Heiligen van de dag
- Dit evenement is voorbij.
Heiligen van de dag
14 november
De heilige Filippos, apostel. Hij is een van de apostelen van wie we vrij veel weten door zijn vriendschap met de evangelist Johannes, die herhaaldelijk over hem schrijft (Joh. 1: 44-48; 6: 5-7; 12: 21-22; 14: 8-9). Hij behoorde tot de eersten die Jezus volgden, zijn roeping valt een dag na die van Andreas, de Eerstgeroepene. En zoals Andreas zijn broer Petros tot Christus bracht, zo kwam Filippos vol enthousiasme naar Nathanaël: “Wij hebben Hem gevonden over Wie Mozes in de Wet geschreven heeft, evenals de Profeten!” En hij moet geestelijk verwant geweest zijn met Nathanaël, bij wie hij zijn hart uitstortte en over wie Christus Zelf zei: “Zie, daar hebt ge een Israëliet in wie geen enkel bedrog is”.
Verschillende malen horen we ook hoe hij in gesprek is met Christus. Deze had hem blijkbaar de zorg toevertrouwd over de dagelijkse gang van zaken, want aan hem vroeg Hij hoe ze in de woestijn de hongerige menigte zouden spijzigen. En het was ook Filippos die zich tijdens de plechtige afscheidsrede van Christus tot Hem durfde wenden met de vraag: “Heer, laat ons de Vader zien, dan zijn we tevreden”. Duidelijk zien we hoe de apostelen nog steeds niet met zichzelf tot klaarheid gekomen waren wat ze nu eigenlijk aan Christus hadden. Heel hun hart trok naar Hem toe, zij erkenden Zijn overweldigende grootheid. Maar de rol die Hij Zichzelf toebedeelde. als de gelijke van God, dat klonk hun toch als iets onmogelijks in de oren, en zo waren zij innerlijk verscheurd. Het blijkt duidelijk uit deze hartekreet van Filippos, die wij in onze tijden van wijfelmoedigheid zo goed met hem kunnen meevoelen! Maar laten wij ons dan ook het verwijt van Christus aantrekken dat Hij tot hem richt: “Hoelang ben lk nu al bij jullie, en nog ken je Me niet, Filippos!”
Filippos moet ook een beminnelijk mens geweest zijn. Toen een groepje Grieken contact zocht met Christus, namen zij Filippos in de arm, en deze probeerde samen met Andreas de zaak te regelen.
In de Handelingen der Apostelen is bijna het gehele 8e hoofdstuk aan Filippos gewijd. Eerst zijn succesvolle prediking in Samaria, nadat de apostelen door de vervolging uit Jeruzalem waren verdreven. Zijn overwinning op de tovenaar Simon, die later de wijdingsgave voor geld dacht te kunnen kopen; en dan het gesprek met de kamerling uit Ethiopië, die zich ter plaatse liet dopen, terwijl Filippos door de Geest naar Azote werd vervoerd.
Uit dit alles blijkt de wonderlijke overtuigingskracht waarover hij mocht beschikken na de nederdaling van de Heilige Geest. Hij trok zelf als een gloedvolle stormwind door de toen bekende wereld, samen met zijn zuster Mariamna en de apostel Bartolomeos. Er zijn getuigenissen over hem in Gallilea‚ Griekenland, Arabië en zelfs Ethiopië. Tijdens de vervolging van Dometiaan werd hij te Hiërapolis gekruisigd, op zijn verzoek met het hoofd naar omlaag, omdat hij zich niet waardig achtte om rechtop, zoals Christus, aan het kruis te sterven.
Reeds vanaf de 4e eeuw begint met zijn feest de Filippos-vasten, de voorbereiding van de Kersttijd.
De heilige Gregorius Palamas, aartsbisschop van Thessalonika. Hij was geboren in Constantinopel in 1296. Zijn vader was senator en het gezin had 7 kinderen, van wie Gregorios de oudste was. Hij deed met groot succes zijn studies in filosofie, en men sprak reeds van een nieuwe Aristoteles. Maar de ernstige Gregorios zocht veel meer naar een geestelijk leven. Reeds tijdens zijn studietijd stelde hij zich onder de leiding van een bekende monnik, Theoleptos van Filadelfia, die hem de beginselen van het innerlijk gebed leerde.
Toen hij 20 jaar oud was, besloot Gregorios de wereldse zorgen te verlaten. Reeds toen bleek de macht van zijn persoonlijkheid, want twee broers, twee zusters, zijn moeder en een aantal bedienden kozen het monastieke leven. Gregorios en zijn broers trokken te voet naar de Athos en vonden onderdak in de omgeving van Watopedi.
Het monastieke leven was eigenlijk slechts een voortzetting en ontwikkeling van het leven dat hij van kinds af had geleid, zodat er geen aanpassingsmoeilijkheden waren, en Gregorios grote voortgang maakte in het geestelijk gebed. Nadat een van zijn broers en zijn geestelijke vader waren gestorven, sloot hij zich, samen met zijn andere broer, aan bij de Grote Laura. Daar werd hij aangewezen als zanger en hij volbracht die dienst met grote ijver. Daarbij leidde hij een uiterst gestreng leven: hij scheen gewichtsloos en leek soms in maanden niet te slapen.
Nadat hij zo drie jaar in de gemeenschap had geleefd, ging hij naar een kleine kellion, waar hij onder leiding van een andere Gregorios het hesychastisch gebed beoefende, het gebed van het hart.
Deze rust duurde echter niet lang, zij werden telkens lastig gevallen en bedreigd door Turkse zeerovers, waardoor ze van de Athos verdreven werden. Op weg naar de Sinaï werd hij vastgehouden in Thessalonika om leiding te geven aan een lekenkring voor geestelijk leven. Toen hij 30 jaar oud was, werd hij daar priester gewijd. Hij stichtte toen een kluizenarij in de buurt van Berea, waar hij gedurende vijf jaar in afzondering leefde gedurende vijf dagen per week. Alleen de zaterdag en zondag kwam hij bij de anderen.
Toen de streek onveilig werd gemaakt door de steeds weer invallende Serven, ging Gregorios naar de Athos terug, nu naar het kellion van de heilige Sabbas, wat hoger dan de Grote Laura. Nadat hij hier tot het mystieke schouwen was gekomen, begon hij geschriften uit te geven over het gebed. Hij celebreerde als priester de heilige Liturgie op zulk een innige wijze, dat alle aanwezigen diep geroerd werden. De monniken van het klooster Esphigmenou vroegen hem in 1335 hun hegoumen te worden, maar zijn levenswijze, en de eisen die hij stelde, waren niet geschikt voor een klooster van 200 man man, zodat hij na een jaar naar zijn kluis terugkeerde.
In die tijd was Barlaam, een monnik uit het byzantijnse Zuid-ltalië, in Griekenland aangekomen. Hij was een briljant geleerde, die zich vooral bezig hield met de theologie van de heilige Dionysios de Areopagiet, en hij werd in intellectuele kringen met open armen ontvangen. Maar de gloed van Dionysios was in zijn uitleg verdwenen, voor hem gold uitsluitend het filosofische aspect. Daardoor ergerde hij zich aan het innerlijk gebed van veel eenvoudige monniken, die hun gedachten slechts onbeholpen onder woorden konden brengen. Hij begon ze zelfs te beschuldigen van ketterij.
Gregorios schreef daarop verschillende verhandelingen waarin hij de monastieke spiritualiteit haar plaats verschafte in een wijdse dogmatische synthese. Hij toonde aan dat de ascese en het gebed het slotakkoord vormen van heel het verlossingsmysterie, en dat daardoor de doopgenade in elke christen pas ten volle tot ontplooiing wordt gebracht.
Daarin verdedigde hij ook de gefundeerdheid van de door de hesychasten gebezigde methoden waardoor het verstand gevestigd wordt in het hart. Want sinds Gods Menswording, zijn wij juist in ons door de sacramenten en de Eucharistie geheiligd lichaam, ingeplant in het Lichaam van Christus, en daar moeten wij de genade zoeken van de Heilige Geest Deze genade is de luisterrijke heerlijkheid van God Zelf, welke van Christus’ Lichaam is uitgestraald op de dag van de verheerlijking, en die nu de van hartstochten gereinigde harten doet stralen, ons werkelijk een maakt met God, ons verlicht, ons vergoddelijkt‚ en het onderpand is van de heerlijkheid die de lichamen van de heiligen zal omstralen bij de algemene opstanding.
Deze nadruk op de volle werkelijkheid van de vergoddelijking betekent bij Gregorios niet een aantasting van het feit dat God op absolute wijze alles te boven gaat en in Zijn Wezen onkenbaar blijft. Maar hij maakt daarom een nauwkeurig onderscheid tussen het onmededeelbare Wezen van God, en de eeuwige, scheppende Energieën, waardoor onze Heer ook de geschapen wezens doet deelhebben aan Zijn goddelijk zijn, Zijn leven en Zijn licht, zonder daardoor nochtans enige scheiding binnen te smokkelen in de eenheid van de goddelijke Natuur. In deze door Gregorios opnieuw onder woorden gebrachte, maar oude christelijke opvatting, is God niet het beredeneerde wezen van de filosofen, maar Hij is Liefde, levende Persoon, verterend Vuur.
Deze stralende theologische gedachten werden erkend door de monnikengemeenschap van de Heilige Berg, en vreugdevol overgenomen door de Kerk in twee Synodes die werden gehouden in de grote Hagia Sofia in 1341. Daar werd Barlaam veroordeeld, evenals het filosofisch humanisme, dat nu alleen in het Westen tot bloei zou komen. De strijd was echter nog niet geheel tot een beslissing gekomen. Er trad een nieuwe tegenstander in het veld, Akindynos, die Gregorios ervan beschuldigde theologische nieuwigheden te hebben ingevoerd met zijn onderscheid tussen Wezen en Energieën. Bij deze strijd mengde zich een burgeroorlog, waarvan de partijen zich ook van deze theologische tegenstellingen meester maakten. Het gevolg was dat Gregorios werd geëxcommuniceerd en gedurende vier jaar gevangen gezet. Hij kon echter nog wel schriftelijk de strijd voortzetten. Nadat Johannes Cantacuzenos de overhand kreeg, werd Gregorios vrijgelaten, en het volgende jaar, in 1347, tot bisschop van Thessalonika gewijd. De stad, die nog in handen van de tegenpartij was, liet hem niet toe en zo kwam Gregorios op Limnos, waar juist een pestepidemie heerste en waar hij op heroïsche wijze deelnam aan de ziekenverzorging.
Maar tenslotte kon hij zijn intrede maken in Thessalonika‚ waar hij door het enthousiaste volk met paashymnen werd ingehaald als een triomferende Christus. Hij werd een weldoener van de stad in velerlei opzicht, door zijn welsprekend woord, door zijn geestelijk onderricht en door zijn barmhartige mensenliefde. Er worden ook veel wonderbare genezingen vermeld die door zijn handen en gebed geschiedden.
Nog waren zijn avonturen niet ten einde. Op reis naar Byzantium viel hij in handen van Turkse soldaten, die hem meenamen naar Klein-Azië en hem daar een jaar gevangen hielden. Hij werd daar niet streng behandeld en kon zelfs vriendschappelijke theologische discussies voeren met islamitische godgeleerden en met de zonen van de Emir. Nadat er vanuit Servië een aanzienlijk losgeld gezonden was, kon Gregorios weer naar zijn zetel terugkeren.
Al deze belevenissen hadden zijn lichaamsreserves opgeteerd en viel ten prooi aan een langdurige ziekte. De 14e november 1359 gaf hij zijn ziel aan God terug, 63 jaar oud, terwijl zijn gelaat straalde van een bovenaards licht. Reeds negen jaar later werd hij heilig verklaard.
De heilige Justinianos en Theodora, keizer en keizerin van het Byzantijnse rijk. Hij was een soldaat van Slavische afkomst, met een helder verstand en organisatorische gaven, die in het leger was opgeklommen en ten slotte tot keizer werd uitgeroepen in 527. Hij had veel geluk in de oorlog en in de strijd tegen zijn persoonlijke vijanden, en hij koos uit heel zijn hart de zijde van de Orthodoxie.
Justinianos heeft vooral naam gemaakt op juridisch gebied door de uit allerlei tijdperken en met tegenstrijdige belangen opgestelde wetten en kerkelijke Canons tot een meer overzichtelijk geheel te bundelen in de Codex Justinianum, die eeuwenlang de grondwet is gebleven van het Rijk. Ook de positie van de kerk werd daarin tot in bijzonderheden vastgelegd. Hij leefde als een werkelijk godsdienstig mens en hij is gestorven in 565. Justinianos heeft ook het 5e oecumenische concilie bijeengeroepen van 553, te Constantinopel, dat weer de nadruk legde op de volkomen Godheid van Christus, zodat gezegd kan worden dat één uit de Drie-eenheid geleden heeft in het vlees, en dat in het vlees God gestorven is, zoals ook God geboren is. Van Justinianos stamt ook de hymne “Eniggeboren Zoon”‚ uit de Goddelijke Liturgie.
Door zijn geniale begaafdheden op allerlei terrein, van bestuur, diplomatie, strategie, financiën, recht, kunst en kerkelijke zaken, gepaard aan een ononderbroken bewind van bijna 40 jaar, was Justinianos de eigenlijke grondvester van het christelijk Byzantijns keizerrijk. Als eerste plicht beschouwde hij het beschermen van de orthodoxie en het vestigen van een harmonieuze symfonie tussen kerk en staat. Hij bezat grondige theologische kennis en schreef verschillende dogmatische verhandelingen. Onder zijn bestuur kwam er praktisch een einde aan het heidendom in het Rijk, en hij bestreed energiek de secten en ketters. Veel energie stak hij in kerkbouw allerwege, en hij liet ook de Hagia Sofia bouwen, waar de diensten een hemelse schoonheid bereikten. Ook schonk hij rijke gaven aan de kloosters van Egypte en Palestina, en hij bouwde het beroemde Catherina-klooster op de berg Sinaï.
Nog opvallender is de levensloop van Theodora, die begon als meisje van lichte zeden, een aanhangster van het monofysitisme‚ en eindigde als vrome keizerin, een steunpilaar van de orthodoxie, de trouwe medewerkster van haar man, en die ook veel initiatieven ontplooide op allerlei gebied. Zij is gestorven in 548.
De heilige Filippos van Irap was vanaf zijn 12e jaar monnik in het klooster van de heilige Komelios Komelski, die hem had gevonden toen hij door zijn ouders in het bos was achtergelaten. Toen hij daar 15 jaar overdag had gewerkt en ‘s nachts gebeden, kreeg hij zegen om als kluizenaar te gaan leven. Hij vestigde zich in een stille streek, op enkele tientallen kilometers van Wologda‚ tussen Klein- en Groot-Irap. De inwoners kwamen bij hem om naar hem te luisteren en zijn raad te vragen. Langzamerhand ontstond er het naar hem genoemde klooster, waar hij ook is gestorven in 1527.
De heilige Konstantinos van het eiland Hydra was naar Rhodos gekomen als huisbediende van de Turkse gouverneur. Hij had daar de Islam aangenomen om zich gemakkelijker door het leven te slaan. Later kreeg hij berouw en hij wilde tot Christus terugkeren. De enige manier om dit te doen zonder direct levensgevaar, was om monnik te worden op de Athos. In het Iwiron-klooster deed hij boete in strenge ascese. Later ging hij naar Constantinopel om zijn geloof openlijk te belijden, en hij werd toen na veel folteringen, waarbij hij voortdurend riep: “Gedenk mijn, Heer, in Uw Koninkrijk”, opgehangen in het jaar 1800.
De heilige Dubricius (Dyfrig)‚ bisschop van Landaff, was een prins van Herefordshire. Hij stichtte een klooster in Hentland, waar hij 7 jaar monnik was en aan het hoofd stond van een beroemde kloosterschool. Daarna vertrok hij naar het nabijgelegen Mocchros (Moccas), waar hij eveneens een school stichtte, die van alle kanten leerlingen trok; men sprak van meer dan 1000 leerlingen. Onder hen telt men verschillende heiligen. Hij is dan ook de vader van het monasticisme in Wales.
Na 470 werd hij bisschop van Landaff, en in 490 ook nog aartsbisschop van Caerleon. In zijn oude dagen deed hij afstand van zijn diocees ten gunste van de heilige David (512) en trok zich terug op het eiland Bardsey, waar hij ook is gestorven.
De heilige Albrik (Albericus) was een neef van de grote abt Gregorius van Utrecht. Hij was een briljant student geweest aan de Utrechtse kloosterschool en een vertrouweling geworden van Karel de Grote. Deze nam hem mee op zijn veldtocht in Italië, toen hij Rome tegen de Longobarden verdedigde, maar Albrik kwam nog juist op tijd in Utrecht terug om bij het sterven van Gregorius aanwezig te zijn. Met algemene stemmen werd hij aangewezen tot diens opvolger in 776. Ook hij werd, evenals zijn oom, geen bisschop gewijd, maar had als abt toch het bestuur van heel de stad in handen, zoals dit indertijd onder de heilige Willibrord aan het klooster was toegewezen.
Kort daarna vielen de Saksen Overijssel binnen, waarbij ook de kerk te Deventer in de as werd gelegd. Albrik organiseerde de wederopbouw, waarbij zijn medebroeder, de diaken Liudger, grote diensten bewees. Nu werden ook de laatste heidense tempels in de noordelijke provincies verwoest. De daarin aangetroffen schatten vervielen voor tweederde deel aan de keizer, die immers de benodigde troepen had geleverd. De rest werd gebruikt voor de bouw van nieuwe kerken.
In 777 bouwde Karel de Grote de Valkhof in Nijmegen. Uit de daar gevoerde besprekingen kwam voort dat Albrik in 778 tot bisschop van Utrecht werd gewijd. Sindsdien is deze troon altijd bezet gebleven. Maar opnieuw kwamen de Saksen in opstand en onder Wittekind werden grote verwoestingen aangericht. ln deze troebele jaren is Albrik gestorven in 784. Zijn lichaam rust in de door de heilige Willibrord gestichte monialen-abdij van Susteren.
De heilige Saens (Sidonius), abt van Caux, was een Ierse jongeman, die met Franse missionarissen naar hun klooster in Jumièges was gegaan. Daar werd hij een van de voorbeeldigste monniken. De heilige Ouen, aartsbisschop van Rouen, vatte een grote vriendschap voor hem op en stelde hem in 674 aan het hoofd van een nieuw klooster dat hij in het land van Caux had doen bouwen. Daar is hij gestorven in 689.
Ook nog op deze dag de heilige martelaren Serapion uit Alexandrië, werd in zijn eigen huis op de zolder gegrepen, barbaars mishandeld, en met gebroken ledematen uit het venster geworpen zodat hij op de straat stierf, in 249 tijdens de vervolging van Decius; Hypatios, bisschop van Gangra in Paflagonië, werd na zijn deelname aan het concilie van Nicea bij zijn thuiskomst door de Novatianen gestenigd‚ in 325; de jonge Panteleimon, nieuwe martelaar in Klein-Azië; Venerandus en de maagd Veneranda te Troyes onder Aurelianus; en vele vrouwen die te Emesa door de Arabische Mahdi gruwelijk zijn gedood.
Eveneens op deze dag de heilige Montanus, kluizenaar; Adaltrudis, maagd, 9e eeuw; Jucundus, bisschop van Bologna; en Laurentius‚ bisschop van Dublin.
Door de gebeden van deze en al Uw heiligen, Heer Jezus Christus onze God, ontferm U over ons en red ons. Amen.
teksten samengesteld door archimandriet Adriaan – eeuwige gedachtenis !
illustraties door matj. Johanna – eeuwige gedachtenis !
overgenomen met toestemming van het klooster St. Jan de Voorloper in Den Haag.