden. Ge had liever het martelaarschap moeten aanvaarden dan de kerk te verscheuren. Het is zelfs waardevoller om voor de eenheid van de kerk te sterven dan alleen maar martelaar voor Christus te zijn, omdat men dan niet slechts voor zijn eigen ziel, maar omwille van heel de Kerk sterft”.
Toen de kerk na 252 weer vrede genoot, stelde Dionysios alles in het werk om de eenheid te herstellen. Maar er kwam alweer een nieuwe ketterij op, het Millenarisme, over een 1000-jarig aards rijk van Christus, gegrond op slecht begrepen teksten uit het Boek der Openbaring, de Apocalyps. Door zijn overtuigende welsprekendheid en kalme logica wist Dionysios dit gevaar te keren: de aanhangers lieten hun fantasieën varen de heilige Sixtus II‚ de volgende paus, kwam hij overeen dat elke kerk daarin haar eigen gebruiken mocht volgen.
Nauwelijks was deze hindernis genomen of een nieuw meningsverschil diende zich aan: het Sabellianisme. Dit ging over het Godsbegrip, de verhoudingen binnen de heilige Drie-eenheid, het diepste mysterie van het christendom, dat steeds weer tot rationalistische speculaties leidt. Sabellios bestreed de werkelijkheid van de goddelijke Personen en wilde ze tot verschijningsvormen van de ene Godheid verminderen. Dionysios begreep hoezeer hierdoor de kracht van ons geloof werd ondermijnd en reageerde uitvoerig. ln vier boeken zette hij uiteen tot welke gevolgen deze leer zou voeren en welke denkfouten eraan ten gronde lagen. Daarbij bezigde hij echter zelf uitdrukkingen die, blijkens het gebruik dat de Arianen er in de volgende eeuw van maakten, niet voorzichtig genoeg waren gesteld. Hieruit blijkt hoe moeilijk de redeneringen op dit terrein zijn, en hoe er steeds opnieuw moet worden gestreden om tot het juiste evenwicht te komen. Deze strijd gaat steeds door, en ook in onze tijd hebben wij er telkens mee te maken. Het zijn de oude ketterijen, die onder steeds nieuwe verschijningsvormen telkens weer de kop opsteken.
In 257 begon een nieuwe vervolging onder Valerianus. Dionysios werd gearresteerd. Hij beleed zijn geloof voor de rechtbank en werd verbannen naar Kephro in de Lybische woestijn, samen met een hele menigte christenen. Later werden de leiders echter overgebracht naar een eenzamer plaats, waar ze beter in het oog konden worden gehouden.
In 261, na de val van Valerianus, kwam Dionysios weer in zijn stad terug, maar daar was de bedreiging niet minder, integendeel. Er was een bloedige burgeroorlog uitgebroken, en als nasleep daarvan kwam de pest in de vervuilde stad. Nu toonde de als kamergeleerde gedoodverfde bisschop zich een energiek organisator. Hij begon zelf de zieken te verzorgen, wie het ook maar was, tot zijn krachten hem begaven. Maar zijn voorbeeld spoorde de andere christenen aan en de ziekte werd uit alle macht bestreden, terwijl de slachtoffers werden bijgestaan.
En nog eens moest Dionysios strijd leveren. Paulos van Samosate, bisschop van Antiochië, was door het bestrijden van Sabellios tot de tegenovergestelde ketterij vervallen. Dionysios kon, in zijn uitgeputte toestand, de uitnodiging van de bisschop van Palestina voor een ontmoeting in Antiochië, niet inwilligen. Wel schreef hij een dogmatische brief over deze kwestie. Het was zijn laatste werk: enkele dagen later eindigde hij op deze dag in het jaar 264 zijn welbesteed leven. Zijn geschriften zijn verloren gegaan; we kennen ze slechts door citaten bij anderen.
De heilige Florinus was de zoon van een Brit en een gedoopte Jodin. Zijn ouders waren na een pelgrimstocht naar Rome op de thuisreis getroffen door de woeste schoonheid van het Matschedal in Zuid-Tirol, en hadden zich daar gevestigd. Florinus werd priester in het Unter-Engadin. Hij stond bekend om zijn grote goedhartigheid en is gestorven in 856.
De heilige Hilda, abdis van de abdij van Hartlepool, Northumbrië. Zij was een prinses, geboren in ballingschap, maar in 617 kwam zij met haar vader naar hun land terug. Zij leidde het leven van een edelvrouw, maar toen zij 33 jaar werd, was het verlangen om zich geheel aan God te geven zo sterk in haar gegroeid, dat zij afscheid nam van de wereld, haar positie, haar familie en haar land. Haar plan was om in Frankrijk naar de abdij van Chelles te gaan, maar bisschop Aidan raadde haar aan om haar roeping in haar eigen land te beleven. Hij installeerde haar op een stuk grond waar zij een jaar doorbracht in gebed en geestelijke lezing, met enkele gezellinnen. Daarna stelde hij haar aan het hoofd van de in 645 gestichte abdij van Hartlepool. Negen jaar later stichtte zij ook een dubbel-klooster, zoals toen vaak het gebruik was, in Whitby, in 657. Deze kloosters golden als een volmaakte afbeelding van de jonge kerk in Jeruzalem: van welke afkomst men ook was, arm of rijk, allen hadden alles gemeenschappelijk en allen waren in oprechte liefde met elkaar verenigd.
Dertig jaar lang stond zij aan het hoofd van beide abdijen en zij toonde een bijzondere begaafdheid in het leiden van zielen en het consolideren van de monastieke regels. Maar haar invloed strekte zich uit in een veel wijdere kring. Bisschoppen, abten en koningen kwamen haar raad inwinnen. Ieder die haar kende, had respect voor haar helder oordeel en wijze ervaring.
Zij was echter niet slechts toegankelijk voor de groten van het land: juist de armen en misdeelden vonden bij haar een toevlucht, en zij wist vrede te brengen in allerlei ongelukkige omstandigheden. Het duurde niet lang of zij werd beschouwd als de moeder van haar land, en zo werd zij ook door allen aangesproken. En roerend was de liefde die haar zusters haar toedroegen. Niet alleen de zusters, maar ook de monniken die zich, volgens Keltisch gebruik, onder haar bestuur hadden gesteld. Zij wist hen zo te inspireren dat de monniken-abdij een kweekplaats werd van missionarissen, geleerden en bisschoppen.
De laatste zes jaren van haar leven werd zij gemarteld door een uiterst pijnlijke ziekte, die zij moedig droeg en die haar niet verhinderde haar geestelijke leiding voort te zetten. ln 679 was haar einde gekomen. In de vroege morgen van de 17e november liet zij al haar monniken en monialen bij zich roepen, vermaande hen nog eens om de evangelische vrede te bewaren, zowel onder elkander als ten opzichte van alle mensen, en ging toen over naar het eeuwige leven.
Ook nog op deze dag de heilige martelaren Gobron (Michaël) met 133 soldaten, die allen weigerden de islam aan te nemen en daarom in Kachetië (Georgië) werden onthoofd in 920; en Acisclus met zijn zuster Victoria, wreed gefolterd en gedood in Cordova onder Diokletiaan.
Eveneens op deze dag de heilige Fergus, een Ierse bisschop die het christendom predikte in Schotland, in de 8e eeuw; Zacharias de schoenmaker; Johannes de Dermokaïet deed ascese op de Olymposberg in Bithynië, begin 10e eeuw; Justinos, monnik; Maximus (Maximilianos), patriarch van Constantinopel, 431-434, die een leven van strenge ascese bleef leiden, ook op de patriarchale troon (zie ook 21 april); Gennadios, econoom (dochiarios) van het Watopedi-klooster op de Athos; Patrocles van Bourges; Ursus, Leobatius en Nicetius van Lyon; Namatius, bisschop van Vienne, 559; Ravenger (Raverein), bisschop van Séez, 682; en Eugenius, diaken te Florence.
Door de gebeden van deze en al Uw heiligen, Heer Jezus Christus onze God, ontferm U over ons en red ons. Amen.
teksten samengesteld door archimandriet Adriaan – eeuwige gedachtenis !
illustraties door matj. Johanna – eeuwige gedachtenis !
overgenomen met toestemming van het klooster St. Jan de Voorloper in Den Haag.